Language of document : ECLI:EU:C:2001:200

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL

F. G. JACOBS

van 5 april 2001 (1)

Zaak C-269/99

Carl Kühne GmbH & Co. KG,

Rich. Hengstenberg GmbH & Co.,

Ernst Nowka GmbH & Co. KG

tegen

Jütro Konservenfabrik GmbH & Co. KG

1.
    In deze verwijzingsbeschikking van het Landgericht Hamburg (Duitsland) wordt het Hof verzocht om de geldigheid te toetsen van gemeenschapswetgeving betreffende de registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als beschermde geografische aanduiding.

Relevante gemeenschapswetgeving

2.
    Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(2) heeft tot doel, een kader van gemeenschapsregels te scheppen voor de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen van bepaalde landbouwproducten en levensmiddelen waarvoor er een verband bestaat tussen de kenmerken van het product en de geografische oorsprong ervan.(3) Deze verordening voorziet op communautair vlak in een stelsel van registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen, dat bescherming in alle lidstaten garandeert.

3.
    Artikel 2, lid 2, bevat de algemene definitie van „oorsprongsbenaming” en „geografische aanduiding” in de zin van de verordening:

„a)    .oorsprongsbenaming’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

    -    dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

    -    waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven en waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

b)    .geografische aanduiding’: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land, die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

    -    dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land en

    -    waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven en waarvan de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden.”

4.
    Artikel 2, lid 4, bepaalt:

„In afwijking van lid 2, onder a), worden bepaalde geografische benamingen(4) van producten waarvan de grondstoffen afkomstig zijn uit een geografisch gebied dat groter is dan of verschillend is van het verwerkingsgebied, gelijkgesteld met oorsprongsbenamingen, mits:

-    het productiegebied van de grondstof afgebakend is en

-    er bijzondere voorwaarden aan de productie van de grondstoffen zijn verbonden en

-    er een controleregeling bestaat die de naleving van deze voorwaarden waarborgt.”

5.
    De eerste drie alinea's van artikel 3, lid 1, bepalen:

„Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

-    de bestaande situatie in de lidstaat waar de naam zijn oorsprong heeft en in het traditionele verbruiksgebied,

-    de situatie in andere lidstaten,

-    de relevante nationale of communautaire wetgeving.”

6.
    Artikel 3, lid 3, bepaalt:

„Vóór de inwerkingtreding van deze verordening gaat de Raad, die op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen daarover besluit, over tot de opstelling en de bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen van een indicatieve lijst van de namen van landbouwproducten en levensmiddelen die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen en krachtens lid 1 als soortnamen worden beschouwd en uit dien hoofde niet behoeven te worden geregistreerd op grond van deze verordening.”

7.
    In 1996 heeft de Commissie de Raad een voorstel voorgelegd voor de vaststelling van een indicatieve, niet-exhaustieve lijst van namen van landbouwproducten en levensmiddelen die als soortnaam worden beschouwd, als bedoeld in artikel 3, lid 3, van verordening (EEG) nr. 2081/92.(5) Het voorstel is niet aanvaard aangezien het niet de noodzakelijke meerderheid in de Raad kreeg.

8.
    Artikel 4 bepaalt dat landbouwproducten en levensmiddelen, om te worden geregistreerd, in overeenstemming moeten zijn met een productdossier. Ingevolge artikel 4, lid 2, dient het productdossier „ten minste” de gegevens te omvatten die zijn weergegeven onder a) tot en met i). Daaronder vallen:

„b)    de beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel, inclusief in voorkomend geval de grondstoffen en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en/of organoleptische kenmerken van het product of het levensmiddel;

c)    de afbakening van het geografische gebied en, in voorkomend geval, de gegevens waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 4;

d)    de gegevens waaruit blijkt dat het landbouwproduct of het levensmiddel afkomstig is uit het geografische gebied, in de zin van artikel 2, lid 2, onder a) of onder b), al naar gelang van het geval;

e)    de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product en, in voorkomend geval, de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen;

f)    de gegevens die het verband bewijzen met het geografische milieu of de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 2, onder a) of b), al naar gelang van het geval”.

9.
    De normale procedure voor de registratie van een beschermde oorsprongsbenaming of beschermde geografische aanduiding is geregeld in de artikelen 5 tot en met 7. Kort gezegd, bepaalt artikel 5 dat de aanvraag in eerste instantie op nationaal niveau moet worden ingediend en vervolgens door de lidstaat naar de Commissie wordt gezonden. Ingevolge artikel 6 „gaat de Commissie door middel van een formeel onderzoek na” of de aanvraag alle in artikel 4 genoemde gegevens bevat, en indien zij van mening is dat de benaming voor bescherming in aanmerking komt, gaat zij over tot bekendmaking van de gegevens van de aanvraag in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Voorzover relevant bepaalt artikel 7:

„1.    Binnen zes maanden na de datum van [...] bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen kan elke lidstaat tegen de registratie bezwaar aantekenen.

[...]

3.    Iedere wettig betrokken natuurlijke of rechtspersoon kan tegen de overwogen registratie bezwaar aantekenen middels toezending van een naar behoren gegronde verklaring aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar hij verblijf houdt of is gevestigd. [...]”

10.
    Artikel 13, lid 1, sub b, bepaalt dat geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

„elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals .soort’, .type’, .methode’, .op de wijze van’, .imitatie’, en dergelijke”.

11.
    Artikel 15 bepaalt dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.

12.
    Artikel 17 voorziet gedurende een overgangsperiode na de inwerkingtreding van verordening nr. 2081/92 in een vereenvoudigde procedure voor de registratie. Het luidt, voorzover relevant, als volgt:

„1.    Binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening delen de lidstaten de Commissie mee, welke van hun wettelijk beschermde benamingen of, in de lidstaten waar geen beschermingssysteem bestaat, welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij krachtens deze verordening willen laten registreren.

2.    De Commissie registreert volgens de procedure van artikel 15 de in lid 1 bedoelde benamingen die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4. Artikel 7 is niet van toepassing. Soortnamen worden evenwel niet geregistreerd.

[...]”

13.
    Artikel 18 bepaalt dat de verordening in werking treedt twaalf maanden na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze bekendmaking heeft op 24 juli 1992 plaatsgevonden.

14.
    Bij verordening nr. 1107/96(6) zijn in het kader van de vereenvoudigde procedure ongeveer 320 benamingen die in haar bijlage zijn opgenomen, geregistreerd als beschermde geografische aanduidingen of als beschermde oorsprongsbenamingen.

15.
    Verordening nr. 590/1999(7) behoort tot een reeks verordeningen(8) die gezamenlijk de bijlage bij verordening nr. 1107/96 aanvullen met ongeveer 185 benamingen. Verordening nr. 590/1999 voegt vier benamingen toe, waaronder (voor Duitsland) „Spreewälder Gurken” en „Spreewälder Meerrettich”. De eerste overweging van de considerans van verordening nr. 590/1999 luidt:

„Overwegende dat voor bepaalde benamingen die de lidstaten overeenkomstig artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 hebben meegedeeld, aanvullende informatie is gevraagd om te garanderen dat die benamingen met de artikelen 2 en 4 van de genoemde verordening in overeenstemming zijn; dat uit onderzoek van die aanvullende informatie is gebleken dat die benamingen aan de eisen van de genoemde artikelen voldoen; dat zij bijgevolg moeten worden geregistreerd en aan de bijlage van verordening (EG) nr. 1107/96 van de Commissie, laatstelijk gewijzigd bij verordening (EG) nr. 83/1999, moeten worden toegevoegd”.(9)

16.
    Zowel verordening nr. 1107/96 als alle andere verordeningen waarbij aan de bijlage bij verordening nr. 1107/96 aanvullende benamingen zijn toegevoegd, bevatten een gelijkluidende overweging in de considerans.

De feiten en het hoofdgeding

17.
    Verzoeksters produceren en verkopen ingemaakte augurken in Duitsland. Ook verweerster produceert ingemaakte augurken en verkoopt deze in de gehele Bondsrepubliek, onder meer „Jütro Gurkenfässchen” die in heel Duitsland met de toevoeging „Spreewälder Art” worden verkocht.

18.
    Het Spreewald is een gebied in de voormalige Duitse Democratische Republiek, tussen de Tsjechische grens en Berlijn, waarin de rivier de Spree stroomt. Tussen de steden Lübben en Cottbus splitst deze rivier zich in talrijke armen, zodat een door waterlopen doorsneden binnendelta ontstaat. Het vroegere dichte woud heeft gedeeltelijk plaats gemaakt voor landbouw, waarvoor de alluviale bodem van dat gletsjerdal zeer geschikt is. Het inmaken van groenten, zoals augurken, is sedert lang een traditionele activiteit in het gebied.

19.
    Verzoeksters hebben tegen verweerster een verbod op het gebruik van de benaming „Spreewälder Gurken” voor haar ingemaakte augurken gevorderd, op grond dat sedert de registratie bij verordening nr. 590/1999 van de benaming „Spreewälder Gurken” als beschermde geografische aanduiding, het gebruik van de benaming „Spreewälder Gurken” in strijd is met artikel 13, lid 1, sub b, van verordening nr. 2081/92.

20.
    Verweerster bestrijdt de geldigheid van de registratie van „Spreewälder Gurken” als beschermde geografische aanduiding.

21.
    De achtergrond van de registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als beschermde geografische aanduiding en waartegen de argumenten van verweerster met betrekking tot de geldigheid van de registratie moeten worden gezien, is de volgende.

22.
    Volgens de verwijzingsbeschikking heeft een vereniging met de naam Spreewald e.G. („Spreewaldverein”)(10) de Duitse autoriteiten in 1993 verzocht om registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als beschermde oorsprongsbenaming. De afbakening van het geografische gebied waarnaar wordt verwezen door de benaming „Spreewälder Gurken”, een eis ingevolge artikel 4, lid 2, sub c, van verordening nr. 2081/92, werd door Spreewaldverein in die aanvraag als volgt omschreven:

„het gletsjerdal van de Spree tussen de noordzijde van de stad Cottbus en de ten noorden van de stad Lübben gelegen Neuendorfersee”.

23.
    Volgens de Commissie heeft Duitsland haar bij brief van 21 januari 1994, ingekomen op 26 januari 1994, een lijst met namen gezonden in de zin van artikel 17, lid 1. Die lijst bevatte de benaming „Spreewälder Gurken”.

24.
    Volgens de Duitse regering heeft de Commissie haar (en vele andere lidstaten) in 1995 geïnformeerd dat talrijke mededelingen krachtens artikel 17 onvolledig waren, en haar verzocht om aanvullende documenten en informatie over te leggen. De Duitse regering heeft de meeste betrokken partijen dan ook tussen juli 1995 en maart 1996 verzocht, de oorspronkelijk overgelegde documenten te vervolledigen.

25.
    Volgens de verwijzingsbeschikking heeft Spreewaldverein in juli 1996 in aanvulling op haar oorspronkelijke aanvraag verzocht om registratie van de benaming „Spreewälder Gurken”, echter niet langer als een beschermde oorsprongsbenaming maar als een beschermde geografische aanduiding. Er kan worden aangenomen dat de Spreewaldverein de aanvulling heeft ingediend bij de nationale autoriteiten, die haar vervolgens naar de Commissie hebben gezonden. Als geografisch gebied werd vermeld:

„het gebied langs de Spree tussen Jänschwalde en Dürrenhofe en binnen de grenzen van een door de lokale wetgevende macht bepaald economisch gebied”.

26.
    Door deze andere afbakening werd het beschermde gebied enkele malen groter.

27.
    De aanvulling van de aanvraag vermeldde eveneens dat het aandeel augurken dat uit gebieden buiten het economisch gebied van het Spreewald werd aangevoerd, minder was dan 50 %; dit cijfer is nadien (in maart 1998) verlaagd tot 30 %. Volgens verweerster betekende het eerder genoemde vereiste dat tot 50 % van de gebruikte augurken uit gebieden buiten, maar grenzend aan, dat economisch gebied afkomstig konden zijn, terwijl het effect van het latere vereiste was dat tot 30 % overal vandaan konden komen.

28.
    Volgens de verwijzingsbeschikking hebben in de loop van de vereenvoudigde procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92 een aantal betrokken derden, voornamelijk ondernemingen in de levensmiddelenindustrie, bezwaar aangetekend tegen de aanvraag tot registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” en met name tegen de uitbreiding van het geografische gebied en het toelaten van augurken uit de randgebieden. Zij betoogden dat de in de aanvraag aangevoerde bijzondere bodemgesteldheid en klimatologische omstandigheden hooguit voor het Spreewald in engere zin, dat wil zeggen het gebied van de binnenste delta, maar niet voor het gehele economische gebied golden, en dat het verwerkte product geen grondstoffen uit andere teeltgebieden mocht bevatten.

29.
    De verwijzende rechter wijst er in de verwijzingsbeschikking op dat verweerster de geldigheid van de registratie van „Spreewälder Gurken” op drie gronden heeft aangevochten.

30.
    In de eerste plaats is de zesmaandstermijn van artikel 17, lid 1, niet in acht genomen, aangezien de Spreewaldverein in juli 1996 bij de bevoegde autoriteiten in Duitsland documenten heeft ingediend die de oorspronkelijke aanvraag wezenlijk wijzigden met betrekking tot de soort van de benaming waarvan de registratie werd verlangd, het betrokken gebied en de toegelaten herkomst van de grondstoffen voor het product.

31.
    In de tweede plaats is artikel 17 uitsluitend bedoeld voor benamingen waarvan het recht op registratie niet omstreden is. Het is niet geschikt voor de registratie van een benaming waartegen tal van betrokken derden een hele reeks bezwaren hebben geopperd, vooral met betrekking tot de afbakening van het geografische gebied.

32.
    In de derde plaats is de registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als geografische aanduiding in strijd met de artikelen 2 en 4 van verordening nr. 2081/92, aangezien de aard van het product een registratie als oorsprongsbenaming zou hebben moeten meebrengen.

33.
    Het Landgericht Hamburg deelt verweersters twijfels met betrekking tot de geldigheid van de registratie. Daarenboven wijst het Landgericht in de verwijzingsbeschikking op de volgende twee punten.

34.
    Ten eerste is het van mening dat artikel 17 in ieder geval niet toepasselijk is aangezien „Spreewälder Gurken” noch een „wettelijk beschermde”, noch een „door het gebruik algemeen gangbaar geworden” benaming is, die als zodanig in overeenstemming is met het productdossier dat de registratie ondersteunde.

35.
    Ten tweede overweegt het dat het productdossier zowel met betrekking tot het geografische gebied als met betrekking tot het toegelaten aandeel augurken van buiten het gebied geen recht doet aan de verwachtingen van de consument wat betreft de betekenis van de benaming „Spreewälder Gurken”. De registratie van de benaming, en dus de wetgeving op grond waarvan die registratie heeft plaatsgevonden, bergt derhalve een misleiding van de consumenten in zich, wat niet de bedoeling kan zijn geweest van de wetgever.

36.
    Het Landgericht Hamburg heeft bijgevolg de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vraag gesteld:

„Is verordening (EG) nr. 590/1999 van de Commissie van 18 maart 1999 tot aanvulling van de bijlage van verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening nr. 2081/92, met de benaming .Spreewälder Gurken’, verenigbaar met het gemeenschapsrecht?”

37.
    Verweerster, de Duitse en de Oostenrijkse regering en de Commissie hebben schriftelijke opmerkingen ingediend. Verzoeksters, verweerster, de Duitse regering en de Commissie hebben mondelinge opmerkingen gemaakt ter terechtzitting.

De termijn van artikel 17 van verordening nr. 2081/92

38.
    Artikel 17, lid 1, verplicht de lidstaten binnen drie maanden na de datum van inwerkingtreding van de verordening aan de Commissie mee te delen, welke van hun benamingen - wettelijk beschermde of door het gebruik algemeen gangbaar geworden - zij krachtens de vereenvoudigde procedure willen laten registreren.

39.
    Noch de verwijzende rechter, noch verweerster voert aan dat de oorspronkelijke aanvraag van Duitsland te laat is ingediend. Zoals de Commissie opmerkt, trad verordening nr. 2081/92 in werking twaalf maanden na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze bekendmaking heeft op 24 juli 1992 plaatsgevonden. Aangezien de periode van twaalf maanden echter pas de volgende dag begon te lopen,(11) verliep hij te middernacht op 25 juli 1993.(12) De verordening trad derhalve in werking op 26 juli 1993, en de termijn van zes maanden verliep te middernacht op 26 januari 1994. Aangezien de door Duitsland verstrekte lijst met mededelingen in de zin van artikel 17, lid 1, de Commissie op 26 januari 1994 bereikte, is de termijn in acht genomen.

40.
    Vaststaat echter dat Duitsland ongeveer twee en een half jaar later aanzienlijke wijzigingen in het productdossier ten opzichte van de oorspronkelijke aanvraag heeft ingediend en om registratie heeft verzocht van de benaming „Spreewälder Gurken” als een geografische benaming en niet als een oorsprongsbenaming. De verwijzende rechter vraagt zich af of onder die omstandigheden de termijn van zes maanden in acht is genomen.

41.
    De Duitse en de Oostenrijkse regering alsook de Commissie betogen dat artikel 17, lid 1, de lidstaten enkel verplicht om de te registreren benamingen aan de Commissie mee te delen. De termijn van zes maanden geldt niet voor aanvullende informatie en wijzigingen in de reeds verstrekte informatie. Die termijn is bijgevolg in acht genomen.

42.
    De Duitse en de Oostenrijkse regering voegen daaraan toe dat de lidstaten van Noord-Europa in het verleden in het algemeen geen registers van beschermde benamingen kenden: de bescherming werd verzekerd door de wetgeving inzake misleidende praktijken. Eerst nadat de verordening in werking was getreden, werd het voor die lidstaten noodzakelijk een lijst van de bestaande benamingen op te maken en te bepalen of het om oorsprongsbenamingen of geografische aanduidingen ging. Het zou derhalve niet realistisch zijn geweest, te verlangen dat volledige en definitieve productdossiers binnen een dergelijke korte termijn aan de Commissie werden gezonden. Dat zou eveneens in het nadeel zijn geweest van de staten die geen gebruik konden maken van een bestaand register. De overgangsprocedure krachtens artikel 17 heeft voortgeduurd tot aan het Commissiebesluit over de registratie. Tot dat moment bepaalde de Commissie het verloop van de procedure en kon zowel wijzigingen in de uitgangspunten van de aanvraag accepteren als om aanvullende relevante informatie verzoeken teneinde te bepalen of de aanvraag aan de artikelen 2 en 4 voldeed.

43.
    Ik ben het op dit punt eens met de Duitse en Oostenrijkse regering en de Commissie. Het is naar mijn mening niet realistisch om van lidstaten die niet beschikten over een register van benamingen, te verwachten dat zij de Commissie binnen zes maanden na inwerkingtreding van de verordening (of ook binnen 18 maanden na publicatie van de verordening) alle voor een registratiebesluit noodzakelijke informatie en documenten ter beschikking stelden, met name gezien de tijd die nodig is opdat de betrokken partijen de (zoals ik zal bepleiten) noodzakelijke procedurele waarborgen op nationaal vlak kunnen uitoefenen. Het ingevolge artikel 4 van de verordening verplichte productdossier vereist „ten minste” op negen specifieke punten(13) gedetailleerde informatie. Volgens de niet betwiste verklaring van verweerster ter terechtzitting zijn aan de Commissie alleen al door Duitsland meer dan 1 000 benamingen krachtens artikel 17, lid 1, meegedeeld; dat getal komt overeen met het uittreksel van een lijst met dergelijke benamingen dat de Commissie bij haar schriftelijke opmerkingen heeft gevoegd.

44.
    Het is juist dat de mededeling van een wijziging in de oorspronkelijke aanvraag door een lidstaat - in dit geval een verzoek om registratie als geografische aanduiding in plaats van als een oorsprongsbenaming, een wijziging van de omvang van het gebied en een wijziging van het toegelaten aandeel gebiedsvreemde grondstoffen - als iets heel anders dan de toezending van informatie of documenten ter aanvulling van de oorspronkelijke aanvraag kan worden beschouwd. Niettemin is het mededelen van dergelijke wijzigingen na het verstrijken van de termijn van zes maanden naar mijn mening geoorloofd. Er dient te worden bedacht dat het door de verordening ingevoerde stelsel nieuw was: zelfs de lidstaten waarvan het bestaande systeem ter bescherming van benamingen was gebaseerd op registratie, hoefden hun beschermde benamingen niet noodzakelijkerwijs op dezelfde wijze als de verordening hebben ingedeeld; a fortiori kon van de lidstaten die tot dan geen systeem van registratie kenden, redelijkerwijs niet verwacht worden dat zij vóór de toezending van hun lijst van benamingen overeenkomstig artikel 17, definitief hadden bepaald of een bepaalde benaming als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding diende te worden beschermd. Deze lidstaten beschikten waarschijnlijk evenmin over voldoende gegevens om onmiddellijk de exacte omvang van het te bestrijken gebied definitief te kunnen vaststellen.

45.
    Ik concludeer bijgevolg dat de wijziging van de oorspronkelijke aanvraag na het verstrijken van de termijn van zes maanden de geldigheid van de bestreden verordening niet heeft aangetast.

De toepasselijkheid van artikel 17 op omstreden benamingen

46.
    Verweerster en de verwijzende rechter betwijfelen of artikel 17 toepasselijk is wanneer - zoals in het onderhavige geval - derden op nationaal vlak bezwaren hebben aangevoerd tegen de registratie van de betrokken benaming.

47.
    De Commissie voert aan, dat artikel 17, lid 2, in het kader van de „vereenvoudigde” procedure uitdrukkelijk de toepassing uitsluit van artikel 7, volgens hetwelk de betrokken derden in het kader van de „normale” procedure tegen een voorgenomen registratie bezwaar kunnen aantekenen. Toch kunnen ook in de vereenvoudigde procedure bezwaren worden aangevoerd, aangezien volgens artikel 15 van de verordening de Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie heeft dit comité gehoord, toen zij de aanvraag tot registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” heeft onderzocht.

48.
    De Duitse regering betoogt, dat het enkele feit dat er over de registratie van een benaming verschil van mening bestaat, niet betekent dat de vereenvoudigde procedure niet van toepassing is. In een dergelijk geval zijn de lidstaten ervoor verantwoordelijk dat de betrokken partijen worden gehoord. In de onderhavige zaak heeft de Duitse regering kennis genomen van de bezwaren van de betrokken partijen en de aangeroerde problemen zorgvuldig onderzocht. Zij is echter tot de conclusie gekomen, dat die problemen niet eraan in de weg stonden dat de benaming werd beschermd.

49.
    Naar mijn mening wijst niets erop dat de vereenvoudigde procedure van artikel 17, lid 1, alleen kan worden toegepast op de registratie van benamingen die niet omstreden zijn. Een dergelijk criterium zou onhanteerbaar kunnen blijken. De Commissie is niet in staat na te gaan of alle krachtens artikel 17, lid 1, ingediende aanvragen tot registratie - die, zoals gezegd, de 1 000 overstegen - op nationaal vlak niet omstreden zijn.

50.
    Het is echter van essentieel belang dat betrokken derden de gelegenheid hebben op nationaal vlak opmerkingen te maken over iedere benaming, alvorens de betrokken lidstaat de lijst van benamingen waarvan hij de registratie wenst, krachtens artikel 17, lid 1, toezendt aan de Commissie. Zoals het Hof in de zaak Molkerei Großbraunshain(14) in het kader van de „normale” procedure overeenkomstig artikel 5 van de verordening voor de registratie van een benaming heeft geoordeeld, dienen geschillen tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de registratie van een benaming heeft aangevraagd, en een natuurlijke of een rechtspersoon die in deze lidstaat woont of is gevestigd, te worden beslecht voordat de betrokken lidstaat de aanvraag overeenkomstig artikel 5 toezendt aan de Commissie.(15) Wanneer de bevoegde autoriteit van deze lidstaat geen rekening houdt met de opmerkingen van een in zijn wettig belang geraakte marktdeelnemer ten aanzien van de registratieaanvraag, dan dient de marktdeelnemer zich tot de nationale rechter te wenden om te laten vaststellen dat de bevoegde autoriteit in strijd met de verordening heeft gehandeld.(16)

51.
    Dat vereiste van rechtsbescherming op nationaal vlak is, zoals het Hof in de zaak Molkerei Großbraunshain heeft duidelijk gemaakt, onafhankelijk van de procedure van artikel 7 van de verordening. Die procedure is uitsluitend bedoeld om geschillen tussen lidstaten te beslechten.(17)

52.
    In afwijking van de opvatting van de Commissie kan de betrokkenheid van het comité dat krachtens artikel 15 van de verordening dient te worden ingesteld, evenmin de correcte behandeling van bezwaren op nationaal vlak, alvorens de aanvraag voor registratie wordt toegezonden, vervangen. Dat comité is bedoeld om een nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie te bevorderen.(18) Het advies van het comité is bovendien niet bindend voor de gemeenschapswetgever.(19)

Bepaalt de lidstaat of de Commissie of een benaming als „oorsprongsbenaming” of als „geografische aanduiding” moet worden geregistreerd?

53.
    Verweerster en de verwijzende rechter zijn van mening dat de registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als geografische aanduiding in strijd kan zijn met de artikelen 2 en 4 van verordening nr. 2081/92 daar zij, gezien de aard van het product en de verwachtingen van de consumenten, als een oorsprongsbenaming had moeten worden geregistreerd: de benaming „Spreewälder Gurken” houdt voor de consumenten in dat daarmee augurken afkomstig uit het Spreewald stricto sensu worden bedoeld en die dus van bijzondere kwaliteit zijn; de benaming wordt niet als verwijzing naar het fabricageproces of het recept opgevat.

54.
    Verweerster stelt dat naar analogie van de beslissing van het Hof in het Feta-arrest(20), de Commissie bij een aanvraag tot registratie van een benaming krachtens artikel 17 van de verordening dient na te gaan of aan de in artikel 2 van de verordening gestelde eisen is voldaan. In het onderhavige geval heeft de Commissie niet gepoogd vast te stellen of de voorgestelde benaming aan die eisen voldeed, maar - na ontvangst van het gewijzigde productdossier - enkel het standpunt van de Duitse regering overgenomen, dat de benaming moest worden geregistreerd als geografische aanduiding.

55.
    Indien de „kwaliteit of de kenmerken” van de in het Spreewald stricto sensu geteelde augurken „hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven” in de zin van artikel 2, lid 2, sub a, van de verordening, zou naar de mening van verweerster de benaming geregistreerd hebben moeten worden als oorsprongsbenaming, met daaraan verbonden de voorwaarde dat alle augurken uit het Spreewald stricto sensu afkomstig moeten zijn. Indien daarentegen „een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk” van de augurken „aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven” - namelijk aan het feit dat zij afkomstig zijn uit het economisch gebied en niet uit het Spreewald stricto sensu - in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, is het enkele feit dat uit andere gebieden afkomstige augurken in het economisch gebied van het Spreewald worden verwerkt niet voldoende om de benaming onder die bepaling te laten vallen, aangezien de verwerkingsmethode evenzeer door producenten van ingemaakte augurken buiten het economisch gebied zou kunnen worden gegarandeerd.

56.
    Verweerster voegt daaraan toe dat de Commissie ook artikel 3 van de verordening in aanmerking had moeten nemen en zich ervan had moeten overtuigen dat de benaming „Spreewälder Gurken” geen soortnaam was geworden, in de zin dat deze thans enkel aangeeft dat de als zodanig verkochte augurken overeenkomstig een bepaald recept zijn ingemaakt. In dat geval kunnen aldus genaamde augurken legitiem overal vandaan komen, onder de voorwaarde dat dat recept is gevolgd.

57.
    De Duitse regering voert aan dat de benaming „Spreewälder Gurken” in principe of als een oorsprongsbenaming ingevolge artikel 2, lid 2, sub a, van de verordening of als een geografische aanduiding ingevolge artikel 2, lid 2, sub b, kan worden beschermd. Beide bepalingen zijn van toepassing op landbouwproducten en levensmiddelen „afkomstig [...] uit die streek, die bepaalde plaats of dat land”. Artikel 2, lid 2, sub b, staat uitdrukkelijk bescherming van een landbouwproduct toe dat uitsluitend in een bepaald gebied is verwerkt: de mate van verwerking is niet relevant. Wanneer voor een verwerkt product bescherming als geografische aanduiding wordt verzocht, is alleen vereist dat het eindproduct uit het aangegeven geografisch gebied afkomstig is. De Duitse regering stelt dat zij na een zorgvuldig onderzoek van alle feiten, inclusief de publieke opinie, tot de conclusie is gekomen dat de benaming „Spreewälder Gurken” een geografische aanduiding is en geen oorsprongsbenaming.

58.
    Zowel de Oostenrijkse regering als de Commissie zijn van mening dat het aan de lidstaat is om in de aanvraag op te geven of hij om registratie van een benaming als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding verzoekt; of de benaming wordt geregistreerd in de gewenste vorm, hangt af van de vraag of wordt voldaan aan de voor die vorm geldende voorwaarden.

59.
    Naar mijn mening blijkt uit de tekst van artikel 17 dat het weliswaar in eerste instantie de lidstaat is die aangeeft of registratie van een bepaalde benaming als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding wordt gewenst, maar dat de Commissie, alvorens die benaming onder de ene dan wel de andere categorie te registreren, dient na te gaan of die benaming voldoet aan de vereisten van artikel 2, lid 2, sub a, of artikel 2, lid 2, sub b, en of het productdossier bij de aanvraag in overeenstemming is met artikel 4.

60.
    Artikel 17, lid 2, bepaalt uitdrukkelijk dat de Commissie „[de] benamingen [registreert] die overeenkomen met de eisen van de artikelen 2 en 4”. Artikel 4 noemt de minimumeisen die voor het productdossier gelden, waaraan moet zijn voldaan opdat een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding mag worden gebruikt. Uit deze eisen blijkt duidelijk dat de lidstaten die de aanvraag indienen, moeten aangeven wat voor soort registratie wordt gewenst.(21) Artikel 2 definieert wat wordt bedoeld met „oorsprongsbenaming” en „geografische aanduiding”. Alvorens de Commissie de ingediende benaming krachtens artikel 17, lid 1, registreert, dient zij derhalve na te gaan of de benaming aan die definitie voldoet.(22) Bijgevolg is de vraag of de Commissie, in tegenspraak met de stellingen van verweerster, in het onderhavige geval haar taak om na te gaan of is voldaan aan de artikelen 2 en 4, juist heeft vervuld.

61.
    Wat de definitie van artikel 2, lid 2, betreft, lijken alle partijen die in het onderhavige geval opmerkingen bij het Hof hebben ingediend, het erover eens dat volgens artikel 2, lid 2, sub b, anders dan volgens artikel 2, lid 2, sub a, een levensmiddel uitsluitend omdat het wordt verwerkt (of geproduceerd of bereid) in dat gebied, geacht wordt afkomstig te zijn uit het betrokken geografische gebied, ook al zijn de grondstoffen van elders afkomstig. Ik kan dat onderscheid niet duidelijk uit artikel 2, lid 2, opmaken, hoewel het lijkt te worden bevestigd door de tekst van artikel 2, lid 4. Artikel 4, lid 2, sub d, duidt eveneens op verschillende eisen die in sub a en sub b van artikel 2, lid 2, aan de geografische herkomst worden gesteld, maar aangezien dat vereiste in beide gevallen in het eerste gedachtestreepje op identieke wijze is geformuleerd, is niet duidelijk waarop dat verschil berust. In de veronderstelling echter dat de overeenstemming in de bij het Hof ingediende opmerkingen juist is, lijkt het mij toe dat de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaat zeer wel een benaming als geografische aanduiding kan registreren, ook wanneer het productdossier niet vereist dat alle grondstoffen uit het betrokken geografisch gebied afkomstig zijn, vooropgesteld natuurlijk dat zij ervan overtuigd is dat aan alle vereisten van artikel 2, lid 2, sub b, is voldaan, met name dat het product of het levensmiddel een bepaalde hoedanigheid, faam of ander kenmerk bezit dat aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven.

62.
    Wat artikel 4 betreft, dient het door die bepaling voorgeschreven productdossier de afbakening van het geografisch gebied te bevatten.(23) Aangezien er geen aanwijzingen zijn voor kennelijke onjuistheden mag de Commissie naar mijn mening de afbakening van dat gebied door de lidstaat aanvaarden, omdat de bevoegde autoriteiten van die lidstaat beter in staat zijn het gebied af te bakenen rekening houdend met de regionale bijzonderheden bij de productie en verkoop.(24) Er zijn in het onderhavige geval geen aanwijzingen dat aan andere vereisten van artikel 4 niet is voldaan.

63.
    Ik concludeer bijgevolg dat de Commissie haar taak om te toetsen of formeel is voldaan aan de artikelen 2 en 4 alvorens over te gaan tot registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als geografische aanduiding, heeft vervuld.

64.
    Verweerster voert eveneens aan dat de Commissie zich ervan had moeten overtuigen dat die benaming geen soortnaam was geworden.

65.
    Uit de tekst van artikel 17, lid 2, blijkt duidelijk dat de Commissie een soortnaam niet mag registreren krachtens de vereenvoudigde procedure van artikel 17 (zij mag dat uiteraard evenmin ingevolge de normale procedure, aangezien artikel 3, lid 1, de registratie van benamingen die soortnamen zijn geworden, verbiedt). Mijns inziens is de Commissie echter dientengevolge niet verplicht om ambtshalve bij iedere benaming waarvan de registratie krachtens artikel 17 wordt gewenst, na te gaan of het geen soortnaam is.(25)

66.
    Naar mijn mening bestaat een dergelijke toetsingsverplichting alleen wanneer de Commissie, voordat een aanvraag tot registratie krachtens artikel 17 van een bepaalde benaming van een landbouwproduct of levensmiddel als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding wordt gedaan, er door een lidstaat op attent is gemaakt dat die benaming een soortnaam zou kunnen zijn.

67.
    In juli 1992(26) heeft de Commissie krachtens artikel 3, lid 3, van de verordening(27) de lidstaten verzocht haar de benamingen van de producten mee te delen die volgens hen als soortnaam konden worden beschouwd; de lidstaten hebben verscheidene suggesties toegezonden.(28) De Commissie beschikte derhalve als werkdocument over een lijst van benamingen die door in ieder geval één lidstaat als soortnaam werden beschouwd.

68.
    Hoewel in de Engelse versie van de verordening in de dertiende overweging van de considerans - die niet is vastgelegd in enige materiële bepaling van de verordening - wordt gezegd dat de registratieprocedure iedere individueel en rechtstreeks betrokken persoon in een lidstaat de gelegenheid moet bieden zijn rechten te doen gelden door bij de Commissie bezwaar aan te tekenen („the registration procedure should enable any person individually and directly concerned in a Member State to exercise his rights by notifying the Commission of his opposition”), blijkt uit andere taalversies duidelijk dat een dergelijk bezwaar alleen met inschakeling van de betrokken lidstaat kan worden aangetekend. Ik ben bijgevolg van mening dat een particulier de Commissie niet kan attenderen op de mogelijkheid dat een benaming waarvan de registratie wordt gewenst een soortnaam is.(29)

69.
    Indien derhalve een registratie-aanvraag een benaming betreft waarvan de Commissie weet dat die door een lidstaat als een soortnaam wordt beschouwd, dient de Commissie, alvorens de benaming te registreren, zich er aan de hand van de factoren waarmee zij krachtens artikel 3, lid 1, van de verordening rekening moet houden, van te overtuigen dat de benaming in feite geen soortnaam is. Wanneer de Commissie de benaming registreert zonder al deze factoren genoegzaam in aanmerking te nemen, is de registratie ongeldig.(30) Dat is wat zich heeft voorgedaan in de Feta zaak.(31)

70.
    Wanneer de Commissie echter krachtens artikel 17 wordt gevraagd een benaming als oorsprongsbenaming of geografische aanduiding te registreren, en de Commissie is er niet van op de hoogte dat die benaming door tenminste een lidstaat als soortnaam wordt beschouwd, ben ik van mening dat zij niet verplicht is te onderzoeken of de benaming in feite een soortnaam is.

71.
    Dit kan anders zijn wanneer een aanvraag tot registratie wordt gedaan krachtens de normale procedure, aangezien ingevolge artikel 7 van de verordening de lidstaten in die procedure de mogelijkheid hebben om bezwaar aan te tekenen tegen de voorgestelde registratie op grond dat de benaming waarvoor registratie wordt aangevraagd, een soortnaam is.(32) Indien een lidstaat een dergelijk bezwaar aantekent en de lidstaten onderling geen overeenstemming kunnen bereiken, dient de Commissie, bijgestaan door het comité, overeenkomstig de procedure van artikel 15 van de verordening een besluit te nemen. Daarbij dient de Commissie zich er onder deze omstandigheden eveneens van te overtuigen dat de benaming in feite geen soortnaam is.

Is de benaming „Spreewälder Gurken” een door het gebruik algemeen gangbaar geworden benaming?

72.
    De nationale rechter is van mening, dat de in artikel 17 van de verordening bedoelde registratieprocedure niet van toepassing was op de benaming „Spreewälder Gurken”, aangezien deze benaming niet wettelijk was beschermd en evenmin door het gebruik algemeen gangbaar was geworden als geografische aanduiding in de zin van de verordening. Zij was niet wettelijk beschermd aangezien er in Duitsland geen officieel wettelijk beschermingssysteem voor geografische aanduidingen bestond. Evenmin was zij door het gebruik zodanig algemeen gangbaar geworden dat registratie krachtens artikel 17 gerechtvaardigd was, omdat de benaming voor de consumenten sedert eeuwen verwijst naar producten die in het Spreewald stricto sensu zijn geteeld, en niet naar producten die uit een ruimer economisch gebied afkomstig zijn.

73.
    De Duitse regering voert aan dat de benaming „Spreewälder Gurken” zonder enige twijfel door het gebruik algemeen gangbaar geworden is. Zij is voor de consumenten sedert eeuwen bekend als aanduiding van augurken uit het Spreewald. De benaming verwijst niet alleen naar producten die in het Spreewald stricto sensu zijn geteeld, maar eveneens naar producten die in het gehele economische gebied, randgebieden inbegrepen, zijn geteeld. Augurken die in het economisch gebied van het Spreewald worden verwerkt, zijn al tientallen jaren bekend als augurken uit het Spreewald. Ingevolge artikel 17 is het aan de lidstaten om na te gaan of aan de voorwaarden voor registratie krachtens de verordening is voldaan. Bovendien dient te worden opgemerkt dat een aanvraag niet automatisch wordt geregistreerd: hij wordt voorgelegd aan het in artikel 15 genoemde comité en onderzocht door de Commissie, die zich laat adviseren door een wetenschappelijk comité.

74.
    De Commissie voert aan dat het niet haar taak is om na te gaan of en in welke mate een door een lidstaat aangemelde benaming „door het gebruik algemeen gangbaar geworden” is. Ingevolge artikel 17, lid 2, dient de Commissie enkel te onderzoeken of de krachtens artikel 17, lid 1, meegedeelde benamingen voldoen aan de eisen van de artikelen 2 en 4. De vraag of een benaming „door het gebruik algemeen gangbaar geworden” is, dient altijd door de betrokken lidstaat te worden beoordeeld.

75.
    Hoe dit ook zij, de verwijzende rechter stelt in de verwijzingsbeschikking vast dat „Spreewälder Gurken” een benaming is die voor de consumenten sedert eeuwen bekend is als aanduiding van augurken uit het Spreewald. Het feit dat de verwijzende rechter opmerkt dat die benaming verwijst naar producten die in het Spreewald stricto sensu zijn geteeld, en niet naar producten die afkomstig zijn uit een economisch gebied van het Spreewald, is niet relevant: het is niet aan de Commissie om te onderzoeken voor welk geografisch gebied een benaming door het gebruik algemeen gangbaar geworden is.

76.
    Ik ben het eens met de opmerkingen van de Duitse regering en de Commissie. De tekst van artikel 17, lid 1, dat de lidstaten verplicht de Commissie mee te delen „welke van hun door het gebruik algemeen gangbaar geworden benamingen zij [...] willen laten registreren”, duidt erop dat het aan de betrokken lidstaat is om te bepalen of een benaming waarvoor op nationaal vlak een aanvraag tot registratie is ingediend, door het gebruik algemeen gangbaar geworden is. De naleving van dat criterium onderzoeken zou voor de Commissie totaal onuitvoerbaar zijn. Nogmaals: de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat zijn duidelijk het best in staat de noodzakelijke beoordeling te verrichten.

77.
    Ik zou echter mijn opmerkingen uit punt 50 willen herhalen, dat het van essentieel belang is dat betrokken derden de gelegenheid hebben op nationaal vlak opmerkingen te maken met betrekking tot benamingen die een lidstaat krachtens artikel 17, lid 1, wenst in te dienen bij de Commissie, en dat het nationale recht een beroepsmogelijkheid dient te bieden wanneer de bevoegde autoriteit in strijd met de verordening heeft gehandeld.

Worden de consumenten misleid door de registratie van „Spreewälder Gurken”?

78.
    De verwijzende rechter is van mening dat het productdossier zowel met betrekking tot het geografische gebied als met betrekking tot het toegelaten aandeel augurken van buiten het gebied geen recht doet aan de verwachtingen van de consument wat betreft de betekenis van de benaming „Spreewälder Gurken”. De registratie van de benaming, en derhalve de wetgeving krachtens welke die registratie heeft plaatsgevonden, bergt derhalve een misleiding van de consumenten in zich, wat niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest.

79.
    De Duitse regering voert aan dat het publiek het betrokken economisch gebied als herkomstgebied van augurken uit het Spreewald beschouwt. Het toegelaten aandeel augurken van buiten het Spreewald stricto sensu is ingevolge artikel 2, lid 2, sub b, van de verordening niet relevant voor de registratie als geografische aanduiding.

80.
    De Commissie merkt op dat het overeenkomstig het tweede gedachtestreepje van artikel 2, lid 2, sub b, voor een geografische aanduiding voldoende is dat van een product „de productie en/of de verwerking en/of de bereiding in het bepaalde geografische gebied geschieden”. Het is bijgevolg niet noodzakelijk dat de grondstoffen uit het betrokken geografische gebied afkomstig zijn, mits het eindproduct, bijvoorbeeld, wordt verwerkt in dat gebied.

81.
    Het kan uiteraard niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om een misleiding van de consumenten te legaliseren: artikel 14, lid 3, van de verordening, dat de registratie van een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding verbiedt indien de registratie, rekening houdend met de faam en bekendheid van een omstreden merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product, kan in feite als uitdrukking van een algemeen beginsel van die strekking worden beschouwd. Ik ben in tegenstelling tot de verwijzende rechter echter van mening dat de registratie van de benaming „Spreewälder Gurken” als geografische aanduiding geen misleiding van de consumenten inhoudt. In de hierboven besproken veronderstelling(33) dat de uitlegging van de Commissie van artikel 2, lid 2, sub b, juist is, komt het mij voor dat het feit dat een deel van de grondstoffen van buiten het betrokken geografische gebied afkomstig mag zijn, de geldigheid van de registratie als een geografische aanduiding ingevolge verordening nr. 2081/92 niet aantast, mits aan de andere voorwaarden van artikel 2, lid 2, sub b, is voldaan. Wat de omvang van het geografische gebied betreft heb ik al uiteengezet(34) dat naar mijn mening de bij een geografische aanduiding behorende afbakening van het geografisch gebied aan de betrokken lidstaat is.

82.
    De procedure op nationaal vlak die voorafgaat aan de registratie-aanvraag van de bevoegde autoriteit bij de Commissie dient echter, zoals hiervoor besproken(35), te waarborgen dat in hun wettig belang geraakte derden de mogelijkheid hebben om tegen een voorgenomen aanvraag bezwaar aan te tekenen en beroep in te stellen tegen een in strijd met dat vereiste ingediende aanvraag.

Conclusie

83.
    Ik ben bijgevolg van mening dat de door het Landgericht Hamburg gestelde prejudiciële vraag als volgt dient te worden beantwoord:

„Bij onderzoek van de gestelde vraag is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de geldigheid kunnen aantasten van verordening (EG) nr. 590/1999 van de Commissie van 18 maart 1999 tot aanvulling, door de toevoeging van de benaming .Spreewälder Gurken’, van de bijlage van verordening (EG) nr. 1107/96 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92.”


1: -     Oorspronkelijke taal: Engels.


2: -     PB L 208, blz. 1.


3: -     Zevende en negende overweging van de considerans van de verordening.


4: -     Met „geografische benamingen” worden kennelijk traditionele geografische benamingen van landbouwproducten of levensmiddelen die uit een bepaalde regio of een bepaalde plaats afkomstig zijn, bedoeld.


5: -     COM (96) 38 def.


6: -     Verordening van de Commissie van 12 juni 1996 betreffende de registratie van de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen in het kader van de procedure van artikel 17 van verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad (PB L 148, blz. 1).


7: -     Verordening (EG) nr. 590/1999 van de Commissie van 18 maart 1999 tot aanvulling van de bijlage van verordening (EG) nr. 1107/96 (PB L 74, blz. 8).


8: -     Commissieverordeningen (EG) nrs. 1263/96 van 1 juli 1996 (PB L 163, blz. 19), 123/97 van 23 januari 1997 (PB L 22, blz. 19), 1065/97 van 12 juni 1997 (PB L 156, blz. 5), 2325/97 van 24 november 1997 (PB L 322, blz. 33), 134/98 van 20 januari 1998 (PB L 15, blz. 6), 644/98 van 20 maart 1998 (PB L 87, blz. 8), 1549/98 van 17 juli 1998 (PB L 202, blz. 25) en 813/2000 van 17 april 2000 (PB L 100, blz. 5).


9: -     De voetnoten (verwijzingen naar artikelen) zijn weggelaten.


10: -     De naam van de vereniging werd later gewijzigd in Spreewaldverein e.V.


11: -     Zie artikel 3, lid 1, tweede alinea, van verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124, blz. 1).


12: -     Zie artikel 3, lid 2, sub c, van verordening nr. 1182/71, aangehaald in voetnoot 11.


13: -     Waarvan er enkelen worden genoemd in punt 8, hierboven.


14: -     Beschikking van 26 oktober 2000 (C-447/98 P, Jurispr. blz. I-9097).


15: -     Punt 75 van de beschikking.


16: -     Punt 76 van de beschikking.


17: -     Punten 72 tot en met 74 van de beschikking. Zie verder over artikel 7 de beschikkingen van het Gerecht van 9 november 1999, CSR Pampryl/Commissie (T-114/99, Jurispr. blz. II-3331, punten 49 tot en met 59) en 30 januari 2001, SCEA La Conqueste/Commissie (T-215/00, Jurispr. blz. II-181, punten 41 tot en met 51).


18: -     Zie de zestiende overweging van de considerans van verordening nr. 2081/92.


19: -     Zie artikel 15, lid 4.


20: -     Arrest van 16 maart 1999, Denemarken e.a./Commissie (gevoegde zaken C-289/96, C-293/96 en C-299/96, Jurispr. blz. I-1541, punten 102 en 103).


21: -     Zie met name artikel 4, lid 2, sub d en f, weergegeven in punt 8, hierboven.


22: -     Zie eveneens de punten 92 en 101 tot en met 103 van het Feta-arrest, aangehaald in voetnoot 20.


23: -     Artikel 4, lid 2, sub c, weergegeven in punt 8, hierboven.


24: -     Beschikking van het Gerecht van 15 september 1998, Molkerei Großbraunshain en Bene Nahrungsmittel/Commissie (T-109/97, Jurispr. blz. II-3533, punt 65).


25: -     De conclusie van advocaat-generaal Ruiz-Jarabo Colomer in de zaak C-317/95, Canadane Cheese Trading en Kouri (beschikking van de president van het Hof van 8 augustus 1997, Jurispr. blz. I-4681, punten 28 tot en met 34), bevat een interessant overzicht van de rechtspraak van het Hof betreffende het begrip soortnamen vóór de inwerkingtreding van de verordening.


26: -     In maart 1995 in het geval van Oostenrijk, Finland en Zweden.


27: -     Weergegeven in punt 6, hierboven.


28: -     Zie verder het Feta-arrest, punten 22 tot en met 24, aangehaald in voetnoot 20.


29: -     Zie met betrekking tot de procedure van artikel 7, in dezelfde zin de beschikking CSR Pampryl/Commissie, met name de punten 53 en 58, aangehaald in voetnoot 17.


30: -     Zie de punten 101 tot en met 103 van het Feta-arrest, aangehaald in voetnoot 20.


31: -     Aangehaald in voetnoot 20.


32: -     Artikel 7, lid 4.


33: -     Zie punt 61.


34: -     Zie punt 62 hierboven.


35: -     Zie punt 50, hierboven.