Language of document :

Beroep ingesteld op 30 januari 2024 – Europese Commissie / Ierland

(Zaak C-69/24)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: J. Norris en E. Schmidt, gemachtigden)

Verwerende partij: Ierland

Verzoekster verzoekt het Hof:

vast te stellen dat de Republiek Ierland in de krachtens artikel 20 van richtlijn (EU) 2019/1158 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers en tot intrekking van richtlijn 2010/18/EU van de Raad1 op haar rustende verplichtingen is tekortgeschoten doordat zij niet de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen heeft aangenomen die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, althans deze bepalingen niet heeft meegedeeld aan de Commissie;

Ierland te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een forfaitaire som die overeenkomt met de hoogste van de volgende bedragen: i) een bedrag per dag van 3 300 EUR, vermenigvuldigd met het aantal dagen dat de inbreuk voortduurt vanaf de dag die volgt op die waarop de termijn voor de omzetting van de betreffende richtlijn is verstreken tot de dag waarop die inbreuk is beëindigd of – bij gebreke daarvan – tot de dag waarop het arrest op grond van artikel 260, lid 3, VWEU wordt uitgesproken; of ii) een forfaitair bedrag van ten minste 1 540 000 EUR;

voor het geval de in [het eerste streepje] genoemde niet-nakoming van de verplichtingen van de lidstaat voortduurt tot de datum van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak, Ierland te veroordelen tot betaling aan de Commissie van een dwangsom van 14 850 EUR per dag vanaf de datum van uitspraak van het arrest in de onderhavige zaak tot de datum waarop aan de verplichtingen krachtens richtlijn (EU) 2019/1158 is voldaan;

Ierland te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De termijn voor de omzetting van de richtlijn is op 2 augustus 2022 afgelopen.

De richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven heeft tot doel het Unierechtskader te versterken en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen door minimumvoorschriften te garanderen met betrekking tot vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en zorgverlof en flexibele werkregelingen voor werknemers die ouders zijn of mantelzorgers. Overeenkomstig artikel 20, lid 1, van de richtlijn betreffende het evenwicht tussen werk en privéleven doen de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 2 augustus 2022 aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten zijn ook verplicht de Commissie in kennis te stellen van de vastgestelde regelgevende bepalingen en daarbij uit te leggen hoe die overeenstemmen met de bepalingen van de richtlijn.

De Commissie betoogt dat de Republiek Ierland deze verplichting niet is nagekomen. Zij wijst erop dat zij de Republiek Ierland bijgevolg op 21 september 2022 een aanmaningsbrief heeft gestuurd. De Republiek Ierland heeft bij brieven van 22 november 2022 op deze aanmaningsbrief geantwoord dat de vertraging bij de omzetting van richtlijn (EU) 2019/1158 te wijten was aan het feit dat de wetgeving die nodig was om haar verplichtingen krachtens de richtlijn na te komen, de nationale wetgevingsprocedure doorliep.

De Commissie voert aan dat zij de Republiek Ierland op 19 april 2023 een met redenen omkleed advies heeft gezonden, waarop deze bij brief van 19 juni 2023 heeft geantwoord. Daarin erkende de Republiek Ierland dat zij de richtlijn niet volledig had omgezet en dat de werkzaamheden „aan de gang” waren. In andere brieven van de Republiek Ierland van 24 juli 2023 en 13 november 2023 betreurde deze lidstaat dat de richtlijn nog niet volledig was omgezet. Met name de wetgeving die het recht op flexibele arbeid overeenkomstig artikel 9 van de richtlijn regelt, is nog niet in nationaal recht omgezet. De Republiek Ierland heeft aangegeven dat de werkzaamheden worden voortgezet.

Volgens de Commissie heeft de Republiek Ierland niet voldaan aan de krachtens artikel 20 van richtlijn (EU) 2019/1158 op haar rustende verplichting om de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen teneinde uiterlijk op 2 augustus 2022 aan deze richtlijn te voldoen en de Commissie daarvan onverwijld in kennis te stellen. Bijgevolg is voldaan aan de voorwaarden voor toepassing van artikel 260, lid 3, VWEU.

De Commissie verzoekt derhalve om de Republiek Ierland te veroordelen tot betaling van een forfaitaire som en een dwangsom op grond van artikel 260, lid 3, VWEU en vordert bedragen die zijn berekend overeenkomstig de mededeling van de Commissie over financiële sancties in niet-nakomingsprocedures1 .

____________

1 PB 2019, L 188, blz. 79.

1 PB 2023, C 2, blz. 1.