Language of document : ECLI:EU:T:2013:312





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 12 juni 2013 –
HTTS/Raad

(Zaken T‑128/12 en T‑182/12)

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Kennelijke beoordelingsfout”

1.                     Gerechtelijke procedure – Niet-ontvankelijkheidsgronden van openbare orde – Ambtshalve onderzoek door rechter – Noodzaak van bestaan van procesbelang tot aan uitspraak van rechterlijke beslissing – Begrip procesbelang – Beroep dat verzoekende partij voordeel kan opleveren (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 113) (cf. punten 30, 31, 35)

2.                     Europese Unie – Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van terrorisme en nucleaire proliferatie – Rechterlijke toetsing – Omvang – Verschil, uit doeltreffendheidsoverwegingen, in omvang van toezicht voor enerzijds maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie en anderzijds maatregelen ter bestrijding van terrorisme – Ontoelaatbaarheid (Art. 29 VEU; art. 215, lid 2, VWEU) (cf. punten 42‑44)

3.                     Europese Unie – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van toezicht – Beperkt toezicht voor algemene regels – Toezicht verruimd tot beoordeling van feiten en controle van bewijzen voor handelingen betreffende specifieke entiteiten (Art. 29 VEU; art. 215, lid 2, VWEU; besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordeningen van de Raad nr. 961/2010, art. 16, lid 2, sub a, en nr. 267/2012, art. 23, lid 2, sub e) (cf. punten 45‑49)

4.                     Europese Unie – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Omvang van toezicht – Uitsluiting van elementen waarvan aan instelling is kennisgegeven voordat bestreden besluit is genomen (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad, art. 20, lid 1, sub b; verordeningen van de Raad nr. 961/2010, art. 16, lid 2, sub a, en nr. 267/2012, art. 23, lid 2, sub e) (cf. punten 54, 56)

5.                     Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechten van verdediging – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Maatregelen ter bestrijding van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting om belastende elementen mee te delen – Omvang (Besluit 2010/413/GBVB van de Raad, art. 20, lid 1, sub b; verordeningen van de Raad nr. 961/2010, art. 16, lid 2, sub a, en nr. 267/2012, art. 23, lid 2, sub e) (cf. punten 57, 59)

6.                     Beroep tot nietigverklaring – Arrest houdende nietigverklaring – Gevolgen – Beperking door het Hof – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Nietigverklaring op twee verschillende tijdstippen van twee handelingen met identieke beperkende maatregelen – Gevaar voor ernstige aantasting van rechtszekerheid – Handhaving van gevolgen van eerste handeling tot aan inwerkingtreding van nietigverklaring van tweede handeling (Art. 264, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 60, tweede alinea; besluit 2010/413/GBVB van de Raad; verordening nr. 267/2012 van de Raad) (cf. punten 74, 75, 77‑79)

Voorwerp

In zaak T‑128/12, nietigverklaring van besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 19, blz. 22), voor zover daarbij verzoekster om nieuwe redenen is opgenomen in bijlage II bij besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran (PB L 195, blz. 39), en van uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (PB L 19, blz. 1), voor zover daarbij verzoekster om nieuwe redenen is opgenomen in bijlage VIII bij verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening (EG) nr. 423/2007 (PB L 281, blz. 1), en in zaak T‑182/12, nietigverklaring van verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010 (PB L 88, blz. 1), voor zover daarbij verzoeksters naam is gehandhaafd op de lijst van personen, entiteiten en lichamen waarvan de tegoeden zijn bevroren

Dictum

1)

De zaken T‑128/12 en T‑182/12 worden gevoegd voor het arrest.

2)

In zaak T‑128/12 behoeft niet meer te worden beslist op het beroep tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) nr. 54/2012 van de Raad van 23 januari 2012 houdende uitvoering van verordening (EU) nr. 961/2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran, voor zover zij HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping GmbH betreft.

3)

Besluit 2012/35/GBVB van de Raad van 23 januari 2012 houdende wijziging van besluit 2010/413/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, wordt nietig verklaard voor zover daarbij HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping wordt opgenomen in bijlage II bij besluit 2010/413.

4)

Bijlage IX bij verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010, wordt nietig verklaard voor zover zij HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping betreft.

5)

De gevolgen van besluit 2010/413/GBVB van de Raad van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, zoals gewijzigd bij besluit 2012/35, worden gehandhaafd wat HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping betreft, vanaf de inwerkingtreding ervan, zijnde op de twintigste dag volgende op de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie, totdat de gedeeltelijke nietigverklaring van verordening nr. 267/2012 effect sorteert.

6)

De Raad van de Europese Unie draagt, naast zijn eigen kosten, die van HTTS Hanseatic Trade Trust & Shipping.

7)

De Bondsrepubliek Duitsland draagt haar eigen kosten.