Language of document : ECLI:EU:T:2015:597

Zaak T‑503/12

Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland

tegen

Europese Commissie

„EOGFL – Afdeling ‚Garantie’ – ELGF en Elfpo – Aan financiering onttrokken uitgaven – Bedrijfstoeslagregeling – Essentiële controles – Aanvullende controles”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 4 september 2015

1.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL, ELGF en Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering van tenlasteneming van uitgaven als gevolg van onregelmatigheden bij de toepassing van de Unieregeling – Betwisting door de betrokken lidstaat – Bewijslast – Verdeling onder de Commissie en de lidstaat

(Verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 31, lid 1)

2.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL, ELGF en Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering van tenlasteneming van uitgaven als gevolg van onregelmatigheden bij de toepassing van de Unieregeling – Forfaitaire financiële correctie, vastgesteld door de Commissie overeenkomstig ter zake vastgestelde interne richtsnoeren – Toepassing door de Commissie van deze interne richtsnoeren in het kader van de goedkeuring van de rekeningen van andere Fondsen dan het EOGFL – Toelaatbaarheid

(Verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 31, lid 1)

3.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL, ELGF en Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering van tenlasteneming van uitgaven als gevolg van onregelmatigheden bij de toepassing van de Unieregeling – Forfaitaire financiële correctie, vastgesteld door de Commissie overeenkomstig ter zake vastgestelde interne richtsnoeren – Controles die niet voldoende garanties bieden inzake de rechtmatigheid van de aanvragen – Toelaatbaarheid van de toepassing van een forfaitair percentage van 5 % ingeval onvolkomenheden worden vastgesteld in een essentiële controle die door een lidstaat is ingevoerd tot controle van de subsidiabele oppervlakte

(Verordeningen van de Raad nr. 1782/2003, art. 36, lid 1, en 44, lid 1, en nr. 1290/2005, art. 31, lid 1)

4.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van een aangevoerd middel – Toelaatbaarheid

[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, c), en 48, lid 2]

5.      Landbouw – Gemeenschappelijk landbouwbeleid – Financiering door EOGFL, ELGF en Elfpo – Goedkeuring van de rekeningen – Weigering van tenlasteneming van uitgaven als gevolg van onregelmatigheden bij de toepassing van de Unieregeling – Forfaitaire financiële correctie, vastgesteld door de Commissie overeenkomstig ter zake vastgestelde interne richtsnoeren – Vaststelling van verschillende tekortkomingen in het door een lidstaat ingevoerde controlesysteem – Niet-cumulatief forfaitair correctiepercentage

(Verordening nr. 1290/2005 van de Raad, art. 31, lid 1)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 52‑54)

2.      Document nr. VI/5330/97 van de Commissie houdende vaststelling van de richtsnoeren voor de toepassing van financiële correcties in het kader van het Europees Oriëntatie‑ en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) is weliswaar door de Commissie uitgegeven in de context van het EOGFL en bevat, zoals blijkt uit de titel ervan, de richtsnoeren voor de berekening van de financiële consequenties bij de voorbereiding van het besluit tot goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling „Garantie”, maar niets verbiedt de Commissie dat document ook toe te passen bij de uitoefening van de haar bij artikel 31, lid 1, van verordening nr. 1290/2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, toegekende bevoegdheden tot goedkeuring van de rekeningen van de Fondsen tot financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

(cf. punt 55)

3.      Wat de goedkeuring van de rekeningen van de Fondsen tot financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreft, kan de Commissie een forfaitaire correctie overwegen, wanneer het onmogelijk is het door de Unie geleden verlies nauwkeurig te ramen. Dienaangaande voorziet document nr. VI/5330/97 van de Commissie houdende richtsnoeren voor de toepassing van financiële correcties in een forfaitaire correctie van 5 % voor de berekening van de niet-subsidiabele uitgaven wanneer alle essentiële controles zijn uitgevoerd, maar deze controles niet in overeenstemming zijn met de geldende voorschriften, want redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat zij niet voldoende garanties bieden inzake de rechtmatigheid van de aanvragen en dat er voor de fondsen een aanzienlijk risico op verlies bestaat.

Wanneer de tekortkomingen in een essentiële controle de controle van de subsidiabele oppervlakte aantasten, zoals tekortkomingen in het landbouwpercelenidentificatiesysteem en het geografische informatiesysteem (LPIS-GIS), mag de Commissie aldus de forfaitaire correctie toepassen op alle verrichte en door de tekortkoming in deze essentiële controle mogelijk aangetaste betalingen. Uit artikel 36, lid 1, van verordening nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, blijkt namelijk dat de steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling wordt uitbetaald uit hoofde van de toeslagrechten die gepaard gaan met een gelijk aantal subsidiabele hectaren. Zo ook, aldus artikel 44, lid 1, van deze verordening, geeft elk toeslagrecht dat gepaard gaat met een subsidiabele hectare, recht op uitbetaling van het in het kader van het toeslagrecht vastgestelde bedrag. Het bedrag van de steun op grond van de bedrijfstoeslagregeling komt dus overeen met de som van de bedragen per „geactiveerde” toeslagrechten, dat wil zeggen die gepaard gaan met subsidiabele hectaren. Bijgevolg tast een fout in de bepaling van de subsidiabele oppervlakten hoe dan ook het steunbedrag aan. Een onregelmatigheid in het LPIS-GIS die de controles van de subsidiabiliteit van de aangegeven oppervlakten aantast, kan dus potentieel elke verrichte betaling aantasten.

Uit document nr. VI/5330/97 blijkt ook dat het correctiepercentage moet worden toegepast op het gedeelte van de uitgaven dat een risico vormde. Wanneer de tekortkoming het gevolg is van het feit dat een lidstaat heeft verzuimd een passend controlesysteem in te voeren, dan moet de correctie wegens het forfaitaire karakter ervan worden toegepast op alle uitgaven die onder de betrokken maatregel vielen. Volgens datzelfde document moet de correctie, wanneer er reden is om aan te nemen dat de tekortkoming zich beperkt tot het feit dat het door de lidstaat vastgestelde controlesysteem in een gebied of een regio niet is toegepast, worden beperkt tot de uitgaven die door dat gebied of die regio zijn gecontroleerd.

Dat een forfaitair correctiepercentage van 5 % op alle in een gebied van een lidstaat verrichte uitgaven passend is, blijkt voorts des te meer uit het belang dat het LPIS-GIS regelmatig wordt bijgehouden. Het landbouwpercelenidentificatiesysteem en de controle van de subsidiabiliteit van de oppervlakten vormen namelijk een wezenlijk aspect van de correcte toepassing van een aan de oppervlakte gekoppelde regeling. Tekortkomingen in het LPIS-GIS zoals de onvoldoende nauwkeurigheid van de daarin vervatte inlichtingen waardoor de uitvoering van de administratieve controles en van de controles ter plaatse om na te gaan of de aangegeven oppervlakten subsidiabel zijn, wordt aangetast, dreigen op zich de Uniebegroting wezenlijk te benadelen.

(cf. punten 55‑57, 66, 67, 72)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 95)

5.      Inzake de goedkeuring van de rekeningen van de Fondsen tot financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid volgt uit bijlage 2 bij document nr. VI/5330/97 van de Commissie betreffende de richtsnoeren voor de toepassing van financiële correcties dat wanneer in eenzelfde systeem verschillende tekortkomingen worden geconstateerd, de forfaitaire correcties niet cumulatief zijn, aangezien de zwaarste tekortkoming bepalend is voor de mate waarin het controlesysteem als geheel risico oplevert.

(cf. punt 104)