Language of document : ECLI:EU:T:1998:9

ARREST VAN HET GERECHT (Vijfde kamer — uitgebreid)

29 januari 1998 (1)

„Antidumping — Furfuraldehyd — Elementen die opening van onderzoek

rechtvaardigen — Evenredigheidsbeginsel — Schade — Afwijzing

van verbintenis — Verordening (EEG) nr. 2423/88”

In zaak T-97/95,

Sinochem National Chemicals Import & Export Corporation, vennootschap naar Chinees recht, gevestigd te Peking, vertegenwoordigd door J.-F. Bellis, advocaat te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ten kantore van Loesch en Wolter, advocaten aldaar, Rue Goethe 11,

verzoekster,

tegen

Raad van de Europese Unie, aanvankelijk vertegenwoordigd door Y. Cretien, juridisch adviseur, en A. Tanca, lid van zijn juridische dienst, als gemachtigden, vervolgens uitsluitend door A. Tanca, bijgestaan door H.-J. Rabe en G. M. Berrisch, advocaten te Hamburg en te Brussel, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A. Morbilli, directeur-generaal van de directie juridische zaken van de Europese Investeringsbank, Boulevard Konrad Adenauer 100,

verweerder,

ondersteund door

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door N. Khan, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

en

Furfural Español SA, vennootschap naar Spaans recht, gevestigd te Alcantarilla (Spanje), vertegenwoordigd door J. Rivas de Andrés, advocaat te Madrid, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij A. Kronshagen, advocaat aldaar, Rue Marie-Adélaïde 2,

interveniënten,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van verordening (EG) nr. 95/95 van de Raad van 16 januari 1995 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 15, blz. 11),

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer — uitgebreid),

samengesteld als volgt: R. García-Valdecasas, kamerpresident, V. Tiili, J. Azizi, R. M. Moura Ramos en M. Jaeger, rechters,

griffier: A. Mair, administrateur

gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 18 september 1997,

het navolgende

Arrest

Aan het geding ten grondslag liggende feiten

1.
    Verzoekster, Sinochem National Chemicals Import & Export Corporation (hierna: „Sinochem”), is een staatsonderneming van de Volksrepubliek China die zich bezighoudt met de invoer van chemische producten in China alsmede met de uitvoer van uit dit land afkomstige chemische producten. Tot 1 januari 1993 was zij alleenexporteur van furfuraldehyd van oorsprong uit China. Sinds die datum mag furfuraldehyd wegens een liberalisering van de Chinese handelsregeling vrij worden uitgevoerd. Ten tijde van de feiten was Sinochem de grootste exporteur van furfuraldehyd van oorsprong uit China.

2.
    Furfuraldehyd, het product waarom het in de onderhavige procedure gaat, is een vloeibaar chemisch product dat wordt verkregen door het bewerken van landbouwafval. Het kent twee totaal verschillende basistoepassingen: in de eerste plaats wordt het gebruikt als selectief oplosmiddel bij aardolieraffinage voor het zuiveren van smeeroliën, en in de tweede plaats dient het als grondstof voor de vervaardiging van furfurylalcohol.

3.
    In januari 1993 ontving de Commissie een klacht van Furfural Español SA (hierna: „Furfural Español”). De klacht had betrekking op het bestaan van dumping van furfuraldehyd van oorsprong uit China en maakte melding van de daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade.

4.
    Gelet hierop publiceerde de Commissie op 31 juli 1993 krachtens verordening (EEG) nr. 2423/88 van de Raad van 11 juli 1988 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (PB L 209, blz. 1, hierna: „basisverordening”), een bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB C 208, blz. 8) en begon zij met een onderzoek.

5.
    De onderzoekperiode liep van 1 juli 1992 tot en met 30 juni 1993. De Commissie voerde verificaties en onderzoeken uit ten kantore van de producent in de Gemeenschap, Furfural Español, en ten kantore van enkele importeurs in de Gemeenschap, inzonderheid Quaker Oats Chemicals Inc. (hierna: „QO Chemicals”), een te Antwerpen (België) gevestigde Amerikaanse vennootschap en dochtermaatschappij van een andere Amerikaanse vennootschap, Great Lakes Chemicals Corporation. Zij stelde eveneens een onderzoek in bij twee Argentijnse producenten van furfuraldehyd, aangezien Argentinië voor het berekenen van de normale waarde als land van vergelijking was gebruikt.

6.
    Furfural Español is een te Alcantarilla (Spanje) gevestigde vennootschap. Zij was ten tijde van het onderzoek de enige producent van furfuraldehyd in de Gemeenschap. Derhalve vormde zij „de bedrijfstak van de Gemeenschap” in de zin van artikel 4, lid 5, van de basisverordening.

7.
    Verzoekster en Furfural Español leverden beide furfuraldehyd, zowel voor het zuiveren van smeeroliën als voor de vervaardiging van furfurylalcohol. De voornaamste producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap is QO Chemicals. Tot 1992 was er een andere producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap, te weten de Franse vennootschap Agrifurane. In 1994 werd in Frankrijk een nieuwe vennootschap opgericht die deze alcohol vervaardigde, te weten Indofurane Europe. In 1989 leverde Furfural Español furfuraldehyd aan QO Chemicals. Tot 1992 leverde zij eveneens furfuraldehyd aan Agrifurane en in 1995 aan Indofurane Europe. Het merendeel van haar verkopen geschiedde telkens voor het zuiveren van smeeroliën.

8.
    QO Chemicals is de grootste producent van furfurylalcohol ter wereld. Zij is dus de facto de grootste koper van furfuraldehyd in de Europese Gemeenschap. Gedurende de onderzoekperiode was zij de enige producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap en nam zij derhalve de gehele communautaire markt van furfurylalcohol voor haar rekening.

9.
    De leverancier van furfuraldehyd die voor meer dan 80 % in de behoeften van QO Chemicals voorziet is gevestigd in de Dominicaanse Republiek. Hij is ook de grootste producent ter wereld van furfuraldehyd. Sinds de jaren zestig bestaat er tussen hem en QO Chemicals — via een met deze laatste vennootschap geassocieerde Amerikaanse vennootschap — een langetermijnleveringsovereenkomst. De overeenkomst bepaalt, dat QO Chemicals nagenoeg alle door de producent in de Dominicaanse Republiek geproduceerde furfuraldehyd koopt en dat deze laatste nagenoeg alle door hem geproduceerde furfuraldehyd aan QO Chemicals verkoopt.

10.
    Bij verordening (EG) nr. 1783/94 van 18 juli 1994 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 186, blz. 11, hierna: „voorlopige verordening”), stelde de Commissie een voorlopig antidumpingrecht van 352 ECU per ton in op het betrokken product, dat valt onder GN-code 2932 12 00 van de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Unie.

11.
    Zij stelde een dumpingmarge van 62,6 % vast overeenkomstig het gewogen gemiddelde van de dumpingmarges van zowel de medewerkende als de niet-medewerkende exporteurs (punt 21 van de considerans van de voorlopige verordening). Zij stelde vast, dat deze dumpingmarge de schadedrempel overschreed, die was berekend aan de hand van het verschil tussen de gewogen gemiddelde cif-prijs (cost, insurance, freight) bij invoer en de productiekosten van de producent van de Gemeenschap, vermeerderd met een winstmarge van 5 % (punt 50 van de considerans van de voorlopige verordening).

12.
    Op 28 juli 1994 bood Sinochem de Commissie een verbintenis aan tot kwantitatieve beperking van het door haar naar de Gemeenschap uitgevoerde furfuraldehyd.

13.
    Bij verordening (EG) nr. 95/95 van 16 januari 1995 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 15, blz. 11, hierna: „definitieve verordening”), bevestigde de Raad het bij de voorlopige verordening ingestelde antidumpingrecht van 352 ECU per ton. Hij wees de door Sinochem aangeboden verbintenis af (punt 29 van de considerans van de definitieve verordening), op grond dat zij als overheidsonderneming niet de voorwaarden vervulde waaraan een onderneming in een niet-markteconomie dient te voldoen om voor de individuele behandeling in aanmerking te komen. Bovendien wees hij erop, dat een aantal Chinese exporteurs en inzonderheid Sinochem zelf herhaaldelijk verbintenissen hadden verbroken.

Het procesverloop en de conclusies van partijen

14.
    Bij op 6 april 1995 ter griffie van het Gerecht neergelegd verzoekschrift heeft verzoekster het onderhavige beroep tegen de definitieve verordening ingesteld.

15.
    Op 8 september 1995 heeft de Commissie verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verweerder. Bij beschikking van de president van de Vijfde kamer — uitgebreid van 2 oktober 1995 is dit verzoek ingewilligd.

16.
    Op 3 oktober 1995 heeft Furfural Español verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van verweerder. Bij beschikking van de president van de Vijfde kamer — uitgebreid van het Gerecht van 18 december 1995 is dit verzoek ingewilligd.

17.
    Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Vijfde kamer — uitgebreid) besloten overeenkomstig artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering bij wege van maatregel tot organisatie van de procesgang partijen schriftelijke vragen te stellen, en voorts de mondelinge behandeling te openen.

18.
    Partijen hebben in de loop van augustus 1997 op de schriftelijke vragen geantwoord. Zij zijn ter terechtzitting van 18 september 1997 in hun pleidooien en antwoorden op de mondelinge vragen van het Gerecht gehoord.

19.
    Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

—    het bij de definitieve verordening ingestelde antidumpingrecht nietig te verklaren;

—    de beslissing van de Raad om de door verzoekster aangeboden verbintenis af te wijzen, nietig te verklaren;

—    de Raad in de kosten te verwijzen.

20.
    De Raad concludeert dat het het Gerecht behage:

—    het beroep te verwerpen;

—    verzoekster in de kosten te verwijzen.

21.
    Interveniënte Furfural Español concludeert dat het het Gerecht behage:

—    het beroep te verwerpen;

—    verzoekster te verwijzen in de kosten, die van interveniënte daaronder begrepen.

22.
    In repliek vordert verzoekster, dat interveniënte Furfural Español hoe dan ook in haar eigen kosten zal worden verwezen.

Ten gronde

23.
    Verzoekster voert vijf middelen aan tot staving van haar vordering tot nietigverklaring van het bij de definitieve verordening ingestelde antidumpingrecht: in de eerste plaats schending van de artikelen 5, lid 2, en 7, lid 1, van de basisverordening; in de tweede plaats schending van artikel 2, lid 1, van de basisverordening en van het evenredigheidsbeginsel; in de derde plaats schending van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en kennelijk onjuiste beoordeling; in de vierde en de vijfde plaats schending van artikel 190 EG-Verdrag en kennelijk onjuiste beoordeling wat de afwijzing in de definitieve verordening van de door verzoekster aangeboden verbintenis betreft.

24.
    Gezien het verband tussen het eerste en het tweede middel, dienen deze middelen tezamen te worden beantwoord.

Het eerste en het tweede middel: schending van de artikelen 5, lid 2, en 7, lid 1, van de basisverordening respectievelijk schending van artikel 2, lid 1, van deze verordening alsmede van het evenredigheidsbeginsel

Argumenten van partijen

— Eerste middel

25.
    Verzoekster stelt, dat de definitieve verordening de artikelen 5, lid 2, en 7, lid 1, van de basisverordening schendt, voor zover de procedure zonder onderscheid betrekking heeft op alle invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China, ongeacht of dit wordt gebruikt voor het zuiveren van smeeroliën dan wel voor de vervaardiging van furfurylalcohol, terwijl het in de klacht en het bericht van inleiding van de procedure overgelegde bewijsmateriaal van schade uitsluitend betrekking heeft op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd.

26.
    Zij herinnert eraan, dat volgens artikel 5, lid 2, van de basisverordening „de klacht (...) voldoende bewijsmateriaal (moet) bevatten betreffende het bestaan van dumping of subsidiëring en de daaruit voortvloeiende schade”. Derhalve dient de Commissie, alvorens de procedure in te leiden, na te gaan of het in de klacht verschafte bewijsmateriaal, met name wat de gestelde schade betreft, voldoende is. Deze verplichting vormt een wezenlijk vormvoorschrift, waarvan de schending tot onwettigheid van de procedure leidt (arrest Hof van 7 december 1993, Rima Eletrometalurgia, C-216/91, Jurispr. blz. I-6303).

27.
    De Commissie heeft zich eveneens schuldig gemaakt aan schending van artikel 7, lid 1, van de basisverordening, op grond waarvan zij slechts een procedure kan inleiden en een onderzoek kan instellen wanneer blijkt dat er voldoende bewijsmateriaal is om de opening van een procedure te rechtvaardigen. Het bewijsmateriaal waarvan in artikel 7, lid 1, sprake is, is hetzelfde als dat bedoeld

in artikel 5, leden 2 en 6, dat wil zeggen bewijsmateriaal betreffende dumping en de daaruit voortvloeiende schade.

28.
    In casu heeft de Commissie een klacht aanvaard die betrekking heeft op alle invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China, hoewel deze klacht enkel bewijsmateriaal bevatte van schade in verband met één van beide toepassingen van furfuraldehyd, te weten het zuiveren van smeeroliën. Dat bewijsmateriaal is evenwel kennelijk onvoldoende, aangezien het voor deze toepassing gebruikte furfuraldehyd slechts een derde van het totale verbruik van furfuraldehyd in de Gemeenschap vertegenwoordigt, zoals klaagster zelf in haar klacht heeft erkend. Derhalve had de Commissie klaagster om aanvulling van het bewijsmateriaal moeten verzoeken of de procedure moeten beperken tot de enkele invoer van voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd.

29.
    De twee toepassingen van furfuraldehyd wijzen in feite op het bestaan van twee totaal verschillende markten, hetgeen voorts wordt bevestigd door het feit dat ook de klanten voor deze twee toepassingen totaal verschillend zijn.

30.
    In de definitie van het product in het bericht van inleiding wordt gesproken van twee toepassingen van furfuraldehyd, terwijl de cijfers betreffende de marktaandelen in de rubriek „Beweerde schade” van dit bericht enkel betrekking hebben op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd.

31.
    De Commissie heeft aldus een procedure ingeleid in strijd met de artikelen 5 en 7 van de basisverordening. Antidumpingmaatregelen die worden vastgesteld na afloop van een onwettig ingeleide procedure, zijn zelf onwettig en dienen derhalve nietig te worden verklaard.

32.
    Volgens de Raad is er geen sprake van twee afzonderlijke markten. Het voor de twee verschillende toepassingen gebruikte product is één en hetzelfde product en er bestaan geen objectieve criteria aan de hand waarvan kan worden vastgesteld,

voor welk gebruik dit product is bedoeld of wat de eindbestemming ervan is wanneer het in de Gemeenschap wordt ingevoerd of verkocht.

33.
    De klacht gaat in op alle factoren die volgens artikel 4, lid 2, van de basisverordening bij het onderzoek van de schade in aanmerking moeten worden genomen en verschaft alle bewijsmateriaal waardoor deze schade wordt aangetoond.

34.
    De Raad stelt vast, dat de Commissie terecht tot de conclusie is gekomen, dat de klacht een voldoende begin van bewijs van het bestaan van schade bevatte en dat een antidumpingprocedure moest worden ingeleid.

35.
    Interveniënte Furfural Español stelt, dat verzoekster de verkeerde indruk tracht te wekken, dat het enige bewijs van schade in de klacht het verbruikscijfer was en dat dit cijfer enkel betrekking had op de verkoop van furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën. De klacht besteedt 25 pagina's aan een analyse van het vraagstuk van de schade en gaat in op alle in artikel 4, lid 2, van de basisverordening opgesomde factoren. Voor elk van deze factoren verschaft deze klacht bewijs van schade. In het algemeen bestrijken alle in de klacht verschafte gegevens en bewijsmateriaal de jaren 1987-1992 (eerste kwartaal), gedurende welke periode Agrifurane, de enige andere producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap, actief was. Derhalve staat vast, dat de klacht inlichtingen over voor de vervaardiging van furfurylalcohol bestemd furfuraldehyd bevatte. Voorts werden in de klacht cijfers betreffende de omvang en de prijzen van de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China en andere derde landen gepresenteerd, los van de vraag of het product werd gebruikt voor het zuiveren van smeeroliën dan wel voor het vervaardigen van furfurylalcohol.

36.
    Furfural Español erkent, dat de in de klacht verschafte inlichtingen over het verbruik in de Gemeenschap nauwkeuriger zijn wat de verkoop van voor het

zuiveren van smeeroliën bestemd furfuraldehyd betreft. Aangezien alle gegevens over de invoer van furfuraldehyd in België vertrouwelijk werden behandeld en de voornaamste producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap in België was gevestigd, zou het evenwel onbillijk zijn geweest, van klaagster te verlangen, gedetailleerder inlichtingen met betrekking tot het segment van furfurylalcohol te verschaffen. Dit zou er immers op neer zijn gekomen, dat zij werd beroofd van haar recht op wettige bescherming dat de basisverordening aan de bedrijfstak van de Gemeenschap toekent.

37.
    Wat de argumenten van de Raad en van interveniënte met betrekking tot het in de klacht verschafte andere bewijsmateriaal dan de cijfers over de marktaandelen betreft, stelt verzoekster, dat aangezien Furfural Español alleen maar furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën heeft geleverd, alle economische factoren betreffende de invloed van de invoer op de situatie van deze onderneming, per definitie enkel op deze markt betrekking konden hebben. Derhalve hebben de factoren die klaagster heeft aangevoerd om het bestaan van schade aan te tonen, enkel betrekking op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd.

38.
    Tenslotte stelt verzoekster in repliek, dat het verbazing wekt, dat de Commissie het niet dienstig vond haar eigen dossier van een in 1981 ingeleide procedure te raadplegen, die betrekking had op hetzelfde product, dezelfde landen van uitvoer en dezelfde importeur, te weten QO Chemicals. In deze procedure, in het kader waarvan Furfural Español eveneens was beschuldigd van dumping in de Gemeenschap, heeft de Commissie onder vrijwel identieke feitelijke omstandigheden als in het onderhavige geval geconcludeerd, dat de invoer zonder dumping uit de Dominicaanse Republiek de voornaamste oorzaak van de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade was geweest, en dat, wat de invoer uit China (en uit Spanje) betreft, de belangen van de Gemeenschap geen beschermingsmaatregelen vergden.

39.
    In dupliek stelt de Raad, dat de in 1981 ingeleide procedure niet met de onderhavige zaak in verband kan worden gebracht, omdat de situatie op de furfuraldehydmarkt in de Gemeenschap in de tussentijd ingrijpend is gewijzigd. In de eerste plaats hebben alle in 1981 aanwezige producenten van de Gemeenschap hun activiteiten gestaakt. In de tweede plaats was Furfural Español, die thans de enige producent van de Gemeenschap is na de toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Gemeenschap in 1986, in 1981 exporteur. In de derde plaats is van de twee grote importeurs van furfuraldehyd in 1981 (QO Chemicals en Rhône-Poulenc) enkel QO Chemicals nog actief. In de vierde plaats was verzoekster in 1981 de enige exporteur in China, terwijl in de onderhavige zaak een groot aantal onafhankelijke exporteurs uit dit land het product kennelijk tegen zeer lage prijzen heeft verkocht. Tenslotte was de klacht in de procedure van 1981, anders dan in het onderhavige geval, onder meer gericht tegen de Dominicaanse Republiek, zodat de invoer uit dit land in een geheel verschillende context moest worden onderzocht.

— Tweede middel

40.
    Volgens verzoekster is het antidumpingrecht opgelegd in strijd met artikel 2, lid 1, van de basisverordening en met het evenredigheidsbeginsel. Het strekt zich immers zonder onderscheid uit tot alle invoer van furfuraldehyd, terwijl bij de bepaling van de schade is uitgegaan van de vaststelling, dat enkel schade is geleden met betrekking tot voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd. Het aldus gebruikte product vertegenwoordigt evenwel slechts een klein percentage van het totale verbruik van furfuraldehyd in de Gemeenschap.

41.
    Verzoekster herinnert eraan, dat volgens artikel 2, lid 1, een antidumpingrecht kan worden toegepast op ieder product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen daarvan schade veroorzaakt. Volgens haar houdt dit artikel in, dat het antidumpingrecht enkel is

gerechtvaardigd voor zover het noodzakelijk is om de door dumping veroorzaakte schade op te heffen.

42.
    De door de instellingen opgelegde antidumpingmaatregel gaat duidelijk verder dan hetgeen noodzakelijk was om de schade op te heffen, aangezien hij van toepassing is op alle invoer van furfuraldehyd en niet uitsluitend op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd, waarop de klacht betrekking heeft. Derhalve is de antidumpingmaatregel in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

43.
    Overigens hebben de instellingen in de voorlopige verordening (punt 24) bevestigd, dat er geen concurrentie bestond tussen de verkopen op elk van de twee furfuraldehydmarkten.

44.
    In repliek erkent verzoekster, dat het voor de twee verschillende toepassingen gebruikte product één en hetzelfde product is. Aan de hand van verscheidene voorbeelden stelt zij evenwel, dat de communautaire douanewetgeving bepalingen bevat op grond waarvan fysiek identieke producten naar gelang van hun uiteindelijk gebruik voor de instelling van de douanerechten verschillend kunnen worden behandeld. De Raad had dus enkel een antidumpingrecht kunnen instellen op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd, het enige gebruik waarvoor de klacht melding maakte van schade.

45.
    Ter terechtzitting heeft verzoekster betoogd, dat, gezien de verminderde productiecapaciteit van Furfural Español, de voor QO Chemicals bestemde Chinese invoer van furfuraldehyd aan de bedrijfstak van de Gemeenschap geen schade kon toebrengen. Om die reden had het antidumpingrecht enkel moeten worden ingesteld op furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën en zou de instelling van antidumpingrechten op furfuraldehyd voor andere klanten dan QO Chemicals hebben volstaan om de schade weg te nemen. Verzoekster voegde hieraan toe, dat Furfural Español zelfs na de instelling van antidumpingrechten geen furfuraldehyd aan QO Chemicals heeft geleverd.

46.
    Volgens de Raad heeft alle invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China, ongeacht het daadwerkelijke of beoogde gebruik daarvan, de bedrijfstak van de Gemeenschap schade toegebracht. Voorts had het door de gemeenschapsinstellingen verrichte onderzoek naar de schade betrekking op alle invoer en niet alleen maar op de invoer van voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd.

47.
    Verzoeksters verwijzing naar punt 24 van de voorlopige verordening is volstrekt onjuist. De instellingen hebben daarin niet bevestigd, dat er geen concurrentie kon bestaan tussen de verkopen op de markt van furfuraldehyd voor de vervaardiging van furfurylalcohol en de verkopen op de markt van furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën. Integendeel, in punt 24 wordt onderscheid gemaakt tussen een „markt voor eigen gebruik” en een „vrije markt”. Voorts wijst de definitieve verordening op een gewijzigde aanpak van de Commissie bij het onderzoek naar de schade in vergelijking met de voorlopige verordening, wat het bestaan van een „markt voor eigen gebruik” betreft.

48.
    Wat ten slotte het argument inzake de douanewetgeving betreft, volgens hetwelk het mogelijk zou zijn een product verschillend te behandelen naar gelang het uiteindelijke gebruik ervan, stelt de Raad, dat in casu geen belang toekomt aan de vraag, of dat theoretisch mogelijk zou zijn geweest, omdat aan de in geding zijnde verordening niet ten grondslag ligt, dat het technisch onmogelijk was de instelling van een antidumpingrecht op de door verzoekster voorgestelde wijze te beperken.

49.
    Met betrekking tot verzoeksters verwijzing naar punt 24 van de considerans van de voorlopige verordening, stelt Furfural Español nog, dat zijzelf en de producenten in China eveneens in een concurrentiestrijd waren verwikkeld om de orders van Agrifurane voor furfuraldehyd voor de vervaardiging van furfurylalcohol te verkrijgen, tot het tijdstip waarop deze vennootschap haar activiteiten heeft gestaakt. Zij zijn thans nog steeds in een concurrentiestrijd verwikkeld om de

orders van Indofurane Europe voor de vervaardiging van furfurylalcohol binnen te halen.

50.
    Ter terechtzitting heeft zij erkend, dat zij na de instelling van de anti-dumpingrechten geen furfuraldehyd aan QO Chemicals had verkocht. Niettemin heeft zij een beroep gedaan op haar legitieme recht om niet te worden uitgesloten als potentiële leverancier van welke klant dan ook op een markt die aan loyale concurrentievoorwaarden voldoet, met name wat de prijzen betreft.

Beoordeling door het Gerecht

— Het bestaan van een of twee furfuraldehydmarkten

51.
    De eerste vraag die rijst is of de instellingen terecht hebben geconcludeerd, dat er geen twee afzonderlijke furfuraldehydmarkten bestonden voor elk van de twee toepassingen van dit product, waarbij eraan zij herinnerd, dat zij op het gebied van de handelspolitieke beschermingsmaatregelen over een ruime discretionaire bevoegdheid beschikken en dat de rechterlijke toetsing zich moet beperken tot een onderzoek van de vraag, of zij geen kennelijke beoordelingsfout hebben begaan of zich niet hebben schuldig gemaakt aan misbruik van bevoegdheid (arrest Hof van 14 juli 1988, Fediol, 188/85, Jurispr. blz. 4193, punt 6).

52.
    In de eerste plaats zij opgemerkt, dat furfuraldehyd, ongeacht of het wordt gebruikt voor het zuiveren van smeeroliën dan wel voor de vervaardiging van furfurylalcohol, één en hetzelfde product is, zoals verzoekster zelf erkent. Het kan dus te allen tijde worden gebruikt voor welke van de twee toepassingen dan ook. Tijdens het onderzoek heeft de Commissie vastgesteld, zonder tijdens de administratieve procedure noch in de onderhavige contentieuze procedure door verzoekster teworden weersproken, dat het door de producent in de Gemeenschap vervaardigde furfuraldehyd en het in China vervaardigde product dezelfde specifieke kenmerken hadden en dat deze producten met betrekking tot hun gebruik onderling

verwisselbaar waren (punt 11 van de considerans van de voorlopige verordening, bevestigd in punt 4 van de considerans van de definitieve verordening).

53.
    In de tweede plaats moet worden vastgesteld, dat geen enkele bepaling van de basisverordening de instellingen verplicht, een zelfde product naar gelang de verschillende toepassingen ervan verschillend te behandelen. Zoals de Raad terecht opmerkt, bestaat er geen objectief criterium aan de hand waarvan kan worden vastgesteld, voor welk gebruik het product bedoeld is of wat de eindbestemming ervan is wanneer het in de Gemeenschap wordt ingevoerd of verkocht.

54.
    In de derde plaats zij aangetekend, dat elke vennootschap die furfuraldehyd levert aan klanten die het gebruiken voor het zuiveren van smeeroliën, eveneens een potentiële leverancier is van kopers die dit product gebruiken voor het vervaardigen van furfurylalcohol, zoals wordt aangetoond door de verkopen door Furfural Español aan de vennootschappen Agrifurane, Indofurane en QO Chemicals, alsmede door de wederverkopen van furfuraldehyd door deze laatste vennootschap aan andere handelaren voor het zuiveren van smeeroliën.

55.
    In deze omstandigheden zijn de instellingen niet buiten hun ruime beoordelingsbevoegdheid getreden door te overwegen, dat er geen twee afzonderlijke, van elkaar losstaande markten bestonden, en door dienovereenkomstig te beslissen, furfuraldehyd niet verschillend te behandelen naar gelang de twee toepassingen ervan.

— Het voorhanden zijn in de klacht van voldoende bewijsmateriaal om de opening van een onderzoek naar alle invoer van furfuraldehyd uit China te rechtvaardigen

56.
    Verzoeksters argument inzake schending van de artikelen 5, lid 2, en 7, lid 1, van de basisverordening, dat strekt tot staving van de zienswijze dat het onderzoek enkel betrekking kon hebben op de invoer van voor het zuiveren van smeeroliën

bestemd furfuraldehyd, berust op het postulaat, dat er twee afzonderlijke furfuraldehydmarkten bestaan.

57.
    Nu het Gerecht heeft vastgesteld, dat er slechts één markt bestond, is dit argument ongegrond.

58.
    Het is dus ten overvloede dat de voornaamste elementen van dit argument niettemin zullen worden onderzocht.

59.
    Verzoekster kan geen argument ontlenen aan de inhoud van het bericht van inleiding van de procedure. Zo de cijfers betreffende de marktaandelen in de rubriek „Beweerde schade” inderdaad al betrekking hebben op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd, in de definitie van het product in dit bericht alsmede in de cijfers betreffende andere gegevens, met name de omvang van de invoer, die eveneens in dit bericht vermeld staan, wordt gesproken van twee toepassingen van furfuraldehyd. Derhalve kan verzoekster niet stellen, dat het enkele feit dat een van de elementen van het bericht van inleiding slechts betrekking heeft op een van beide toepassingen van furfuraldehyd, de Commissie verplichtte de procedure te beperken tot enkel deze toepassing van het product.

60.
    Interveniënte Furfural Español heeft terecht opgemerkt, dat indien voor de geldigheid van een klacht werd verlangd, dat gegevens over de invoer van furfuraldehyd in België worden verschaft waarin een klager, gezien de vertrouwelijke behandeling ervan, geen inzage kan krijgen, terwijl er in zijn klacht voldoende andere gegevens betreffende de geleden schade voorhanden zijn, en het door hem vervaardigde product en het product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, onderling volstrekt verwisselbaar zijn, zulks hem hoe dan ook zou beroven van zijn recht op wettige bescherming dat de basisverordening aan de bedrijfstak van de Gemeenschap toekent.

61.
    Verzoekster kan niet op goede gronden stellen, dat aangezien Furfural Español enkel furfuraldehyd heeft geleverd voor het zuiveren van smeeroliën, alle in de klacht gepresenteerde economische factoren betreffende de invloed van de invoer op klaagster, per definitie enkel betrekking kunnen hebben op de markt van furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën. Furfural Español heeft namelijk ook furfuraldehyd geleverd aan producenten van furfurylalcohol.

62.
    Verzoekster kan evenmin een beroep doen op het arrest Rima Eletrometalurgia (reeds aangehaald in punt 26 hierboven). In deze zaak heeft het Hof de antidumpingverordening nietigverklaard wegens schending van artikel 7, lid 1, van de basisverordening, op grond dat de instellingen in het kader van een procedure van nieuw onderzoek ten aanzien van Rima Eletrometalurgia een nieuw onderzoek hadden geopend, terwijl haar producten na het eerste onderzoek van de toepassing van het antidumpingrecht waren uitgesloten en de instellingen geen enkel bewijs van het bestaan van dumping door deze onderneming hadden. In deze context overwoog het Hof in punt 16 van het arrest, dat „het bestaan van voldoende bewijs van dumping en daaruit voortvloeiende schade steeds een eerste vereiste is voor de opening van een onderzoek, zowel bij de inleiding van een antidumpingprocedure als in de loop van een nieuw onderzoek van een verordening tot instelling van antidumpingrechten”. Anders dan verzoekster stelt, kan uit deze verklaring dus niet worden afgeleid, dat bewijsmateriaal van schade met betrekking tot één enkele toepassing van een bepaald product, hoe dan ook als onvoldoende moet worden beschouwd. Aangezien de klacht bewijsmateriaal van de door de producent in de Gemeenschap geleden schade bevatte, was de Commissie gerechtigd dit als voldoende te beschouwen, ook al had het uitsluitend betrekking op een van beide toepassingen, aangezien het product hetzelfde was.

63.
    Tenslotte kan verzoekster zich niet met succes beroepen op de in 1981 ingeleide antidumpingprocedure, aangezien het nieuwe onderzoek dat aan de onderhavige procedure ten grondslag ligt, is ingesteld op basis van voldoende bewijsmateriaal.

Zoals de Raad terecht opmerkt (zie punt 39 hierboven), is verzoeksters argument hoe dan ook irrelevant, gelet op de substantiële en duidelijke wijzigingen die zich in de tussentijd hebben voorgedaan.

64.
    Uit al het voorgaande volgt, dat de Commissie gerechtigd was de procedure niet tot de enkele invoer van voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd te beperken, en dat zij, door te beslissen de procedure met betrekking tot alle invoer van furfuraldehyd in te leiden, geen inbreuk heeft gemaakt op artikel 5, lid 2, noch op artikel 7, lid 1, van de basisverordening.

— De schade

65.
    In dit stadium van de redenering moeten de door verzoekster in het kader van het tweede middel naar voren gebrachte argumenten betreffende de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade worden onderzocht. Volgens deze argumenten gaat de door de instellingen opgelegde antidumpingmaatregel duidelijk verder dan hetgeen noodzakelijk was om de schade op te heffen, aangezien hij van toepassing is op alle invoer van furfuraldehyd en niet uitsluitend op voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd, terwijl een maatregel die enkel gold voor de invoer van voor deze laatste toepassing bestemd furfuraldehyd, zou hebben volstaan om de schade op te heffen.

66.
    Deze stelling kan niet worden aanvaard, nu is vastgesteld (zie punt 55 hierboven) dat de twee verschillende toepassingen van furfuraldehyd niet duidden op twee afzonderlijke markten en het product hetzelfde was.

67.
    Voorts zij eraan herinnerd, dat artikel 2, lid 1, van de basisverordening bepaalt, dat „een antidumpingrecht kan worden toegepast op ieder product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Gemeenschap in het vrije verkeer brengen daarvan schade veroorzaakt”. Deze bepaling verplicht de instellingen geenszins uitsluitend voor één van de toepassingen van een bepaald product

antidumpingrechten op te leggen. Zij stelt als enige voorwaarde voor de instelling van rechten, dat het product schade heeft veroorzaakt, hetgeen in casu niet wordt betwist.

68.
    Nu niets eraan in de weg staat, dat furfuraldehyd zonder onderscheid voor de ene of voor de andere toepassing wordt gebruikt en er zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde sprake is van daadwerkelijke of potentiële mededinging, zou de instelling van antidumpingrechten op uitsluitend furfuraldehyd voor het zuiveren van smeeroliën, geen waarborg zijn geweest voor opheffing van de schade.

69.
    Furfuraldehyd dat voor gebruik bij een van beide toepassingen wordt gekocht, zou namelijk zonder problemen kunnen worden aangewend voor de andere toepassing, zoals ook blijkt uit het — door partijen erkende — feit, dat QO Chemicals, de voornaamste producent van furfurylalcohol in de Gemeenschap, het overschot van voor haar productie gekochte furfuraldehyd doorverkoopt aan ondernemingen die het gebruiken voor het zuiveren van smeeroliën.

70.
    Derhalve zou het doel van de instelling van antidumpingrechten in casu worden miskend, indien uitsluitend rechten werden ingesteld op de invoer van voor het zuiveren van smeeroliën bestemd furfuraldehyd.

71.
    In deze omstandigheden zijn de instellingen, door antidumpingrechten in te stellen op alle Chinese invoer van furfuraldehyd, niet verder gegaan dan hetgeen noodzakelijk was om de schade op te heffen.

72.
    Verzoeksters argument, dat het mogelijk is een product voor de heffing van douanerechten verschillend te behandelen naar gelang het uiteindelijke gebruik ervan, kan niet worden aanvaard. Gelet op hetgeen zojuist is uiteengezet, betekende het feit dat deze mogelijkheid in de douanewetgeving kan bestaan, niet dat de Raad verplicht was haar toe te passen. De gemeenschapsinstellingen hebben

hoe dan ook overeenkomstig de bepalingen van de basisverordening gehandeld, zonder buiten hun ruime beoordelingsbevoegdheid te treden, zoals hiervoor is geoordeeld.

73.
    Voorts heeft interveniënte Furfural Español terecht het recht van de bedrijfstak van de Gemeenschap doen gelden om niet door dumpingpraktijken daadwerkelijk of potentieel van een bepaalde markt te worden uitgesloten.

74.
    Geconcludeerd moet dus worden, dat de instellingen noch artikel 2, lid 1, van de basisverordening, noch het evenredigheidsbeginsel hebben geschonden door op alle invoer van furfuraldehyd, onafhankelijk van het uiteindelijke gebruik van dit product, antidumpingrechten in te stellen.

75.
    Gezien al het vorenstaande moeten het eerste en het tweede middel worden verworpen.

Het derde middel: schending van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en kennelijk onjuiste beoordeling

Argumenten van partijen

76.
    Volgens verzoekster berust de conclusie van de instellingen, dat de schade is veroorzaakt doordat furfuraldehyd van oorsprong uit China is ingevoerd op de markt van voor het zuiveren van smeeroliën gebruikt furfuraldehyd, op een onjuiste beoordeling van de feiten en gaat zij mank aan fundamentele tegenstrijdigheden.

77.
    De gemeenschapsinstellingen hebben bij hun onderzoek van de schade geen rekening gehouden met de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Dominicaanse Republiek, op grond dat deze invoer geschiedde door één enkele importeur in de Gemeenschap, QO Chemicals, en dat deze vrijwel geen zaken deed met de producent van de Gemeenschap.

78.
    Verzoekster is evenwel van mening dat, aangezien 84 % van de Chinese invoer voor QO Chemicals was bestemd, hiervoor dezelfde redenering moest gelden, in dier voege dat deze invoer enkel voor de resterende 16 % aan de producent van de Gemeenschap schade kon toebrengen.

79.
    De gemeenschapsinstellingen hebben evenmin rekening gehouden met de wederverkopen van furfuraldehyd door QO Chemicals aan ondernemingen die het gebruiken voor het zuiveren van smeeroliën, op grond dat deze verkopen de producent van furfuraldehyd in de Gemeenschap geen schade toebrachten omdat de wederverkoopprijzen hoger waren dan die van de Chinese exporteurs en niet lager dan die van de producent van de Gemeenschap.

80.
    De instellingen hebben ten onrechte gesteld, dat de invoer uit andere landen geen schade kon hebben veroorzaakt op grond dat hun marktaandeel vergeleken met de invoer uit China gering was. Indien op de totale Chinese invoer de 84 % in mindering wordt gebracht die voor QO Chemicals was bestemd, is de omvang van de Chinese invoer niet veel hoger dan de omvang van de invoer uit andere landen van uitvoer. De verkopen van furfuraldehyd van oorsprong uit China aan andere klanten dan QO Chemicals in de Gemeenschap beliepen namelijk 1 050 ton. De Raad stelt, zonder hiervoor het bewijs te leveren, dat deze verkopen gedurende de onderzoekperiode bijna 2 500 ton bedroegen. Ook al zou dat waar zijn, dan zou deze omvang niet zoveel groter zijn dan de omvang van de uitvoer uit andere landen naar de Gemeenschap gedurende de onderzoekperiode. Zo bedroeg het gecombineerde invoervolume uit Argentinië, Zuid-Afrika, Indonesië en Slovenië gedurende deze periode 2 116 ton.

81.
    De Raad erkent zelf, dat het product uit de Dominicaanse Republiek is verkocht tegen exportprijzen die aanzienlijk lager waren dan die van enig ander land van uitvoer en dat het volume van deze uitvoer naar de Europese Unie viermaal zo groot is als het door China uitgevoerde volume.

82.
    Tenslotte bestrijdt verzoekster de verklaring van de Raad, dat de invoer uit China gedurende de onderzoekperiode zou zijn toegenomen. Hij is tussen 1990 en 1992 juist aanzienlijk teruggelopen.

83.
    De Raad stelt, dat de kernvraag is, of hij terecht heeft geconcludeerd, dat de invoer uit China met dumping de producent van de Gemeenschap schade heeft berokkend, terwijl dat niet het geval was met de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit de Dominicaanse Republiek.

84.
    De invoer uit China bevindt zich in een geheel andere situatie dan de invoer uit de Dominicaanse Republiek, aangezien er nimmer bijzondere banden tussen verzoekster en QO Chemicals hebben bestaan, QO Chemicals niet afhankelijk is van verzoekster zoals zij dat is van de Dominicaanse producent en derhalve verzoekster en andere Chinese exporteurs met betrekking tot het gedeelte van de vraag van QO Chemicals waaraan de Dominicaanse producent niet voldoet, met de producent van de Gemeenschap en de exporteurs van andere derde landen concurreren. Voorts had de procedure geen betrekking op de invoer van door verzoekster verkocht furfuraldehyd, doch op de invoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China.

85.
    Met betrekking tot de gestelde vermindering van de invoer uit China gedurende de onderzoekperiode merkt de Raad op, dat verzoekster zich baseert op een tabel met het opschrift „Invoer van furfuraldehyd door andere importeurs in de Gemeenschap dan QO Chemicals (voor het zuiveren van smeeroliën bestemd furfuraldehyd) (in tonnen)”, die enkel de cijfers van de invoer van furfuraldehyd in andere lidstaten dan België bevat.

86.
    Tenslotte verklaart verzoekster geenszins, hoe de producent van de Gemeenschap, in weerwil van de invoer uit de Dominicaanse Republiek, in het verleden erin slaagde zijn prijzen en marktaandeel te handhaven en ruimschoots winstgevend te

produceren, hetgeen volgens de Raad bevestigt, dat de invoer uit de Dominicaanse Republiek aan de producent in de Gemeenschap geen schade had toegebracht.

87.
    In haar memorie in interventie brengt Furfural Español in herinnering, dat in de definitieve verordening (punt 17) bij het onderzoek van de schade rekening is gehouden met de invoer uit de Dominicaanse Republiek en dat, ofschoon de cijfers met betrekking tot het verbruik, de marktaandelen, de verkopen en andere cijfers zijn gewijzigd, de door die cijfers tot uitdrukking gebrachte tendensen dezelfde zijn gebleven, hetgeen bevestigt dat de invoer uit de Dominicaanse Republiek niet de oorzaak van de door de producent in de Gemeenschap geleden schade was.

88.
    Interveniënte erkent, dat de Commissie inderdaad heeft gehandeld alsof 100 % van de invoer uit China op de markt was verkocht in concurrentie met Furfural Español, omdat deze invoer daadwerkelijk concurrentie van Furfural Español ondervond. De enige verkopen die geen concurrentie van Furfural Español ondervonden, waren de verkopen aan QO Chemicals door haar leverancier in de Dominicaanse Republiek in het kader van hun bijzondere overeenkomst.

Beoordeling door het Gerecht

89.
    Artikel 4, lid 1, van de basisverordening luidt als volgt:

„Schade wordt slechts vastgesteld indien de invoer met dumping of subsidiëring door het effect van de dumping (...) schade veroorzaakt, dat wil zeggen aanmerkelijke schade aan een gevestigde bedrijfstak van de Gemeenschap toebrengt of dreigt toe te brengen (...). Schade veroorzaakt door andere factoren, zoals de omvang en de prijzen van de invoer zonder dumping of subsidiëring of inkrimping van de vraag, die afzonderlijk of gecombineerd eveneens nadelige gevolgen voor de communautaire bedrijfstak hebben, mag niet worden toegeschreven aan de invoer met dumping of subsidiëring.”

90.
    Nagegaan moet worden, of in casu aan de in deze bepaling gestelde voorwaarden wordt voldaan.

91.
    In de eerste plaats bestrijdt verzoekster niet, dat haar invoer heeft plaatsgevonden tegen dumpingprijzen en dat de vastgestelde dumpingmarge 62,6 % bedroeg, zijnde het gewogen gemiddelde van de dumpingmarges van alle Chinese exporteurs.

92.
    In de tweede plaats bestrijdt zij evenmin, dat haar invoer aan de producent van de Gemeenschap schade heeft toegebracht. Zij stelt evenwel, dat slechts 16 % van de Chinese invoer dergelijke schade kon veroorzaken, aangezien de resterende 84 % bestemd was voor de vervaardiging van furfurylalcohol, voor welke toepassing de producent van de Gemeenschap niet leverde. Derhalve kwam aan deze 16 % hetzelfde gewicht toe als aan de invoer uit andere derde landen dan de Dominicaanse Republiek.

93.
    In dit verband zij eraan herinnerd, dat het voor beide toepassingen gebruikte furfuraldehyd één en hetzelfde product is, dat te allen tijde voor een van deze toepassingen kan worden gebruikt (zie punt 52 hierboven). Derhalve kan 100 % van de Chinese invoer de producent van de Gemeenschap schade berokkenen.

94.
    In de derde plaats wordt in de definitieve verordening (punt 25) het volgende overwogen:

„Het grootste gedeelte van het in de Gemeenschap verbruikte furfuraldehyd werd de afgelopen 30 jaar uit [de Dominicaanse Republiek] ingevoerd (...) Desalniettemin slaagde de communautaire producent erin zijn prijzen en marktaandeel te handhaven en tot 1991 ruimschoots winstgevend te produceren. Pas vanaf 1992, toen de prijs van het uit China ingevoerde furfuraldehyd plotseling terugliep, zag de communautaire producent zich genoodzaakt zijn binnenlandse verkoopprijzen te verlagen en deze neerwaartse tendens te volgen teneinde zijn marktaandeel te kunnen handhaven (...)”

95.
    Dienaangaande volgt uit de voorlopige en de definitieve verordening, enerzijds, dat, hoewel de prijzen van de producent in de Gemeenschap tussen 1988 en 1991 met 23,7 % zijn gestegen, zij tussen 1991 en de onderzoekperiode met 36,4 % zijn gedaald, en anderzijds dat zijn resultaten, die in 1991 nog steeds positief waren, in de daaropvolgende jaren steeds slechter zijn geworden: in 1992 werd verlies geleden, dat gedurende de onderzoekperiode aanzienlijk werd (tussen 10 en 20 % van de omzet).

96.
    Derhalve moet de verslechtering van de economische situatie van de producent van de Gemeenschap in 1992 niet worden toegeschreven aan een situatie die gedurende meer dan 30 jaar stabiel was gebleven, doch aan de verandering die zich in 1992 op de markt heeft voltrokken, namelijk een plotselinge verlaging van de prijzen van de Chinese invoer. Voorts wordt niet betwist, dat de producent in de Gemeenschap ondanks de invoer van furfuraldehyd uit de Dominicaanse Republiek ruimschoots winstgevend heeft kunnen produceren tot het tijdstip waarop de prijs van furfuraldehyd uit China plotseling daalde.

97.
    Tenslotte wordt in punt 18 van de definitieve verordening beklemtoond, dat hoewel het marktaandeel van de invoer uit de Dominicaanse Republiek tussen 1989 en 1992 toenam, deze tendens tussen 1992 en het einde van de onderzoekperiode keerde en het marktaandeel van de Chinese invoer toenam van 13,7 tot 15,2 %.

98.
    In deze omstandigheden hebben de instellingen geen kennelijke beoordelingsfout begaan door te overwegen, dat de invoer van furfuraldehyd uit de Dominicaanse Republiek, waaraan geen enkele dumpingpraktijk werd toegeschreven, niet het oorzakelijk verband verbrak tussen de dumping ten aanzien van de invoer van furfuraldehyd uit China en de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade.

99.
    Het is hoe dan ook vaste rechtspraak, dat tegen het instellen van antidumpingrechten niet kan worden opgekomen met het argument, dat zij de problemen laten voortbestaan die voor de bedrijfstak van de Gemeenschap worden gecreëerd door de mededinging van producten die zonder dumping uit derde landen worden ingevoerd.

100.
    Zoals het Hof overwoog in zijn arrest van 5 oktober 1988, Brother/Raad (250/85, Jurispr. blz. 5683, punt 42), is het feit dat een producent in de Gemeenschap ook andere dan door dumping veroorzaakte moeilijkheden ondervindt, geen reden deze producent elke bescherming tegen de door de dumping veroorzaakte schade te onthouden.

101.
    In de zaak die tot dit arrest leidde, had Brother gesteld (punt 40 van het arrest), dat in haar geval het instellen van een definitief antidumpingrecht de belangen van de Gemeenschap op geen enkele wijze diende, aangezien andere niet-communautaire ondernemingen op de markt van de Gemeenschap bleven verkopen tegen prijzen die gelijk waren aan of lager dan die van haar.

102.
    Het Hof stelde vast (punt 41), dat Brother niet beweerde, dat bedoelde ondernemingen op de markt tegen dumpingprijzen verkochten en dat onder die omstandigheden de belangen van de Gemeenschap doeltreffend waren gewaarborgd door beschermende maatregelen tegen invoer met dumping, ook al onttrekt een antidumpingrecht de communautaire industrie niet aan de mededinging van producten die zijn ingevoerd uit andere derde landen, maar zonder dumping.

103.
    Evenzo overwoog het Hof in zijn arrest van 5 oktober 1988, Canon e.a./Raad (277/85 en 300/85, Jurispr. blz. 5731, punt 63), in antwoord op het argument van verzoekster dat een deel van de door de communautaire producent geleden verliezen was veroorzaakt door zijn gebrek aan efficiëntie, dat het feit dat een producent in de Gemeenschap ook andere dan door dumping veroorzaakte

moeilijkheden ondervindt, geen reden is deze producent elke bescherming tegen de door de dumping veroorzaakte schade te onthouden.

104.
    Aangezien enerzijds het bestaan van een dumpingpraktijk in het kader van de Chinese invoer alsmede van door deze invoer veroorzaakte schade is vastgesteld en anderzijds verzoekster niet heeft aangetoond, dat de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade, zoals vastgesteld in de voorlopige en de definitieve verordening, moest worden toegeschreven aan andere factoren, inzonderheid de invoer uit de Dominicaanse Republiek, moet, gezien het vorenstaande, worden geconcludeerd, dat in casu is voldaan aan de in artikel 4, lid 1, van de basisverordening gestelde voorwaarden.

105.
    Verzoeksters argument inzake de gevolgen voor de schade van de invoer uit andere derde landen dan de Dominicaanse Republiek (zie punt 80 hierboven), gaat uit van het beginsel dat onderscheid kan worden gemaakt tussen een markt van voor het zuiveren van smeeroliën bestemd furfuraldehyd en een markt van voor de vervaardiging van furfurylalcohol bestemd furfuraldehyd. Verzoekster brengt op de totale Chinese invoer immers de 84 % in mindering die bestemd was voor QO Chemicals, om het resterende gedeelte van deze invoer te vergelijken met de invoer uit andere derde landen dan de Dominicaanse Republiek.

106.
    Er is evenwel vastgesteld (zie punt 93 hierboven), dat 100 % van de Chinese invoer de bedrijfstak van de Gemeenschap schade kan berokkenen. Derhalve moet voor de beoordeling van het relatieve gewicht van de Chinese invoer in verhouding tot de invoer uit andere derde landen dan de Dominicaanse Republiek, 100 % van de Chinese invoer worden vergeleken met de invoer uit elk van de andere derde landen en niet 16 % van de Chinese invoer met de gecumuleerde omvang van de invoer uit alle derde landen. In deze omstandigheden kan verzoeksters argument, dat aan de Chinese invoer hetzelfde gewicht toekwam als aan de invoer uit andere derde landen dan de Dominicaanse Republiek, niet worden aanvaard.

107.
    De — door de Raad betwiste — verklaring van verzoekster als zou de omvang van de Chinese invoer gedurende de onderzoekperiode zijn afgenomen, is gebaseerd op het cijfermateriaal in de tabel met het opschrift „Invoer van furfuraldehyd door andere importeurs in de Gemeenschap dan QO Chemicals (voor het zuiveren van smeeroliën bestemd furfuraldehyd) (in tonnen)”, dat enkel de uitvoer naar andere landen dan België omvat. 84 % van de Chinese uitvoer was evenwel bestemd voor QO Chemicals, een in België gevestigde vennootschap. Voorts heeft verzoekster ter terechtzitting verklaard, dat zij vanouds ongeveer 10 000 ton furfuraldehyd per jaar aan QO Chemicals had geleverd, welk cijfer veel hoger blijkt te zijn dan de cijfers in een andere tabel waarop in het verzoekschrift een beroep wordt gedaan, met het opschrift „Invoer in de Europese Unie van furfuraldehyd van oorsprong uit China”. Derhalve volstaan de door verzoekster verschafte cijfers niet om haar stelling te staven.

108.
    Het is hoe dan ook vaste rechtspraak, dat volgens artikel 4, lid 2, van de basisverordening het onderzoek van de schade gebaseerd moet zijn op een reeks factoren, waarbij een van deze factoren afzonderlijk beschouwd geen beslissende betekenis kan hebben. Daarom staat het feit dat het marktaandeel van de met dumping ingevoerde producten is verminderd, niet in de weg aan de vaststelling dat die invoer ernstige schade heeft veroorzaakt, wanneer die vaststelling is gebaseerd op verscheidene van de volgens genoemde bepaling in aanmerking te nemen factoren (arresten Hof van 11 juli 1990, Neotype Techmashexport/Commissie en Raad, C-305/86 en C-160/87, Jurispr. blz. I-2945, punten 50-52, Stanko France/Commissie en Raad, C-320/86 en C-188/87, Jurispr. blz. I-3013 — summiere publicatie — punten 60 en 61, en Electroimpex e.a./Raad, C-157/87, Jurispr. blz. I-3021 — summiere publicatie — punten 41 en 42).

109.
    In casu zijn in de definitieve verordening (punten 19 en 21 van de considerans) de volgende elementen met betrekking tot de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade in aanmerking genomen:

—    de invoerprijzen van het furfuraldehyd van oorsprong uit China waren 24,4 % lager dan de prijzen van de communautaire producent en daalden gedurende de onderzoekperiode met meer dan 30 %;

—    de productie van furfuraldehyd door Furfural Español daalde van 1989 tot de onderzoekperiode met 17,7 %;

—    haar verkopen op de markt van de Gemeenschap gaven van 1989 tot de onderzoekperiode een daling van 28,5 % te zien;

—    het gebruik van haar productiecapaciteit daalde van 85 naar 70 %;

—    haar prijzen daalden tussen 1991 en de onderzoekperiode met 36,4 %; tussen 1992 en deze periode bedroeg de daling 22,4 %;

—    haar voorraden stegen gedurende de onderzochte periode met meer dan 31,6 %.

110.
    Deze elementen in aanmerking genomen, konden de gemeenschapsinstellingen, in weerwil van een eventuele daling van de Chinese invoer, op goede gronden tot de conclusie komen, dat de Chinese invoer tegen dumpingprijzen de bedrijfstak van de Gemeenschap schade had berokkend, zonder dat zulks op een kennelijke beoordelingsfout berust.

111.
    Derhalve moet het derde middel worden verworpen.

Het vierde en het vijfde middel: schending van artikel 190 van het Verdrag en kennelijk onjuiste beoordeling wat betreft de weigering van de Raad om de door verzoekster aangeboden verbintenis te aanvaarden

Argumenten van partijen

112.
    Verzoekster erkent, dat de instellingen over een ruime bevoegdheid beschikken om te beoordelen, of verbintenissen al dan niet moeten worden aanvaard. Deze beoordelingsbevoegdheid is evenwel onderworpen aan de in artikel 190 van het Verdrag neergelegde motiveringsplicht voor besluiten. Het besluit tot afwijzing van de door verzoekster aangeboden verbintenis is niet voldoende met redenen omkleed en is derhalve ongeldig.

113.
    De aangeboden verbintenis zou het mogelijk hebben gemaakt de maatregelen te beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk was om de door klaagster gestelde schade op te heffen. De twee door de instellingen aangevoerde gronden voor afwijzing van de verbintenis zijn ongeldig. Derhalve moet het afwijzingsbesluit nietig worden verklaard.

114.
    De eerste afwijzingsgrond (punt 29 van de considerans van de definitieve verordening) houdt in, dat het niet mogelijk was verzoekster een individuele behandeling te geven, aangezien zij volgens de instellingen niet voldeed aan de voorwaarden waaraan een onderneming in een niet-markteconomie diende te voldoen om voor de individuele behandeling in aanmerking te komen. Deze afwijzingsgrond maakt deel uit van een oud beleid van de Commissie van zogenoemde „individuele behandeling”, dat nadien drastisch is herzien. Verzoekster verwijst dienaangaande naar eerdere zaken.

115.
    De tweede afwijzingsgrond (punt 29 van de considerans van de definitieve verordening) houdt in, dat Chinese exporteurs, inzonderheid verzoekster zelf, in de afgelopen jaren verbintenissen hebben verbroken. Volgens verzoekster heeft niet zijzelf, zoals de Raad haar verwijt, doch een aantal van haar dochtermaatschappijen in de kaliumpermanganaat-zaak [verordening (EEG) nr. 1531/88 van de Raad van 31 mei 1988 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op de invoer van kaliumpermanganaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot definitieve

inning van het op deze invoer ingestelde voorlopige antidumpingrecht (PB L 138, blz. 1.)] een eerdere verbintenis geschonden. Derhalve kan deze schending geen geldige reden vormen voor afwijzing van de door haar aangeboden verbintenis. Voorts is het in de administratieve praktijk van de gemeenschapsinstellingen niet ongebruikelijk, dat verbintenissen worden aanvaard, hoewel zij zijn aangeboden door partijen die eerdere verbintenissen hebben geschonden. Derhalve is de afwijzing van de door haar aangeboden verbintenis arbitrair.

116.
    De Raad brengt in herinnering, dat de instellingen niet verplicht zijn verbintenissen te aanvaarden. De omstandigheden van het onderhavige geval beletten de gemeenschapsinstellingen hoe dan ook, de door verzoekster aangeboden verbintenis, die betrekking had op hoeveelheden en niet op prijzen en haar derhalve een feitelijk monopolie op de uitvoer van furfuraldehyd van oorsprong uit China zou hebben verschaft, te aanvaarden.

117.
    De Raad stelt voorts, dat verzoekster een eerdere verbintenis heeft geschonden. In de kaliumpermanganaat-zaak had Sinochem een verbintenis aangeboden die alle uitvoer, met inbegrip van die van haar dochtermaatschappijen, bestreek, zodat de activiteiten van haar dochtermaatschappijen onder haar verantwoordelijkheid vielen.

118.
    In haar memorie in interventie stelt Furfural Español nog, dat verzoekster geen enkele zakelijke reden heeft aangevoerd tot staving van haar stelling, dat de aangeboden verbintenis zou hebben volstaan om de door de bedrijfstak van de Gemeenschap geleden schade op te heffen en derhalve had moeten worden aanvaard.

Beoordeling door het Gerecht

119.
    Geen bepaling van de basisverordening verplicht de gemeenschapsinstellingen, verbintenissen te aanvaarden die worden aangeboden door handelaren tegen wie een aan de vaststelling van antidumpingrechten voorafgaand onderzoek wordt gevoerd. Uit artikel 10 van deze verordening blijkt integendeel, dat het ter beoordeling van de instellingen staat, of dergelijke verbintenissen kunnen worden aanvaard. De afwijzing van aangeboden verbintenissen, na een individueel onderzoek en voorzien van een motivering die voldoet aan de vereisten van artikel 190 van het Verdrag, kan door de rechter niet worden gelaakt, indien de gronden waarop zij steunt de beoordelingsmarge van de instellingen niet overschrijden (arrest Hof van 7 mei 1987, Toyo/Raad, 240/84, Jurispr. blz. 1809, punten 30-34).

120.
    Verzoekster beroept zich op schending van de motiveringsverplichting. Punt 29 van de considerans van de definitieve verordening bevat evenwel een opgave van de redenen waarom de Raad de door verzoekster aangeboden verbintenis heeft afgewezen. Deze motivering stelde verzoekster in staat om kennis te nemen van de redenen voor afwijzing van de door haar aangeboden verbintenis en stelde het Gerecht in staat zijn toezicht uit te oefenen.

121.
    Zoals de Raad terecht stelt, hield de door verzoekster aangeboden verbintenis niet de uitvoer tegen een bepaalde minimumprijs in, doch de beperking op jaarbasis van de omvang van het door haar naar de Gemeenschap uitgevoerde furfuraldehyd. Aanvaarding van de aangeboden verbintenis zou tot gevolg hebben gehad, dat op alle andere invoer uit China een hoog antidumpingrecht zou zijn toegepast en dat verzoekster weer het monopolie op de Chinese uitvoer van furfuraldehyd naar de Gemeenschap zou hebben gekregen. Bij aanvaarding hiervan zou verzoekster dus een individuele behandeling hebben gekregen zonder dat de schade werd opgeheven.

122.
    De eerdere zaken waarop verzoekster zich beroept, waarin de gemeenschapsinstellingen de aangeboden verbintenis hebben aanvaard, kunnen niet

met de onderhavige zaak worden vergeleken, omdat er in het land van uitvoer slechts één enkele overheidsonderneming bestond die de productie verzorgde. Derhalve werd de verbintenis in feite aangeboden door de staat zelf in plaats van door een individuele exporteur en had zij betrekking op de totale uitvoer uit het land. Bijgevolg had de aanvaarding niet tot gevolg, dat een bepaalde exporteur een individuele behandeling kreeg.

123.
    Voor zover de verbintenis ten slotte is afgewezen op grond dat verzoekster een eerdere verbintenis zou hebben geschonden, kan verzoekster zich niet beroepen op het feit, dat de schending van de verbintenis in de kaliumpermanganaat-zaak enkel aan haar dochtermaatschappijen was toe te schrijven. In die zaak bestreek haar verbintenis immers al haar uitvoer, met inbegrip van die van haar dochtermaatschappijen, zoals de Raad ter zake onweersproken heeft gesteld. In deze omstandigheden was verzoekster tevens verantwoordelijk voor de activiteiten van haar dochtermaatschappijen.

124.
De schending van een eerdere verbintenis vormt evenwel een element dat de gemeenschapsinstellingen in samenhang met de omstandigheden van het betrokken geval in overweging kunnen nemen bij hun besluit een aangeboden verbintenis te aanvaarden of af te wijzen. Dat zij in eerdere zaken soms verbintenissen hebben aanvaard van exporteurs die eerder hun verbintenissen hadden verbroken, kan de ruime beoordelingsbevoegdheid waarover zij ter zake beschikken, niet beperken.

125.
    In casu is de Raad dus niet buiten zijn ruime beoordelingsbevoegdheid getreden door de aangeboden verbintenis af te wijzen op grond dat een eerdere verbintenis niet was nagekomen.

126.
    Gezien al het voorgaande moet worden vastgesteld, dat de motivering van de handeling, wat de betwiste afwijzing betreft, voldoet aan de vereisten van artikel 190 van het Verdrag en dat zij niet kan worden gelaakt, aangezien de

elementen waarop deze afwijzing steunt de beoordelingsmarge waarover de Raad beschikte, niet hebben overschreden.

127.
    Het vierde en het vijfde middel falen derhalve.

128.
    Uit al het voorgaande volgt, dat het beroep in zijn geheel moet worden verworpen.

Kosten

129.
    Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld en de Raad in die zin heeft geconcludeerd, moet zij in de kosten van de Raad worden verwezen. Aangezien interveniënte Furfural Español heeft geconcludeerd tot verwijzing van verzoekster in de kosten in verband met haar interventie, moet verzoekster, gelet op de omstandigheden van de onderhavige zaak, eveneens in de kosten van Furfural Español worden verwezen.

130.
    Volgens artikel 87, lid 4, eerste alinea, dragen de instellingen die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten. Derhalve zal de Commissie haar eigen kosten dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vijfde kamer — uitgebreid),

rechtdoende:

1)    Verwerpt het beroep.

2)    Verstaat dat verzoekster haar eigen kosten, alsmede de kosten van de Raad en van interveniënte Furfural Español zal dragen.

3)    Verstaat dat de Commissie haar eigen kosten zal dragen.

García-Valdecasas
Tiili
Azizi

Moura Ramos

Jaeger

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 29 januari 1998.

De griffier

De president

H. Jung

R. García-Valdecasas


1: Procestaal: Engels.

Jurispr.