Language of document : ECLI:EU:F:2011:26

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN
(Tweede kamer)

17 maart 2011

Zaak F‑107/10

AP

tegen

Hof van Justitie van de Europese Unie

„Openbare dienst — Tardiviteit — Kennelijke niet-ontvankelijkheid”

Betreft: Beroep, ingesteld krachtens artikel 270 VWEU, van toepassing op het EGA-Verdrag op grond van artikel 106 bis ervan, waarbij AP vraagt om nietigverklaring van het besluit van het Hof van Justitie van 17 december 2009, waarbij hem met ingang van 1 juli 2009 recht op de kostwinnerstoelage wordt gegeven, maar hij pas met ingang van 1 november daaraanvolgend in het genot van die toelage wordt gesteld, veroordeling van de instelling tot betaling van een bedrag dat gelijk is aan de kostwinnerstoelage voor de periode van 1 juli 2009 tot en met 31 oktober 2009, vermeerderd met rente, en, subsidiair, veroordeling van de instelling tot vergoeding van zijn materiële en immateriële schade.

Beslissing: Het beroep wordt kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker zal zijn eigen kosten dragen.

Samenvatting

Ambtenaren — Beroep — Voorafgaande administratieve klacht — Termijnen — Regels van openbare orde

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken, art. 100, lid 3)

De in de artikelen 90 en 91 van het Statuut bedoelde klacht‑ en beroepstermijnen zijn van openbare orde en er kan niet naar believen over worden beschikt door de partijen en door de rechter, die, zelfs ambtshalve, moet nagaan of deze termijnen in acht zijn genomen.

Partijen dienen de nodige zorgvuldigheid aan de dag te leggen om de in de toepasselijke voorschriften voorziene termijnen in acht te nemen. Ook al mag een verzoeker de gehele in artikel 91, lid 3, van het Statuut voorziene beroepstermijn en de gehele in artikel 100, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken voorziene termijn wegens afstand gebruiken, hij loopt daardoor echter het risico dat zijn beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard indien het origineel van het verzoekschrift om redenen die geen verband houden met toeval of overmacht na de toegestane termijn bij het Gerecht wordt neergelegd.

(cf. punten 5 en 9)

Referentie:

Hof: 29 juni 2000, Politi/Europese Stichting voor opleiding, C‑154/99 P, punt 15; 8 november 2007, België/Commissie, C‑242/07 P, punt 17

Gerecht van eerste aanleg: 15 januari 2009, Braun-Neumann/Parlement, T‑306/08 P, punt 36; 12 oktober 2009, Aayhan e.a./Parlement, T‑283/09 P, punt 19

Gerecht voor ambtenarenzaken: 12 mei 2010, Peláez Jimeno/Parlement, F‑13/09, punt 18