Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de High Court (Ierland) op 4 januari 2021 – FS / Chief Appeals Officer, Social Welfare Appeals Office, Minister for Employment Affairs en Minister for Social Protection

(Zaak C-3/21)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

High Court (Ierland)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: FS

Verwerende partijen: Chief Appeals Officer, Social Welfare Appeals Office, Minister for Employment Affairs en Minister for Social Protection

Prejudiciële vragen

Omvat het begrip „aanvraag” in artikel 81 van verordening nr. 883/20041 mede de omstandigheid dat er nog een periodieke uitkering wordt ontvangen van een eerste lidstaat (terwijl de uitkering in feite door een tweede lidstaat verschuldigd is), telkens wanneer de desbetreffende uitkering wordt betaald, ook al is er de oorspronkelijke aanvraag en het oorspronkelijke besluit van de eerste lidstaat om de uitkering toe te kennen?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is het dan zo dat wanneer een aanvraag voor een uitkering ten onrechte bij de lidstaat van herkomst wordt ingediend, terwijl dat bij een tweede lidstaat had moeten gebeuren, de krachtens artikel 81 van verordening nr. 883/2004 op de tweede lidstaat rustende verplichting (namelijk de verplichting om een bij de lidstaat van herkomst ingediende aanvraag als ontvankelijk te beschouwen in de tweede lidstaat) aldus moet worden uitgelegd dat zij geheel losstaat van de krachtens artikel 76, lid 4, van die verordening op de aanvrager rustende verplichting om juiste informatie over zijn woonplaats te verstrekken, zodat een aanvraag die ten onrechte bij de lidstaat van herkomst is ingediend, door de tweede lidstaat overeenkomstig artikel 81 van de verordening als ontvankelijk moet worden beschouwd, ook al heeft de aanvrager in strijd met artikel 76, lid 4, van de verordening geen juiste informatie over zijn woonplaats verstrekt binnen de naar het recht van de tweede lidstaat gestelde termijn voor het indienen van een aanvraag?

Moet het algemene Unierechtelijke beginsel van doeltreffendheid aldus worden uitgelegd dat, in omstandigheden als die van de onderhavige procedure (in het bijzonder wanneer een burger van de Unie zijn recht van vrij verkeer uitoefent, maar niet voldoet aan de krachtens artikel 76, lid 4, van verordening nr. 883/2004 op hem rustende verplichting om de socialezekerheidsinstanties in de lidstaat van herkomst in kennis te stellen van het feit dat hij in een andere lidstaat is gaan wonen), het doeltreffend uitoefenen van Unierechtelijke rechten wordt verhinderd doordat volgens het recht van de lidstaat waar het recht van vrij verkeer wordt uitgeoefend, een burger van de Unie die een aanvraag voor kinderbijslag wil indienen met terugwerkende kracht, dat aldaar moet doen binnen een naar het recht van die lidstaat gestelde termijn van twaalf maanden?

____________

1 Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PB 2004, L 166, blz. 1).