Language of document :

Beroep ingesteld op 24 september 2010 - Northern Ireland Department of Agriculture and Rural Development / Commissie

(Zaak T-453/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Northern Ireland Department of Agriculture and Rural Development (Belfast, Verenigd Koninkrijk), (vertegenwoordigers: K. Brown, Solicitor, en D. Wyatt QC, Barrister)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Besluit 2010/399/EU1 van de Commissie van 15 juli 2010 [kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4894] nietig verklaren voor zover dit besluit betrekking heeft op de post inzake een forfaitaire correctie van 5 % van de uitgaven die tijdens het begrotingsjaar 2007 in Noord-Ierland zijn verricht, met welke correctie een bedrag van 18 600 258,71 EUR is gemoeid; en

verwerende partij verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Met zijn verzoek vordert verzoeker krachtens artikel 263 VWEU gedeeltelijke nietigverklaring van besluit 2010/399/EU van de Commissie van 15 juli 2010 [kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4894] voor zover daarbij de post betreffende een forfaitaire correctie van 5 % van de uitgaven die tijdens het begrotingsjaar 2007 in Noord-Ierland zijn verricht, met welke correctie een bedrag van 18 600 258,71 EUR is gemoeid, van financiering door de Europese Unie is uitgesloten.

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker de volgende middelen aan:

In de eerste plaats heeft de Commissie bij de vaststelling van haar besluit met betrekking tot de betwiste post blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht en van de feiten, aangezien de door haar geïdentificeerde tekortkomingen bij de essentiële controles en de eventuele gevolgen daarvan voor de aangifte van subsidiabele hectaren tijdens het aanvraagjaar 2006, geen risico van 5 % voor het geheel van de relevante uitgaven in Noord-Ierland tijdens dat jaar konden meebrengen. Dergelijke te hoge aangiftes konden niet leiden tot een verhoging van de referentiebedragen, die zijn gebaseerd op de betalingen aan landbouwers tijdens de jaren 2000-2002, en konden dus enkel leiden tot een verhoging van het aantal in 2005 vastgestelde toeslagrechten, maar niet van de waarde ervan. Circa 78 % van het bedrag van de toeslagrechten dat moest worden toegewezen aan en verdeeld onder de in 2005 door de landbouwers aangegeven subsidiabele hectaren werd bepaald door de betalingen aan de betrokken landbouwers tijden de jaren 2000-2002 en zou niet worden beïnvloed door fouten die in 2005, en opnieuw in 2006, bij de vaststelling van het aantal subsidiabele hectaren werden gemaakt. Bovendien mag de toepassing van de bepalingen betreffende kortingen en uitsluitingen, of sancties niet indruisen tegen het beginsel van de aanpassing achteraf van de toeslagrechten en het beginsel dat geen geldboete moet worden betaald indien een landbouwer te veel subsidiabele hectaren en toeslagrechten aangeeft, maar de als subsidiabel aangemerkte oppervlakte volstaat om alle toeslagrechten waarop hij daadwerkelijk aanspraak kan maken, te activeren. De Commissie heeft de bepalingen waarin die beginselen zijn neergelegd onjuist uitgelegd en dientengevolge de bedragen die van de Noord-Ierse landbouwers moesten worden teruggevorderd wegens te hoge aangiftes tijdens het aanvraagjaar 2006, veel te hoog geraamd.

Bovendien heeft de Commissie inbreuk gemaakt op het evenredigheidsbeginsel, aangezien zij het waarschijnlijke verlies heeft ingeschat op 5 % van het totaal van de verrichte uitgaven, ook al dient in gevallen waarin het onmogelijk is de verliezen voor de betrokken financieringsfondsen van de Europese Unie nauwkeurig vast te stellen, het onderliggende beginsel te worden toegepast, dat het correctiepercentage duidelijk moet relateren aan het waarschijnlijke verlies. Bij die beoordeling is de Commissie uitgegaan van twee onjuiste premissen. De eerste onjuiste premisse is dat het irrelevant is dat fouten bestaande in de overschatting van de subsidiabele oppervlakte in 2005 and 2006 geen negatieve gevolgen konden hebben voor circa 78 % van de totale aan de landbouwers toe te kennen toeslagrechten, en dat die fouten bijgevolg in zoverre geen gevaar voor de financiering konden vormen. Voorts is de tweede onjuiste premisse dat de Commissie de bedragen die van de Noord-Ierse landbouwers moesten worden teruggevorderd wegens te hoge aangiftes tijdens het aanvraagjaar 2006, veel te hoog heeft geraamd. Ten slotte, aangezien de toepassing door de Commissie van een forfaitaire korting met 5 % is gebaseerd op een veel te hoge raming van het daadwerkelijke waarschijnlijke verlies voor de financieringsfondsen van de Europese Unie, was in de omstandigheden van het onderhavige geval een forfaitaire korting met 5 % buitensporig en bijgevolg onevenredig.

____________

1 - Besluit van de Commissie van 15 juli 2010 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), hebben verricht [Kennisgeving geschied onder nummer C(2010) 4894] (PB L 184, blz. 6).