Language of document :

Beroep ingesteld op 15 oktober 2013 – Helleense Republiek/Europese Commissie

(Zaak T-550/13)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: I. Chalkias, X. Basakou en A. Vasilopoulou)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

het definitieve eindbesluit van de Commissie van 13 augustus 2013 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), afdeling Garantie, in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) [Kennisgeving geschied onder nummer C(2013) 5225] (PB L 219, blz. 49) nietig te verklaren voor zover het betrekking heeft op de Helleense Republiek, en

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter onderbouwing van haar beroep voort verzoekster de volgende middelen aan:

Met haar eerste middel, betreffende de correctie in het kader van de steunregeling voor de verwerking van perziken en peren, stelt de Helleense Republiek dat de toepassing van correcties in 2013 wegens tekortkomingen in de controles voor de boekjaren 2006 en 2007 die al in 2008 waren vastgesteld, na een periode van ruim vier jaar waarin de Commissie stil heeft gezeten, het algemene beginsel van rechtszekerheid, de redelijke termijn en tijdig bestuurlijk optreden van de Commissie schendt, door de ongerechtvaardigde en buitensporige duur van de procedure, die de Helleense Republiek in de huidige financiële situatie schaadt en die in financieel opzicht volkomen onverwacht komt.

Met haar tweede middel, betreffende de correctie in het kader van de steunregeling voor de verwerking van perziken en peren, stelt de Helleense Republiek dat de Commissie op basis van een feitelijke vergissing en absoluut ontoereikende motivatie tot de slotsom is gekomen dat twee fundamentele controles niet zijn gehouden en een forfaitaire correctie van 10 % heeft voorgesteld, hoewel dat percentage in geen geval hoger dan 5 % kan zijn, dat wordt opgelegd ingeval tekortkomingen in de fundamentele controles worden vastgesteld.

Met haar derde middel, betreffende de correctie in de sector POSEI – Kleine eilanden in de Egeïsche Zee, stelt de Helleense Republiek dat het besluit van de Commissie een nauwgezette motivering ter rechtvaardiging van de opgelegde correctie ontbeert.