Language of document : ECLI:EU:T:2017:87

Gevoegde zaken T828/14 en T829/14

Antrax It Srl

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

„Gemeenschapsmodel – Nietigheidsprocedure – Ingeschreven gemeenschapsmodellen die thermosifons voor verwarmingsradiatoren afbeelden – Oudere modellen – Exceptie van onwettigheid – Artikel 1 quinquies van verordening (EG) nr. 216/96 – Artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Beginsel van onpartijdigheid – Samenstelling van de kamer van beroep – Nietigheidsgrond – Geen eigen karakter – Artikel 6 en artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 – Uitvoering door het EUIPO van een arrest houdende vernietiging van een beslissing van zijn kamers van beroep – Verzadiging van de stand van de techniek – Datum van beoordeling”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 16 februari 2017

1.      Gerechtelijke procedure – Aanvoering van nieuwe middelen in de loop van het geding – Voorwaarden – Aanvulling van een bestaand middel dat nauw verband ermee houdt

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 84, lid 1)

2.      Gemeenschapsmodellen – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Beroep tot vernietiging – Exceptie van onwettigheid – Incident – Toelaatbaarheid

(Art. 263 VWEU en 277 VWEU; verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 61, lid 2)

3.      Gemeenschapsmodellen – Beroepsprocedure – Kamers van beroep – Kwalificatie als bestuur van het Bureau – Recht van de partijen op een eerlijk „proces” – Geen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, artikel 41, lid 1; verordening nr. 216/96 van de Commissie, art. 1 quinquies)

4.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Globale beoordeling van alle door het oudere model afgebeelde elementen

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, leden 1 en 2)

5.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Verzadiging van de stand van de techniek – Relevantie

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, leden 1 en 2)

6.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Geïnformeerde gebruiker – Begrip

[Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1, en 25, lid 1, onder b)]

7.      Gemeenschapsmodellen – Nietigheidsgronden – Geen eigen karakter – Model dat bij de geïnformeerde gebruiker geen algemene indruk wekt die verschilt van de door het oudere model gewekte algemene indruk – Verzadiging van de stand van de techniek – Datum van beoordeling

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 6, lid 1)

8.      Gemeenschapsmodellen – Procedurevoorschriften – Motivering van de beslissingen

(Art. 296 VWEU; verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 62, eerste volzin)

9.      Gemeenschapsmodellen – Procedurevoorschriften – Ambtshalve onderzoek van de feiten – Zorgvuldigheidsplicht – Vordering tot nietigverklaring– Onderzoek beperkt tot de aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten – Inaanmerkingneming van algemeen bekende feiten

(Verordening nr. 6/2002 van de Raad, art. 63, lid 1)

10.    Gemeenschapsmodellen – Beslissingen van het Bureau – Beginsel van gelijke behandeling – Beginsel van behoorlijk bestuur – Eerdere beslissingspraktijk van het Bureau – Rechtmatigheidsbeginsel – Noodzaak van een strikt en volledig onderzoek in elk concreet geval

(Verordening nr. 6/2002)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 24)

2.      Dat verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen niet uitdrukkelijk gewaagt van de exceptie van onwettigheid als incidenteel rechtsmiddel dat de justitiabelen kunnen aanwenden voor het Gerecht wanneer zij om vernietiging of herziening van een beslissing van een kamer van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie verzoeken, verhindert niet dat de justitiabelen deze exceptie in het kader van een dergelijk beroep kunnen opwerpen. Dit recht vloeit voort uit het algemene beginsel dat tot uitdrukking komt in artikel 277 VWEU, krachtens hetwelk iedere procespartij met het oog op de nietigverklaring van een beschikking die haar rechtstreeks en individueel raakt, de rechtsgeldigheid van eerdere, aan de bestreden beschikking ten grondslag liggende handelingen van de instellingen mag aanvechten wanneer zij niet — krachtens artikel 263 VWEU — rechtstreeks tegen die handelingen in beroep kon komen, zodat zij, zonder nietigverklaring te mogen vorderen, de gevolgen ervan had te dragen.

(zie punt 31)

3.      De procedure voor de kamers van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie is geen rechterlijke maar een administratieve procedure. Er is reeds geoordeeld dat geen enkel rechtsvoorschrift of beginsel verbiedt dat een bestuur ter uitvoering van een arrest waarbij een besluit nietig is verklaard, de zaak opnieuw laat onderzoeken door dezelfde ambtenaren, en dat uit het onpartijdigheidsvereiste niet het algemene beginsel kan worden afgeleid dat een administratieve of rechterlijke instantie verplicht is de zaak naar een andere autoriteit of naar een uit andere personen samengesteld orgaan van deze autoriteit te verwijzen. Bijgevolg levert de terugverwijzing van een zaak door het presidium na vernietiging, overeenkomstig artikel 1 quinquies van verordening nr. 216/96 houdende het Reglement voor de procesvoering bij de kamers van beroep van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (merken, tekeningen en modellen), naar dezelfde kamer van beroep als die welke eerder uitspraak had gedaan, zonder verplichting om in een andere samenstelling van deze kamer van beroep te voorzien, geen schending op van de verplichting van onpartijdigheid van het bestuur in de zin van artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

(zie punten 38‑40)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 53, 54)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 55)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 56)

7.      Het is uitgaande van de datum van de indiening van de aanvraag om inschrijving van het model dat overeenkomstig artikel 6, lid 1, van verordening nr. 6/2002 betreffende gemeenschapsmodellen het eigen karakter van het betwiste model moet worden onderzocht en het eventuele bestaan van een verzadiging van de stand van de techniek moet worden vastgesteld.

(zie punt 63)

8.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 74, 82)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 90, 91)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 93)