Language of document : ECLI:EU:T:2008:145

BESCHIKKING VAN HET GERECHT

(Kamer voor hogere voorzieningen)

8 mei 2008

Zaak T‑92/07 P

Jacques Frankin e.a.

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren en tijdelijk functionarissen – Pensioen – Overdracht van pensioenrechten – Hogere voorziening kennelijk niet-ontvankelijk – Hogere voorziening kennelijk ongegrond”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 16 januari 2007, Frankin e.a./Commissie (F‑3/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing: De hogere voorziening wordt afgewezen. Frankin en de 482 andere ambtenaren en tijdelijk functionarissen van de Commissie wier namen zijn opgenomen in de bijlage bij de beschikking van het Gerecht zullen hun eigen kosten dragen alsmede de kosten die de Commissie in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

Hogere voorziening – Middelen – Ontbreken van aanwijzing van gestelde onjuiste rechtsopvatting – Niet-ontvankelijkheid

(Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 138, lid 1, sub c)

Blijkens artikel 11, lid 1, van bijlage I bij het Statuut van het Hof van Justitie en artikel 138, lid 1, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg moet een hogere voorziening tegen beslissingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken duidelijk aangeven tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek staven. Aan dit vereiste is niet voldaan wanneer het verzoekschrift in hogere voorziening slechts een herhaling van de voor het Gerecht voor ambtenarenzaken reeds aangevoerde middelen en argumenten bevat en zelfs geen argumenten naar voren brengt waarmee specifiek wordt aangegeven op welk punt het bestreden arrest op een onjuiste rechtsopvatting zou berusten. Een dergelijke hogere voorziening beoogt in werkelijkheid immers slechts een nieuw onderzoek van het bij het Gerecht voor ambtenarenzaken ingediende verzoek, waartoe het Gerecht van eerste aanleg niet bevoegd is.

(cf. punten 21 en 22)

Referentie: Hof 4 juli 2000, Bergaderm en Goupil/Commissie, C‑352/98 P, Jurispr. blz. I‑5291, punten 34 en 35; Hof 10 mei 2001, FNAB e.a./Raad, C‑345/00 P, Jurispr. blz. I‑3811, punt 30; Hof 8 januari 2002, France/Monsanto en Commissie, C‑248/99 P, Jurispr. blz. I‑1, punt 68; Hof 11 november 2003, Martinez/Parlement, C‑488/01 P, Jurispr. blz. I‑13355, punt 40