Language of document : ECLI:EU:T:2014:361

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

21 mei 2014 (*)

„Procedure – Begroting van proceskosten”

In zaak T‑145/08 DEP,

Atlas Transport GmbH, gevestigd te Düsseldorf (Duitsland), vertegenwoordigd door U. Hildebrandt, K. Schmidt-Hern, B. Weichhaus en A. Feutlinske, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM),

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënte voor het Gerecht:

Atlas Air, Inc., gevestigd te Wilmington, Delaware (Verenigde Staten), vertegenwoordigd door R. Dissmann, advocaat,

betreffende een verzoek om begroting van de kosten naar aanleiding van het arrest van het Gerecht van 16 mei 2011, Atlas Transport/BHIM – Atlas Air (ATLAS) (T‑145/08, Jurispr. blz. II‑2073),

geeft

HET GERECHT (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: M. Prek, president, I. Labucka en V. Kreuschitz (rapporteur), rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking (1)

[omissis]

 In rechte

 Bevoegdheid van het Gerecht

10      Vooraf dient te worden vastgesteld of het Gerecht bevoegd is om uitspraak te doen over interveniëntes verzoek inzake de kosten die zij heeft gemaakt in de procedure voor het Gerecht, terwijl het Hof in zijn beschikking Atlas Transport/BHIM, punt 3 supra, verzoekster heeft verwezen in de kosten.

11      Dienaangaande zij eraan herinnerd dat volgens de artikelen 137 en 184 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof en artikel 87, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht ten aanzien van de proceskosten wordt beslist in het arrest of de beschikking waardoor een einde komt aan het geding.

12      In casu heeft het Hof bij zijn beschikking Atlas Transport/BHIM, punt 3 supra, verzoeksters hogere voorziening afgewezen en haar verwezen in de kosten. Deze verwijzing moet aldus worden uitgelegd dat zij enkel betrekking heeft op de kosten van de hogere voorziening. De afwijzing van de hogere voorziening heeft immers tot gevolg dat het Hof de beslissing van het Gerecht over de kosten niet heeft vernietigd. Bijgevolg staat het aan het Gerecht om vast te stellen welke bedragen invorderbaar zijn in het kader van de aldaar gevoerde procedure in de zaak die heeft geleid tot het arrest ATLAS, punt 3 supra, waarin interveniënte heeft geïntervenieerd (zie in die zin beschikkingen Hof van 17 november 2005, Matratzen Concord/BHIM, C‑3/03 P-DEP, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 2 en 12‑14, en 11 januari 2008, CEF en CEF Holdings/Nederlandse Federatieve Vereniging voor de Groothandel op Elektrotechnisch Gebied en Technische Unie, C‑105/04 P‑DEP en C‑113/04 P‑DEP, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 22).

13      Het Gerecht is dus bevoegd voor de behandeling van het verzoek om begroting van de kosten van de voor hem gevoerde procedure die heeft geleid tot het arrest ATLAS, punt 3 supra.

 Kosten gemaakt in het kader van de procedures voor de nietigheidsafdeling en de kamer van beroep

14      Na de uiteenzetting van de uurtarieven van de personen die haar hebben bijgestaan bij de verschillende procedures, somt interveniënte het aantal door deze personen gepresteerde uren op, alsook de uitgaven met betrekking tot de procedures voor de nietigheidsafdeling en de kamer van beroep. Het totaalbedrag van deze kosten bedraagt volgens interveniënte 83 261,48 EUR. Verzoekster betwist het invorderbare karakter van deze kosten, op grond dat zij niet voldoende worden gepreciseerd.

15      Artikel 92, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering luidt:

„In geval van geschil over de invorderbare kosten beslist het Gerecht op verzoek van de belanghebbende partij bij een niet voor hogere voorziening vatbare beschikking, na kennis te hebben genomen van de opmerkingen van de wederpartij.”

16      Artikel 136, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering preciseert dat als invorderbare kosten worden aangemerkt „[d]e door de partijen in verband met de procedure voor de kamer van beroep gemaakte noodzakelijke kosten, alsmede de kosten voor het vertalen overeenkomstig artikel 131, lid 4, tweede alinea, van memories of stukken in de procestaal”.

17      Voor zover interveniëntes verzoek betrekking heeft op de door haar voor de nietigheidsafdeling gemaakte kosten, blijkt uit artikel 136, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering dat het Gerecht niet bevoegd is om te beslissen over de kosten die betrekking hebben op de procedure voor de nietigheidsafdeling van het BHIM. Derhalve moet interveniëntes verzoek in dit opzicht niet-ontvankelijk worden verklaard [zie in die zin beschikking Gerecht van 17 juli 2012, Budějovický Budvar/BHIM – Anheuser-Busch (BUD), T‑60/04 DEP-T‑64/04 DEP, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 9 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

18      Voor zover interveniëntes verzoek betrekking heeft op de door haar voor de kamer van beroep gemaakte kosten, zij eraan herinnerd dat volgens artikel 81, lid 1, van verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het gemeenschapsmerk (PB 1994, L 11, blz. 1) [thans artikel 85, lid 1, van verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk (PB L 78, blz. 1)] de verliezende partij in een procedure betreffende nietigheid de taksen betaalt, alsook alle vereiste procedurekosten die de andere partij heeft gedragen, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een gemachtigde, raadsman of advocaat, met inachtneming van de tarieven die voor elke kostencategorie overeenkomstig de uitvoeringsverordening worden vastgesteld.

19      Artikel 81, lid 6, van verordening nr. 40/94 (thans artikel 85, lid 6, van verordening nr. 207/2009) bepaalt:

„[... D]e kamer van beroep stelt het bedrag vast dat [...] moet worden vergoed, wanneer de kosten zich beperken tot de aan het [BHIM] betaalde taksen en tot de kosten van vertegenwoordiging. In alle andere gevallen stelt de griffie van de kamer van beroep [...] op verzoek het te vergoeden bedrag vast. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen twee maanden na de datum waarop de beslissing ten aanzien waarvan vaststelling van de kosten is gevraagd, onherroepelijk wordt. Het bedrag kan bij beslissing van [...] de kamer van beroep worden herzien, indien hiertoe binnen de gestelde termijn een verzoek is gedaan.”

20      In casu heeft de kamer van beroep verzoeksters beroep verworpen zonder een uitspraak te doen over de kosten van de procedure voor de kamer van beroep. Volgens de hierboven aangehaalde bepalingen stond het aan interveniënte om bij de griffie van de kamer van beroep een verzoek in te dienen dat strekte tot de vaststelling van het bedrag van de te vergoeden kosten voor de procedure voor de kamer van beroep.

21      Het beroep bij het Gerecht en de hogere voorziening bij het Hof beïnvloeden deze beoordeling niet, aangezien noch het arrest van het Gerecht, noch de beschikking van het Hof hebben afgedaan aan de rechtmatigheid van de beslissing van de kamer van beroep. Deze gerechtelijke procedures hebben enkel de datum uitgesteld waarop de beslissing van de kamer van beroep waarop het verzoek om begroting van de kosten betrekking heeft, onherroepelijk is geworden.

22      Naar analogie met het geval waarin het Gerecht niet beslist over de voor de kamer van beroep gemaakte kosten, aangezien de kamer van beroep over de kosten heeft beslist en haar beslissing geldig is gebleven na de verwerping van verzoeksters beroep bij het Gerecht [zie in die zin beschikking Gerecht van 6 maart 2013, Polsko-Amerykański dom inwestycyjny/BHIM – Pfizer (VIAGUARA), T‑332/10 DEP, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punten 61 en 62 en aldaar aangehaalde rechtspraak], staat het derhalve niet aan het Gerecht om in casu te beslissen over de kosten voor de kamer van beroep. Het stond immers aan interveniënte om de griffie van de kamer van beroep overeenkomstig artikel 85, lid 6, van verordening nr. 207/2009 te verzoeken om de te vergoeden kosten voor de procedure voor de kamer van beroep vast te stellen, binnen twee maanden na de betekening van de beschikking Atlas Air/Atlas Transport, punt 8 supra, waardoor de beslissing van de kamer van beroep onherroepelijk werd.

23      Bovendien merkt het Gerecht op dat interveniënte in haar memorie in interventie in het kader van de procedure voor het Gerecht die heeft geleid tot het arrest ATLAS, punt 3 supra, overeenkomstig artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering heeft geconcludeerd tot verwijzing van verzoekster „in de kosten van de procedure, daaronder begrepen [die van interveniënte]”. Aangezien die procedure de procedure voor het Gerecht was, heeft het Gerecht verzoekster enkel kunnen veroordelen tot de voor het Gerecht gemaakte kosten. Om deze reden moet interveniëntes vordering om verzoekster te verwijzen in de kosten die betrekking hebben op de procedure voor de kamer van beroep worden afgewezen.

[omissis]

HET GERECHT (Vierde kamer)

beschikt:

Het totaalbedrag van de door Atlas Transport GmbH aan Atlas Air, Inc. te vergoeden kosten wordt bepaald op 9 000 EUR.

Luxemburg, 21 mei 2014.

De griffier

 

       De president

E. Coulon

 

       M. Prek


* Procestaal: Duits.


1 Enkel de punten van deze beschikking waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.