Language of document :

Beroep ingesteld op 21 april 2008 - Beifa Group / BHIM - Schwan-STABILO Schwanhäußer (model van schrijfinstrumenten)

(Zaak T-148/08)

Taal van het verzoekschrift: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Beifa Group Co. Ltd (voorheen Ningbo Beifa Group Co. Ltd) (Zhejiang, China) (vertegenwoordigers: R. Davis, barrister, en N. Cordell, solicitor)

Verwerende partij: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

Andere partij in de procedure voor de kamer van beroep: Schwan-STABILO Schwanhäußer GmbH & Co KG (Heroldsberg, Duitsland)

Conclusies

de beslissing van de derde kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van 31 januari 2008 in zaak R 1352/2006-3 te vernietigen;

de zaak terug te wijzen naar de nietigheidsafdeling voor verder onderzoek van de in de vordering tot nietigverklaring opgeworpen punten; en

het BHIM te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ingeschreven gemeenschapsmodel waarvan nietigverklaring is gevorderd: een model voor het voortbrengsel "schrijfinstrumenten" - ingeschreven gemeenschapsmodel nr. 352315-0007

Houder van het gemeenschapsmodel: verzoekster

Partij die nietigverklaring van het gemeenschapsmodel vordert: de andere partij in de procedure voor de kamer van beroep

Merkrecht van de partij die nietigverklaring vordert: nationaal beeldmerk bestaande in de afbeelding van een schrijfinstrument, ingeschreven op 14 december 2006 voor waren van klasse 16 - inschrijving nr. DE 30045470

Beslissing van de nietigheidsafdeling: nietigverklaring van het litigieuze model

Beslissing van de kamer van beroep: verwerping van het beroep

Aangevoerde middelen: schending van artikel 25, lid 1, sub e, van verordening nr. 6/2002 van de Raad, aangezien de derde kamer van beroep een onjuist criterium heeft toegepast bij de beoordeling of het merk door verzoekster was gebruikt, zoals deze bepaling vereist. De derde kamer van beroep had moeten onderzoeken of het gebruik van het merk door de andere partij in de procedure beantwoordde zowel aan de vereisten van artikel 25, lid 1, sub e, van verordening nr. 6/2002 als aan die van het Duitse nationale recht. Voor haar beslissing overeenkomstig artikel 25, lid 1, sub e, van verordening nr. 6/2002 had de derde kamer van beroep de volgens het Duitse nationale recht geldende criteria inzake merkinbreuk moeten toepassen.

____________