Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 17 december 2013 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 8 oktober 2013 in zaak T-545/11, Stichting Greenpeace Nederland en Pesticide Action Network Europe (PAN Europe) / Europese Commissie

(Zaak C-673/13 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Europese Commissie (vertegenwoordigers: B. Smulders, P. Oliver, P. Ondrůšek, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Stichting Greenpeace Nederland, Pesticide Action Network Europe (PAN Europe)

Conclusies

het arrest van het Gerecht van eerste aanleg vernietigen;

de zaak inzake het eerste en het derde middel zelf afdoen overeenkomstig artikel 61 van het Statuut van het Hof van Justitie of de zaak verwijzen naar het Gerecht voor afdoening inzake deze middelen; en

verweerders verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het enige middel in hogere voorziening stelt onjuiste uitlegging door het Gerecht van het begrip informatie dat „betrekking heeft op uitstoot in het milieu” in de eerste zin van artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen1 („Aarhus-verordening”), waarbij het Gerecht het standpunt van de Commissie van de hand wees dat dit begrip in samenhang en harmonie met de andere relevante bepalingen moest worden uitgelegd. Dit middel bestaat uit drie onderdelen:

(i)    Onjuiste beoordeling door het Gerecht doordat het Gerecht geen rekening hield met de noodzaak om te zorgen voor de „interne” coherentie van verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie2 , juncto artikel 6, lid 1, van de Aarhus-verordening, zoals opgevat tegen de achtergrond van artikel 4, lid 4, van het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden („Verdrag van Aarhus”);

(ii)    Geen behoorlijke inachtneming door het Gerecht van de bepalingen inzake vertrouwelijkheid in sectorspecifieke wetgeving inzake gewasbeschermingsmiddelen, namelijk richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen3 en verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG4 ; en

(iii)    Onjuiste beoordeling door het Gerecht door geen rekening te houden met de noodzaak artikel 6, lid 1, van de Aarhus-verordening voor zover mogelijk in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten en het Akkoord over de handelsaspecten van intellectuele-eigendomsrechten („TRIPS-akkoord”) uit te leggen.

____________

1 PB L 264, 25.9.2006, blz. 13.

2 PB L 145, 31.5.2001, blz. 43.

3 PB L 230, 19.8.1991, blz. 1.

4 PB L 309, 24.11.2009, blz. 1.