Language of document : ECLI:EU:F:2007:17

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

1 februari 2007

Zaak F‑42/05

Francisco Rossi Ferreras

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsperiode 2003 – Beroep tot nietigverklaring – Beroep tot schadevergoeding”

Betreft: Beroep krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA, waarbij F. Rossi Ferreras verzoekt om nietigverklaring van zijn op 22 juli 2004 opgesteld loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2003, en om veroordeling van de Commissie tot vergoeding van de schade die hij stelt te hebben geleden

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Beoordelingsrapport – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beroep – Vordering tot vergoeding van schade die gevolg is van gedraging zonder besluitkarakter

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

3.      Ambtenaren – Beroep – Voorwaarden voor ontvankelijkheid – Van openbare orde

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

1.      Bij zijn rechterlijke toetsing van de inhoud van de beoordelingsrapporten beperkt de gemeenschapsrechter zich ertoe te controleren of de procedure een regelmatig verloop heeft gekend, de feiten materieel juist zijn en er geen sprake is van kennelijke beoordelingsfouten of van misbruik van bevoegdheid.

(cf. punt 33)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 26 oktober 1994, Marcato/Commissie, T‑18/93, JurAmbt. blz. I‑A‑215 en II‑681, punt 45; 20 mei 2003, Pflugradt/ECB, T‑179/02, JurAmbt. blz. I‑A‑149 en II‑733, punt 46

2.      Overeenkomstig de artikelen 90 en 91 van het Statuut moet een beroep tot vergoeding van de schade die voortvloeit uit een gedraging zonder besluitkarakter, zoals psychisch geweld, worden voorafgegaan door een administratieve procedure in twee fasen. Eerst moet de betrokkene bij het tot aanstelling bevoegd gezag een verzoek indienen krachtens artikel 90, lid 1, van het Statuut, strekkende tot vergoeding van die schade door de administratie. Alleen de uitdrukkelijke of stilzwijgende afwijzing van dit verzoek vormt een bezwarend besluit waartegen een klacht kan worden ingediend, en alleen na een uitdrukkelijk of stilzwijgend besluit tot afwijzing van deze klacht kan een beroep tot schadevergoeding bij het Gerecht worden ingesteld.

(cf. punten 58‑61)

Referentie:

Hof: 27 juni 1989, Giordani/Commissie, 200/87, Jurispr. blz. 1877, punt 22

Gerecht van eerste aanleg: 1 december 1994, Ditterich/Commissie, T‑79/92, JurAmbt. blz. I‑A‑289 en II‑907, punt 41, en aangehaalde rechtspraak; 14 mei 2002, Antas de Campos/Parlement, T‑194/00, JurAmbt. blz. I‑A‑59 en II‑279, punt 72; 8 juli 2004, Tsarnavas/Commissie, T‑200/02, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 48; 15 mai 2006, Schmit/Commissie, F‑3/05, JurAmbt. blz. I‑A‑1‑9 en II‑A‑1‑33, punt 48

3.      De voorschriften van de artikelen 90 en 91 van het Statuut zijn van openbare orde en kunnen niet naar believen van partijen of de rechter worden ingeroepen. De omstandigheid dat een instelling in een uitdrukkelijk besluit tot afwijzing van een klacht de niet-ontvankelijkheid van een daarin vervatte schadevordering niet heeft opgeworpen, betekent derhalve niet dat de administratie niet meer over de mogelijkheid zou beschikken om een exceptie van niet-ontvankelijkheid op te werpen in het stadium van de procedure voor de rechter, noch dat het Gerecht zou zijn ontheven van zijn verplichting om na te gaan of de artikelen 90 en 91 van het Statuut in acht zijn genomen.

(cf. punt 62)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 5 december 2002, Hoyer/Commissie, T‑209/99, JurAmbt. blz. I‑A‑243 en II‑1211, punt 47