Language of document :

Beroep ingesteld op 17 september 2007 - Evraets / Commissie

(Zaak F-92/07)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Pascal Evraets (Lambusart, België) (vertegenwoordiger: N. Lhoëst, advocaat)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

nietigverklaring van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag (TABG) houdende bekendmaking van de lijst van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2006 tot de rang AST 4 zijn bevorderd, voor zover de Commissie er geen rekening mee heeft gehouden dat verzoeker voor de bevorderingsronde 2006 in aanmerking kwam voor bevordering en verzoekers naam niet op die lijst voorkomt;

voor zover nodig, nietigverklaring van het uitdrukkelijke besluit van de Commissie van 6 juni 2007 houdende afwijzing van de klacht die verzoeker op 16 februari 2007 krachtens artikel 90, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: "Statuut") had ingediend;

verwijzing van de verwerende partij in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, een voormalig tijdelijk functionaris die sinds 16 april 2004 na te zijn geslaagd voor een intern vergelijkend onderzoek als ambtenaar van de rang AST 3 is aangesteld, kwam in het kader van de bevorderingsronde 2006 niet in aanmerking voor bevordering, omdat hij niet had aangetoond dat hij in staat was in een derde taal te werken, zoals vereist op grond van artikel 45, lid 2, van het Statuut.

Ter onderbouwing van zijn beroep voert hij drie middelen aan, waarvan het eerste is ontleend aan schending van artikel 45, lid 1, van het Statuut en de onwettigheid van artikel 10, lid 5, van de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 45 van het Statuut (hierna: "algemene uitvoeringsbepalingen"). Verzoeker stelt dat hij op grond van artikel 45, lid 1, van het Statuut, dat twee jaar anciënniteit verlangt om in aanmerking te komen voor bevordering, op 16 april 2006 had kunnen worden bevorderd, dat wil zeggen voordat het vereiste werd gesteld dat hij moet aantonen in een derde taal te kunnen werken. Artikel 11 van bijlage XIII bij het Statuut bepaalt immers dat artikel 45, lid 2, niet geldt voor bevorderingen die vóór 1 mei 2006 zijn ingegaan. Door van hem te verlangen dat hij in een derde taal moet kunnen werken omdat zijn bevordering krachtens artikel 10, lid 5, van de algemene uitvoeringsbepalingen pas op 1 mei 2006 inging, heeft de Commissie artikel 45, lid 1, van het Statuut geschonden.

In het kader van het tweede middel stelt verzoeker dat er sprake is van een verschil in behandeling en beroept hij zich op de onwettigheid van artikel 11 van bijlage XIII bij het Statuut alsmede van artikel 1, punt 1, van de op 19 juli 2006 door de Commissie vastgestelde Gemeenschappelijke regeling houdende vaststelling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 45, lid 2, van het Statuut. Meer bepaald stelt verzoeker dat ambtenaren die tussen 15 april 2004 en 30 april 2004 zijn aangeworven, onder dezelfde statutaire bepalingen zijn aangesteld als ambtenaren die zijn aangeworven vóór 15 april 2004, dat wil zeggen vóór de inwerkingtreding van artikel 45, lid 2, van het Statuut. Door eerstgenoemde ambtenaren aan strengere bevorderingsvoorwaarden te onderwerpen dan zij die vóór 15 april 2004 zijn aangeworven, hebben artikel 11 van bijlage XIII bij het Statuut en artikel 1, punt 1, van de Gemeenschappelijke regeling een discriminatie ingevoerd. Bovendien is volgens artikel 5, lid 3, van bijlage XIII bij het Statuut niet de kennis van een derde taal vereist voor de eerste bevordering van ambtenaren die, ofschoon zij na 1 mei 2004 zijn aangeworven, voordien tijdelijk functionaris waren. Het is onrechtmatig om van ambtenaren die, evenals verzoeker, vóór die datum zijn aangesteld, wel de kennis van een derde taal te verlangen.

Het derde middel is ontleend aan schending van de beginselen van behoorlijk bestuur, doeltreffendheid en gewettigd vertrouwen. Meer bepaald stelt verzoeker dat de Commissie bij de uitvoering van artikel 45, lid 2, van het Statuut niet blijk heeft gegeven van de noodzakelijke zorgvuldigheid en niet heeft voldaan aan de gewettigde verwachtingen van ambtenaren die in het kader van de bevorderingsronde 2006 in aanmerking kwamen voor bevordering. De Commissie heeft met name niet de juiste overgangsbepalingen vastgesteld en niet tijdig de nodige maatregelen getroffen om verzoeker de gelegenheid te bieden een derde taal te leren en zodoende in aanmerking te komen voor bevordering.

____________