Language of document : ECLI:EU:T:2013:490

Zaak T‑400/11

Altadis, SA

tegen

Europese Commissie

„Beroep tot nietigverklaring – Staatssteun – Steunregeling die fiscale afschrijving van financiële goodwill bij verwerving van deelnemingen in buitenlandse ondernemingen toelaat – Besluit waarbij steunregeling onverenigbaar met interne markt wordt verklaard en geen terugvordering van steun wordt gelast – Handeling die uitvoeringsmaatregelen met zich brengt – Niet individueel geraakt – Geen terugbetalingsverplichting – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Achtste kamer) van 9 september 2013

1.      Gerechtelijke procedure – Verplichting voor Gerecht om mondelinge behandeling aan te vatten alvorens uitspraak te doen op exceptie van niet-ontvankelijkheid – Geen

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 114, leden 1 en 3)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Besluit van Commissie houdende verbod van sectoriële steunregeling – Beroep van onderneming die uit hoofde van die regeling individuele steun heeft genoten, maar niet is onderworpen aan teruggaveverplichting – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

3.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Onderscheid tussen individuele geraaktheid en procesbelang

(Art. 263, vierde alinea, VWEU)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke of rechtspersonen – Begrip regelgevingshandeling in zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU – Alle handelingen van algemene strekking, met uitzondering van wetgevingshandelingen – Besluit van Commissie houdende verbod van sectoriële steunregeling – Handeling die uitvoeringsmaatregelen met zich brengt in zin van die verdragsbepaling – Daarvan uitgesloten

(Art. 263, vierde alinea, VWEU en 288, vierde alinea, VWEU)

5.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Door Gerecht niet-ontvankelijk verklaard beroep tot nietigverklaring van besluit inzake staatssteun – Mogelijkheid om nationale rechter voor te stellen over te gaan tot prejudiciële verwijzing

(Art. 263 VWEU en 267 VWEU)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 19)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 23, 25, 26, 28, 31, 33, 34, 39, 41)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 38)

4.      Een handeling zoals een besluit van de Commissie houdende verbod van een sectoriële steunregeling, dat uitvoeringsmaatregelen met zich brengt, kan niet worden aangemerkt als een regelgevingshandeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich brengt in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

Een dergelijk besluit is krachtens artikel 288, vierde alinea, VWEU namelijk enkel verbindend in al zijn onderdelen voor degenen tot wie het is gericht. Bijgevolg zijn de verplichtingen tot weigering om het genot van de litigieuze regeling toe te kennen, tot nietigverklaring van de toegekende belastingvoordelen en tot terugvordering van de uit hoofde van die regeling verleende steun, rechtsgevolgen van het besluit die verbindend zijn voor de lidstaat waartoe het is gericht.

Genoemd besluit sorteert daarentegen geen dergelijke rechtsgevolgen ten aanzien van de begunstigden van de litigieuze regeling, aangezien die onverenigbaarverklaring op zich voor die begunstigden geen enkel verbod of bevel met zich brengt. Aangezien de onverenigbaarheid niet noodzakelijkerwijs dezelfde gevolgen heeft voor elk van de begunstigden van de litigieuze regeling, moeten de gevolgen van de onverenigbaarheid worden geïndividualiseerd door een rechtshandeling van de bevoegde nationale autoriteiten, zoals een heffingsaanslag, die een uitvoeringsmaatregel in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU vormt.

In dit verband is het irrelevant dat de lidstaat waartoe het bestreden besluit is gericht, over geen enkele beoordelingsmarge beschikt bij de uitvoering ervan. Het ontbreken van beoordelingsbevoegdheid is een criterium dat moet worden onderzocht om na te gaan of aan de voorwaarde van rechtstreekse geraaktheid van een verzoekende partij is voldaan. Niettemin is het in artikel 263, vierde alinea, VWEU neergelegde vereiste van een handeling die geen uitvoeringsmaatregelen met zich brengt, een andere voorwaarde dan het vereiste van rechtstreekse geraaktheid.

(cf. punten 45‑48)

5.      De Unie is een rechtsunie waarvan de instellingen onderworpen zijn aan het toezicht op de verenigbaarheid van hun handelingen met het Verdrag en met de algemene rechtsbeginselen, waaronder de grondrechten. Particulieren moeten zich bijgevolg daadwerkelijk voor de rechter kunnen beroepen op de rechten die zijn ontlenen aan de rechtsorde van de Unie.

Ook al wordt het beroep tot nietigverklaring niet-ontvankelijk verklaard, is een verzoekende partij geenszins elke effectieve rechterlijke bescherming ontnomen, daar niets belet dat hij voor de nationale rechter opkomt tegen de uitvoeringsmaatregelen van het besluit van de Commissie houdende verbod van een sectoriële steunregeling en met name tegen de heffingsaanslagen waarbij het genot van die regeling is geweigerd. De nationale rechter kan dan incidenteel nagaan of dat besluit rechtmatig is en het Hof van Justitie in voorkomend geval op grond van artikel 267 VWEU een prejudiciële vraag stellen ter beoordeling van de geldigheid ervan.

(cf. punt 50)