Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 16 juni 2022 door Cargolux Airlines International SA tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) van 30 maart 2022 in zaak T-334/17, Cargolux Airlines/Commissie

(Zaak C-401/22 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Cargolux Airlines International SA (vertegenwoordiger: E. Aliende Rodríguez, abogada)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest in zijn geheel vernietigen;

primair, artikel 1, leden 1 en 4, van besluit C(2017) 1742 final van de Commissie van 17 maart 2017 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU, artikel 53 van de EER-Overeenkomst en artikel 8 van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake luchtvervoer (zaak AT.39258 – Luchtvracht) (hierna: „besluit”) in zijn geheel nietig verklaren, voor zover dit rekwirante betreft;

subsidiair, artikel 1, leden 1 en 4, van het besluit nietig verklaren voor zover dit rekwirante betreft en betrekking heeft op commissie en/of de veiligheidstoeslag, en/of artikel 1, leden 2 en 3, nietig verklaren, voor zover dit rekwirante betreft en betrekking heeft op inkomende routes, en hoe dan ook de in artikel 3, f), van het besluit aan rekwirante opgelegde boete dienovereenkomstig verlagen;

de in artikel 3, f), van het besluit aan rekwirante opgelegde boete in haar geheel nietig verklaren of, subsidiair, wezenlijk verlagen;

subsidiair, indien het Hof zich niet in staat acht definitief te oordelen, de zaak naar het Gerecht terugverwijzen;

de Commissie verwijzen in rekwirantes kosten van de procedures voor het Hof en het Gerecht; en

alle andere in de omstandigheden van de zaak passende maatregelen gelasten.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante de volgende vier middelen aan.

In het eerste middel in hogere voorziening stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te bevestigen dat de Commissie bevoegd is om een inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst vast te stellen en te bestraffen met betrekking tot luchtvrachtdiensten uit derde landen naar landen binnen de EER (inkomende routes). Rekwirante voert met name aan dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet het juiste juridisch criterium toe te passen om zich bevoegd te verklaren op basis van het internationaal publiekrecht en niet van het Unierecht, en hoe dan ook de maatstaf inzake gekwalificeerde gevolgen, naar internationaal publiekrecht onjuist heeft toegepast.

In het tweede middel in hogere voorziening stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de vaststelling van de Commissie te bevestigen dat het gedrag waaraan rekwirante heeft deelgenomen een inbreuk naar strekking vormt. Inzonderheid heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de vaststelling van de Commissie te bevestigen dat het gedrag dat erin bestond geen commissie over toeslagen te betalen, een inbreuk naar strekking vormde.

In het derde middel in hogere voorziening stelt rekwirante dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het juridische criterium om één enkele voortdurende inbreuk vast te stellen onjuist op te geven en toe te passen en door het besluit waarbij rekwirante voor een dergelijke enkele en voortdurende inbreuk wordt bestraft, ten onrechte te bevestigen. Inzonderheid heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissie terecht heeft vastgesteld dat het gedrag waarin de enkele voortdurende inbreuk bestond, aanvullend en voortdurend was.

In het vierde middel in hogere voorziening stelt rekwirante dat het Gerecht, subsidiair, blijk heeft gegeven van een onjuiste opvatting door vast te stellen dat rekwirante aansprakelijk is voor alle aspecten van de enkele en voortdurende inbreuk, terwijl haar deelname in werkelijkheid beperkt was. Het heeft onder meer het beginsel van gelijke behandeling geschonden met betrekking tot zijn beoordeling van de deelname van rekwirante aan de weigering om commissie over toeslagen te betalen, en ten onrechte vastgesteld dat rekwirante is blijven deelnemen aan de veiligheidstoeslag gedurende perioden waarvoor daarvoor geen bewijs werd geleverd.

____________