Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 31 januari 2005 ingesteld door Rhiannon Williams tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-42/05)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 31 januari 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Rhiannon Williams, wonende te Brussel (België), vertegenwoordigd door S. Crosby en C. Bryant, advocaten.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

─    nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 19 november 2004, waarbij toegang wordt geweigerd tot documenten die, ofschoon zij in de bestreden beschikking niet zijn geïdentificeerd, moeten worden geacht te bestaan;

─    nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 19 november 2004, waarbij toegang wordt geweigerd tot alle of sommige van de in de bestreden beschikking genoemde documenten 9, 16, 17, 27, 29, 32, 33, 34 en 46;

─    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een doctoraalstudente en voert wetenschappelijk onderzoek uit naar de gevolgen van de globalisering voor het gemeenschapsrecht en -beleid inzake milieu- en ontwikkelingssamenwerking. In dit verband heeft zij, voor haar onderzoek van de context waarin de recente wetgeving betreffende genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) tot stand is gekomen, om inzage van documenten verzocht. Na haar verzoek is haar slechts tot een deel van de documenten toegang verleend.

Tot staving van haar beroep voert verzoekster schending aan van artikel 8 van verordening nr. 1049/20011 en van de motiveringsplicht van artikel 253 EG. Volgens verzoekster heeft de Commissie haar verzoek om inzage onvolledig beantwoord en heeft zij niet alle documenten vermeld waarop het verzoek betrekking had. Verzoekster betoogt dat er andere documenten bestaan met betrekking waartoe geen redenen voor weigering van toegang zijn opgegeven en geen uitzonderingen zijn ingeroepen.

Verzoekster voert verder aan dat de Commissie blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de uitzondering van artikel 4, lid 3, tweede alinea, en artikel 4, lid 1, sub a, derde streepje, van verordening nr. 1049/2001 onjuist heeft toegepast. Verzoekster betoogt tevens dat de Commissie de beschikking niet heeft gemotiveerd en ten onrechte heeft gesteld dat openbaarmaking het besluitvormingsproces ernstig zou ondermijnen, dat openbaarmaking van de documenten niet op grond van een hoger belang is geboden en dat de betrokken documenten de positie van de Commissie voor het WTO-panel inzake het de facto moratorium op de goedkeuring en het in de handel brengen van biotechnologische producten, zouden verzwakken.

Verzoekster voert eveneens schending aan van het evenredigheids- en het motiveringsbeginsel, nu de Commissie niet bereid is gedeeltelijke toegang tot de documenten te verlenen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145, blz. 43).