Language of document :

Beroep ingesteld op 7 oktober 2005 - Marenco / Commissie

(Zaak T-378/05)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij(en): Giuliano Marenco (Brussel, België) [vertegenwoordiger(s): A. Pappalardo en M. Merola, advocaten]

Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker(s) / verzoekster(s)

de vaststelling van verzoekers salaris over januari 2005 (laatste dienstmaand) nietig te verklaren,

voorzover deze vaststelling geen rekening houdt met de verhoging van het basissalaris overeenkomstig artikel 7, lid 4, van bijlage XIII bij het statuut,

voorzover als vermenigvuldigingsfactor 0,9982852 is vermeld in plaats van 1;

het besluit van 31 januari 2005 van het hoofd van de eenheid pensioenen van het Bureau voor het beheer en de afwikkeling van de individuele rechten, houdende toewijzing en afwikkeling van verzoekers pensioenrechten nietig te verklaren,

voorzover het geen rekening houdt met de verhoging van het basissalaris overeenkomstig artikel 7, lid 4, van bijlage XIII bij het Statuut,

voorzover in de indeling bij beëindiging van de dienst het cijfer 0,9982852 is vermeld in plaats van 1;

voorzover bij dit besluit het pensioen is ingedeeld in A*16/03,

het besluit van 1 juli 2005 van de directeur-generaal van het directoraat Personeelszaken en algemeen beheer (ADMIN.B. 2 - SHS/amd - D (05)15121), waarbij de twee klachten van verzoeker (nrs. R/266/05 en R/298/05) zijn verworpen, nietig te verklaren,

de Commissie te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeker, voormalig adjunct-directeur-generaal van de juridische dienst van de Commissie en in februari 2005 gepensioneerd, was bij de beëindiging van zijn dienst ingedeeld in rang A*16 en zou tot en met het einde van 2004 de salarisverhoging overeenkomstig artikel 7, lid 4, van bijlage XIII bij het Statuut hebben ontvangen. Overeenkomstig de op 1 mei 2004 in werking getreden wijzigingen van het Statuut, was, teneinde rekening te houden met het verschil tussen het basissalaris behorend bij zijn rang en salaristrap onder het oude Statuut en dat onder het nieuwe Statuut, op zijn basissalaris een vermenigvuldigingsfactor van 0,9580274 van toepassing.

Op 1 januari 2005 heeft verzoeker de zesde salaristrap in zijn rang bereikt. Aangezien het bij die trap behorende basissalaris onder het oude Statuut gelijk was aan dat onder het nieuwe Statuut, moest vanaf dat moment de vermenigvuldigingsfactor "1" worden toegepast. Zowel op zijn laatste salarisafrekening als in het besluit tot toewijzing en afwikkeling van zijn pensioenrechten, was echter vanaf die maand een vermenigvuldigingsfactor van 0,9982852 vermeld. Bovendien was de verhoging van het basissalaris, overeenkomstig artikel 7, lid 4, van bijlage XIII bij het Statuut, niet in aanmerking genomen voor zijn salaris over de maand januari 2005, en bijgevolg evenmin bij de vaststelling van zijn pensioenrechten, die waren berekend op basis van het salaris over die maand. Ten slotte zou het besluit tot vaststelling van pensioenrechten verzoeker hebben ingedeeld in de derde in plaats van in de zesde trap van zijn rang.

Tot staving van zijn beroep stelt verzoeker schending van artikel 2, lid 2, artikel 7, lid 4, en artikel 8, lid 2, van bijlage XIII bij het Statuut. Ook beroept hij zich op een schending van zijn gewettigd vertrouwen, voortvloeiend uit de uitkomst van een indicatieve berekening die hij zou hebben gemaakt met behulp van een door de Commissie aan het personeel ter beschikking gesteld computersysteem ("rekenmachine"). Volgens verzoeker voorzag de rekenmachine erin dat de betrokken salarisverhoging bij de vaststelling van het pensioen in aanmerking zou worden genomen.

____________