Language of document : ECLI:EU:T:2019:879

ARREST VAN HET GERECHT (Eerste kamer)

19 december 2019 (*)

„Uniemerk – Nietigheidsprocedure – Uniewoordmerk CINKCIARZ – Absolute weigeringsgronden – Onderscheidend vermogen – Geen beschrijvend karakter –Artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EG) nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b) en c), van verordening (EU) 2017/1001] – Pejoratieve term die verband houdt met de betrokken waren of diensten”

In zaak T‑501/18,

Currency One S.A., gevestigd te Poznań (Polen), vertegenwoordigd door P. Szmidt en B. Jóźwiak, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO), vertegenwoordigd door D. Walicka als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure bij de kamer van beroep van het EUIPO, interveniënte voor het Gerecht:

Cinkciarz.pl sp. z o.o., gevestigd te Zielona Góra (Polen), vertegenwoordigd door E. Skrzydło-Tefelska en K. Gajek, advocaten,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de vijfde kamer van beroep van het EUIPO van 18 juni 2018 (zaak R 2598/2017‑5) inzake een nietigheidsprocedure tussen Currency One en Cinkciarz.pl,

wijst

HET GERECHT (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: P. Nihoul, president, J. Svenningsen (rapporteur) en U. Öberg, rechters,

griffier: J. Palacio Gonzalez, hoofdadministrateur,

gezien het op 22 augustus 2018 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 31 oktober 2018 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het EUIPO,

gezien de op 30 oktober 2018 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënte,

na de terechtzitting van 7 mei 2019,

het navolgende

Arrest

 Voorgeschiedenis van het geding

1        Op 26 januari 2015 heeft interveniënte, Cinkciarz.pl sp. z o.o., bij het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) een Uniemerkaanvraag ingediend krachtens verordening (EG) nr. 207/2009 van de Raad van 26 februari 2009 inzake het Uniemerk (PB 2009, L 78, blz. 1), zoals gewijzigd [vervangen door verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk (PB 2017, L 154, blz. 1)].

2        Het merk waarvan inschrijving is aangevraagd, is het woordteken CINKCIARZ.

3        De waren en diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, behoren tot de klassen 9, 36 en 41 in de zin van de Overeenkomst van Nice van 15 juni 1957 betreffende de internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken, zoals herzien en gewijzigd. Zij zijn omschreven als volgt:

–        klasse 9: „software; programma’s voor computerspelletjes; geregistreerde computerprogramma’s; computerprogramma’s (te downloaden software); computerapplicaties om te downloaden van internet; programma’s voor gegevensverwerking; multimedia computerprogramma’s (interactieve -); uitgaven in elektronische vorm te downloaden vanaf internet; […]; computerhardware en computeraccessoires; informatiedragende magnetische en optische gegevensdragers; apparaten voor het opnemen, het overbrengen of het weergeven van geluid of beeld; zonnebrillen”;

–        klasse 36: „bankzaken; geldwisseldiensten; geldwisselkantoren; wisselkoersen (informatie inzake -); buitenlandse valuta (het verstrekken van -); handel in valuta; online real-time valutahandel; financiële informatie in de vorm van wisselkoersen; wisselkoersnotaties; wisselkoersen (vooruitzichten van buitenlandse -); handel in buitenlandse valuta; financiële diensten (geautomatiseerde -) inzake handel in deviezen; wisselkoersinformatie (voorbereiden en noteren van -); omwisselen van valuta; prijsinformatie over wisselkoersen; valutahandel; advisering inzake omwisseling van vreemde valuta’s; financiële databases met betrekking tot handel in deviezen; geldwissel‑ en overdrachtdiensten; wisselkoerslijsten (verschaffen van -); wisselkantoren; cash-, cheque‑ en postwisseldiensten; overmaken van fondsen door middel van telecommunicatie (het elektronisch -); diensten op het gebied van geautomatiseerde betalingen; overboeking van gelden; diensten op het gebied van elektronische betaling; agentschappen in onroerende goederen; incassobureaus; financiële analyse; thuisbankieren; financiële informatie; bankzaken; hypothecaire bankzaken; bureaus voor kredietinformatie; innen van huurgelden; advisering op financieel gebied; advisering op het gebied van verzekeringen; financieel beheer; financiële taxaties voor verzekeringen, het bankwezen en betreffende onroerend goed; advisering op financieel gebied; financiële informatie; bankzaken; financiële diensten; het creëren van investeringsfondsen; diensten van gewaarborgde fondsen; beursnoteringen; beursmakelaardij; garanties als borgstellingen; informatie op het gebied van verzekeringen; financiële informatie; plaatsing van kapitaal; kapitaalbeleggingen; elektronische overboeking van gelden; diensten met betrekking tot creditcards en debetkaarten; debitcard‑ en creditcarddiensten; credit‑ en debetkaarten (uitgifte van -); makelaardij in verzekeringen; beursmakelaardij; beursnoteringen; fiscale expertises; beursmakelaardij; makelaardij in verzekeringen; leningen; financiële transacties; verzekeringen; geldwisseldiensten; financieel beheer; beheer van onroerende goederen; vermogensbeheer”;

–        klasse 41: „tekstuitgave, andere dan publicitaire teksten; het online elektronisch publiceren van niet-downloadbare materialen; uitgave van materiaal dat via databases of via het internet toegankelijk is; diensten op het gebied van elektronische spellen en wedstrijden geleverd via het internet; informatie met betrekking tot onderwijs, online geleverd vanuit een computerdatabase of vanaf het internet; educatie als onderwijs; inlichtingen op het gebied van onderwijs; filmstudios; fotografie; fotoreportages; verschaffing van speelhallen; onlinespelletjesdiensten; gokspelen; ontspannende en educatieve diensten van clubs; desktop publishing; praktische opleiding (demonstratie); het organiseren en houden van workshops en opleiding; organiseren en uitvoeren van concerten; het organiseren en houden van conferenties; het organiseren en houden van congressen; het organiseren en houden van seminaria; het organiseren en houden van symposia; het organiseren en houden van colloquia; organisatie van concoursen (opvoeding of ontspanning); onlinepublicatie van elektronische boeken en periodieken; ter beschikking stellen van online, niet-downloadbare elektronische publicaties; uitgave van boeken; tekstuitgave, andere dan publicitaire”.

4        Op 15 juni 2015 is het litigieuze merk voor met name de in punt 3 hierboven vermelde waren en diensten ingeschreven onder nummer 13678991.

5        Op 22 december 2015 heeft verzoekster, Currency One S.A., krachtens artikel 52, lid 1, onder a), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 59, lid 1, onder a), van verordening 2017/1001] een vordering tot nietigverklaring van het litigieuze merk ingesteld voor alle in punt 3 hierboven vermelde waren en diensten, gebaseerd op, om te beginnen, artikel 7, lid 1, onder c), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001, waarvan de bewoordingen identiek zijn en waarnaar hierna zal worden verwezen], op grond dat het teken dat dit merk vormt, beschrijvend voor deze waren en diensten is, en, voorts, artikel 7, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 [thans artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001, waarvan de bewoordingen identiek zijn en waarnaar hierna zal worden verwezen], op grond dat dit merk elk onderscheidend vermogen mist.

6        Deze vordering tot nietigverklaring is bij beslissing van de nietigheidsafdeling van 6 oktober 2017 afgewezen.

7        Op 5 december 2017 heeft verzoekster op grond van de artikelen 66 tot en met 71 van verordening 2017/1001 beroep ingesteld bij het EUIPO.

8        Bij beslissing van 18 juni 2018 (hierna: „bestreden beslissing”) heeft de vijfde kamer van beroep het beroep verworpen.

9        Wat om te beginnen de in artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 bedoelde grond betreft, heeft de kamer van beroep geoordeeld dat de term „cinkciarz” in geen enkele betekenis ervan de betrokken waren of diensten of een wezenlijk kenmerk ervan beschrijft. Zij was in het bijzonder van mening dat deze term, waarmee oorspronkelijk, ten tijde van de Volksrepubliek Polen, personen werden aangeduid die illegaal in buitenlandse valuta handelden, in de huidige betekenis ervan voor valutatransacties enkel negatieve connotaties heeft en een neutrale aanduiding van een dergelijke activiteit uitsluit. Bijgevolg is deze term een verzonnen benaming die weliswaar suggestief of zinspelend is maar daardoor slechts indirect deze activiteit beschrijft en de consument enkel via een vorm van mentale associatie kan informeren over de kenmerken van diensten die verband houden met die activiteit. Wat voorts de in artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 bedoelde grond betreft, heeft de kamer van beroep geoordeeld dat het teken CINKCIARZ door het relevante publiek wordt opgevat als een originele, misleidende of ironische benaming en daardoor als verrassend, zodat dit teken geschikt is ter aanduiding van de commerciële herkomst van de diensten in verband met valutatransacties. Ten slotte heeft de kamer van beroep geoordeeld dat deze beoordelingen a fortiori golden voor de andere betrokken waren of diensten.

 Conclusies van partijen

10      Verzoekster vraagt het Gerecht:

–        de bestreden beslissing te vernietigen;

–        het EUIPO te verwijzen in de kosten van de procedure, daaronder begrepen de kosten van de procedure voor de kamer van beroep.

11      Het EUIPO en interveniënte verzoeken het Gerecht:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster in de kosten te verwijzen.

 In rechte

12      Verzoekster voert drie middelen aan, ten eerste schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 voor de valutawisseldiensten, ten tweede schending van diezelfde bepaling en niet-nakoming van de motiveringsplicht met betrekking tot de andere betrokken waren en diensten en ten derde schending van artikel 7, lid 1, onder b), van die verordening.

13      Vooraf zij er om te beginnen aan herinnerd dat ingevolge artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 inschrijving wordt geweigerd van merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten.

14      Een teken is beschrijvend en valt bijgevolg onder het in deze bepaling vervatte verbod wanneer het met de betrokken waren of diensten een voldoende rechtstreeks en concreet verband heeft, waardoor het relevante publiek hierin onmiddellijk en zonder verder nadenken een beschrijving van de betrokken waren of diensten, of van één van de kenmerken ervan, kan zien [zie arrest van 12 januari 2005, Deutsche Post EURO EXPRESS/BHIM (EUROPREMIUM), T‑334/03, EU:T:2005:4, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

15      Voorts wordt ingevolge artikel 7, lid 1, onder b), van die verordening inschrijving geweigerd van merken die elk onderscheidend vermogen missen.

16      Het onderscheidend vermogen van een merk in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 houdt in dat dit merk zich ertoe leent de waren of diensten waarvoor de inschrijving is aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming te identificeren en dus deze waren of diensten van die van andere ondernemingen te onderscheiden (zie arrest van 21 januari 2010, Audi/BHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

17      Een teken kan als afkomstig van een bepaalde onderneming worden geïdentificeerd en aldus onderscheidend vermogen bezitten wanneer het vraagt om een zekere uitleggingsinspanning van het relevante publiek en getuigt van een zekere originaliteit en pregnantie, waardoor het gemakkelijk te memoriseren is (zie naar analogie arrest van 21 januari 2010, Audi/BHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, punt 59).

18      Uit deze inleidende overwegingen volgt dat het voor de beoordeling van de gegrondheid van de door verzoekster aangevoerde middelen noodzakelijk is om eerst na te gaan wat de Poolse term „cinkciarz” betekent, hetgeen moet worden bepaald uitgaande van de wijze waarop deze term door het relevante publiek wordt opgevat [zie in die zin arrest van 8 juli 2008, Lancôme/BHIM – CMS Hasche Sigle (COLOR EDITION), T‑160/07, EU:T:2008:261, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

19      In dit verband blijkt uit de stukken die in de administratieve procedure zijn overgelegd, dat de term „cinkciarz” zag op een persoon die illegaal deviezen wisselde, toen die activiteit ten tijde van de Volksrepubliek Polen of onmiddellijk daarna onder een staatsmonopolie viel. Deze term had een negatieve connotatie die verbonden was met een louche handel die door twijfelachtige lieden werd gedreven. Aangezien valutawisseldiensten door privaatrechtelijke personen in 1989 zijn gelegaliseerd, kon deze activiteit voortaan openlijk worden uitgeoefend door valutawisselkantoren, die wegens hun wettige karakter werden onderscheiden van de met de term „cinkciarz” bedoelde personen. Vanaf dat tijdstip lijkt de term „cinkciarz” een hoofdzakelijk historische connotatie te hebben verkregen ter aanduiding van de personen die tot 1989 actief waren op het gebied van onwettige en clandestiene valutawisseldiensten.

20      Gelet op het feit dat de context waarin de term „cinkciarz” geworteld was pas in 1989 is verdwenen, en rekening houdend met de bekendheid van de historische figuur van de met deze term aangeduide personen in de Poolse cultuur, zoals met name blijkt uit verschillende titels van artikelen die naar die figuur verwijzen (bijlagen E. 20, E.24 tot en met E.26), maar ook uit recente publicaties over dit onderwerp (bijlagen E.19, E.21, E.36 tot en met E.41), moet worden aangenomen dat op het tijdstip van de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze merk, te weten 26 januari 2015, het overgrote deel van het relevante publiek vertrouwd was met de historische betekenis van de term „cinkciarz”.

21      Door in punt 10 van het verzoekschrift aangaande de term „cinkciarz” op te merken dat dit „beroep […] niet officieel erkend is” of dat „de gloriedagen ervan voorbij zijn”, geeft verzoekster impliciet toe dat de term „cinkciarz” in wezen verwijst naar een persoon die ten tijde van de Volksrepubliek Polen clandestien valuta wisselde. Bovendien geeft zij in punt 11 van het verzoekschrift uitdrukkelijk toe dat deze term voornamelijk wordt gebruikt in publicaties ter aanduiding van een dergelijke persoon. In dezelfde twee punten van het verzoekschrift stelt zij echter dat het „vak” van „clandestiene valutawissel” niet is verdwenen en dat een persoon die tegenwoordig een dergelijke activiteit uitoefent, nog steeds kan worden aangeduid met de term „cinkciarz”, terwijl zij in punt 12 van het verzoekschrift erkent dat deze term een negatieve connotatie heeft en in laatdunkende zin en overwegend pejoratief wordt gebruikt.

22      Deze verklaringen worden bevestigd door bepaalde bewijzen die tijdens de administratieve procedure zijn overgelegd.

23      De definities die in woordenboeken te vinden zijn (bijlagen E.1 tot en met E.15), zijn meerduidig. Hoewel ze allemaal vermelden dat het zelfstandig naamwoord „cinkciarz” omgangstaal is voor een valutahandelaar, komen de vermeldingen in de lemmata namelijk overeen met de historische betekenis van deze term. Bepaalde artikelen die op internet zijn gepubliceerd, bevestigen echter dat deze term nog steeds wordt gebruikt en opgevat ter aanduiding van een persoon die ook tegenwoordig nog actief is op het gebied van clandestiene en frauduleuze valutawisseldiensten en hierdoor, net als de „cinkciarz” die actief waren ten tijde van de Volksrepubliek Polen (bijlagen E.32 en E.33), in samenhang daarmee activiteiten verricht die frauduleus, onrechtmatig of oneerlijk zijn of als zodanig worden beschouwd (bijlage E.31).

24      Door in punt 10 van het verzoekschrift te vermelden dat de term „cinkciarz” ook de betekenis kan hebben van „een leverancier” van „valutawisseldiensten buiten het officiële circuit om” en in punt 25 van het verzoekschrift dat deze term „gewoonlijk wordt gebruikt in de context van valutawisseldiensten buiten het officiële circuit om door meerdere handelaren”, en daaraan, in punt 24 van het verzoekschrift, toe te voegen dat deze term „onder normale omstandigheden dient om de betrokken waren of diensten te presenteren”, lijkt verzoekster echter te impliceren dat de term „cinkciarz” ook op een neutrale manier kan worden gebruikt, dat wil zeggen zonder enige negatieve of pejoratieve connotatie, om een natuurlijke of rechtspersoon aan te duiden die actief is op het gebied van valutawisseldiensten. Het verzoekschrift bevat echter geen enkele verwijzing naar de documenten die in de administratieve procedure zijn overgelegd.

25      Toen verzoekster ter terechtzitting over dit punt werd bevraagd, heeft zij verklaard dat deze stelling werd gestaafd door de bijlagen E.29, E.30 en E.34.

26      Na vervolgens het artikel met de titel „Zo ontfutselen de cinkciarz toeristen geld” (bijlage E.30) te hebben overgelegd, heeft verzoekster evenwel toegegeven dat dit artikel op kritische wijze betrekking had op oplichtingspraktijken. Met betrekking tot het artikel getiteld „Speelt de overheid voor cinkciarz?” (bijlage E.29) heeft zij enkel benadrukt dat dit artikel het huidige gebruik van de term „cinkciarz” illustreerde, zonder te beweren dat het niet kritisch was.

27      Daarentegen heeft verzoekster, eveneens ter terechtzitting, betoogd dat in het op 17 april 2014 gepubliceerde artikel met de titel „De cinkciarz van internet. Het verhaal van vier jongens die 20 miljard hebben ,gestolen’ van de banken” (bijlage E.34), de term „cinkciarz” werd gebruikt ter aanduiding van verschillende economische entiteiten, waaronder verzoekster en interveniënte, dan wel ter aanduiding van „valutahandelsdiensten buiten het officiële circuit om”.

28      Uit de inhoud van dit laatste artikel kan worden afgeleid dat verzoekster met de uitdrukking „verschillende economische entiteiten” ondernemingen bedoelde die valutawisselactiviteiten uitoefenen via een ander kanaal, namelijk op internet, en zich wat de gehanteerde wisselkoersen betreft onderscheiden van banken. Uit dit artikel blijkt dat deze ondernemingen een hoge vlucht hebben genomen dankzij een wet van 2011 die het ontleners die leningen in Zwitserse frank bij Poolse banken hadden afgesloten, toestond om de maandelijkse aflossingsbetalingen van deze leningen te voldoen in valuta’s die bij andere handelaren dan deze banken waren gekocht. In het betrokken artikel werd gewag gemaakt van het feit dat verzoekster en interveniënte bijna de gehele Poolse valutamarkt op internet voor ongeveer gelijke delen in handen hadden, waarbij ook nog ongeveer 40 andere ondernemingen zeer marginaal op deze markt aanwezig waren.

29      Anders dan verzoekster stelt, toont dit artikel echter niet aan dat de term „cinkciarz” wordt gebruikt om op neutrale wijze bepaalde ondernemingen aan te duiden die valutawisseldiensten aanbieden, namelijk die welke op internet actief zijn, of om de diensten van deze ondernemingen aan te duiden.

30      Het betrokken artikel gaat namelijk in wezen over twee ondernemingen, waaronder interveniënte, wier naam verschillende keren wordt genoemd. In dit verband kan de aanwezigheid van de term „cinkciarz” in de titel en in een passage van dit artikel niet los van de aanduiding van interveniënte worden beschouwd. Zoals uit de titel van dat artikel volgt, wordt bovendien met het gebruik van deze term hierin niet verwezen naar de twee ondernemingen waarop het betrokken artikelbetrekking heeft, maar naar de vier oprichters van deze ondernemingen, wier loopbanen en activiteiten worden beschreven. Zo ook in het geval van het enige gebruik van de term „cinkciarz” in het genoemde artikel: deze term verwijst niet naar deze twee ondernemingen maar naar de oprichters van die ondernemingen, welke worden gepresenteerd als „hun onderneming”. Bovendien worden deze ondernemingen, wanneer ze niet worden vermeld met hun handelsnaam of de namen die verwijzen naar hun websites (Currency One, Internetowykantor.pl en Walutomat.pl, enerzijds, Cinkciarz.pl, anderzijds), in het betrokken artikel aangeduid met benamingen als „onlinewisselkantoren” of „virtuele wisselkantoren”.

31      Ten overvloede kan erop worden gewezen dat de kamer van beroep in punt 33 van de bestreden beslissing een in wezen vergelijkbare analyse heeft gemaakt van de documenten waarop het advies (bijlage E.43) was gebaseerd, zijnde het enige advies dat de term „cinkciarz” in een neutrale betekenis heeft gebruikt. Verzoekster heeft deze analyse niet betwist en bovendien voor het Gerecht dit advies niet aangevoerd.

32      Samenvattend blijken twee betekenissen van de term „cinkciarz” verband te houden met valutawisseldiensten. In de eerste plaats is er de historische betekenis, waarmee een persoon wordt aangeduid die ten tijde van de Volksrepubliek Polen clandestien en illegaal deviezen wisselde. In de tweede plaats is er de eigentijdse betekenis, waarin deze term in afgeleide, algemene zin wordt gebruikt als synoniem voor oplichter of fraudeur, maar ook in een betekenis die dicht bij de historische betekenis aanleunt ter aanduiding van een persoon die momenteel nog steeds clandestiene en oneerlijke, en derhalve illegale valutahandel drijft. Zoals de kamer van beroep terecht heeft vastgesteld, is daarentegen niet komen vast te staan dat de term „cinkciarz” momenteel op een neutrale manier een persoon of een onderneming aanduidt die valutawisseldiensten aanbiedt.

33      Het is uitgaande van deze betekenissen van de term „cinkciarz” dat thans moet worden onderzocht of verzoeksters middelen gegrond zijn.

 Eerste middel: schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 wat de valutawisseldiensten betreft

34      Verzoekster betoogt dat de term „cinkciarz” kan worden gebruikt ter aanduiding van een handelaar die valutawisseldiensten buiten het officiële circuit om aanbiedt en dat het derhalve om een beroepsnaam gaat waarvan vrijelijk gebruik moet kunnen worden gemaakt, ongeacht het feit dat deze term voornamelijk in negatieve zin wordt gebruikt.

35      Het EUIPO en interveniënte betwisten de gegrondheid van dit middel. Volgens interveniënte heeft de term „cinkciarz” enkel een historische betekenis, te weten ter aanduiding van een persoon die zich ten tijde van de Volksrepubliek Polen bezighield met clandestiene valutahandel, en wordt deze term niet gebruikt ter aanduiding van de tegenwoordige activiteiten op het gebied van valutawissel.

36      Volgens artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 wordt inschrijving geweigerd van merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten.

37      Zoals is vermeld in punt 14 hierboven, valt een teken onder het verbod van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 wanneer het met de betrokken waren of diensten een voldoende rechtstreeks en concreet verband heeft waardoor het relevante publiek hierin onmiddellijk en zonder verder nadenken een beschrijving van de betrokken waren of diensten kan zien, of van één van de kenmerken ervan,.

38      Het beschrijvend karakter van een teken kan alleen worden beoordeeld enerzijds uitgaande van de wijze waarop het door het betrokken publiek wordt opgevat en anderzijds met betrekking tot de betrokken waren of diensten (zie arrest van 8 juli 2008, COLOR EDITION, T‑160/07, EU:T:2008:261, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39      In het onderhavige geval gaat het bij de betrokken waren en diensten in wezen om, wat betreft klasse 9, software, elektronische publicaties en gegevensdragers, wat betreft klasse 36, bankzaken en financiële diensten, geldwisseldiensten, makelaarsdiensten en beheer van onroerend goed, incassodiensten, diensten op het gebied van verzekeringen en belastingadviezen, en, wat betreft klasse 41, publicatie‑ en editingdiensten, diensten op het gebied van games en onderwijs‑ en scholingsdiensten. De kamer van beroep heeft vastgesteld dat dergelijke waren en diensten bedoeld zijn voor zowel beroepsbeoefenaars als het grote publiek en dat het aandachtsniveau van het relevante publiek varieert van gemiddeld tot hoog. Zij was ook van mening dat het beschrijvende karakter van het litigieuze merk moest worden beoordeeld vanuit het oogpunt van het Poolssprekende publiek, aangezien dit merk bestaat uit een term die in het Pools een betekenis heeft.

40      Deze beoordelingen zijn niet betwist en worden door niets op losse schroeven gezet. Evenwel zij benadrukt dat het feit dat het relevante publiek ten dele gespecialiseerd is, niet van doorslaggevend belang kan zijn voor de juridische criteria ter beoordeling of een teken beschrijvend is [arrest van 7 mei 2019, Fissler/EUIPO (vita), T‑423/18, EU:T:2019:291, punt 14].

41      Met het verbod op inschrijving van dergelijke tekens of aanduidingen als merk streeft artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 een doel van algemeen belang na, namelijk dat tekens of aanduidingen die een beschrijving vormen van de kenmerken van waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, door eenieder vrij moeten kunnen worden gebruikt. Deze bepaling belet derhalve dat die tekens of aanduidingen op grond van hun inschrijving als merk aan een enkele onderneming worden voorbehouden (zie arrest van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C‑191/01 P, EU:C:2003:579, punt 31 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

42      Het feit dat de Uniewetgever voor de term „kenmerk” heeft gekozen, benadrukt dat de in artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 bedoelde tekens uitsluitend die tekens zijn die dienen tot aanduiding van een door de betrokken kringen gemakkelijk herkenbare eigenschap van de waren of diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd. Inschrijving van een teken op grond van die bepaling kan slechts worden geweigerd wanneer redelijkerwijs te verwachten valt dat de betrokken kringen dit teken opvatten als een beschrijving van een van deze kenmerken (zie in die zin arresten van 10 maart 2011, Agencja Wydawnicza Technopol/BHIM, C‑51/10 P, EU:C:2011:139, punt 50 en 7 mei 2019, vita, T‑423/18, EU:T:2019:291, punt 43).

43      Voor een weigering van inschrijving op grond van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 is het niet noodzakelijk dat de in dat artikel bedoelde tekens en aanduidingen waaruit het merk is samengesteld op het moment van de inschrijvingsaanvraag daadwerkelijk worden gebruikt voor de beschrijving van waren of diensten als die waarvoor de aanvraag is ingediend, of van kenmerken van deze waren of deze diensten. Zoals uit de formulering van deze bepaling zelf blijkt, is het voldoende dat deze tekens en aanduidingen hiertoe kunnen dienen (zie arrest van 23 oktober 2003, BHIM/Wrigley, C‑191/01 P, EU:C:2003:579, punt 32).

44      Tot slot zij eraan herinnerd dat ingevolge artikel 7, lid 2, van diezelfde verordening artikel 7, lid 1, ervan ook van toepassing is indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de Unie bestaan, welk deel uit één lidstaat kan bestaan (zie in die zin arrest van 22 juni 2006, Storck/BHIM, C‑25/05 P, EU:C:2006:422, punt 83).

45      Met het onderhavige middel voert verzoekster aan dat de term „cinkciarz” beschrijvend is voor valutawisseldiensten, zodat inschrijving van het litigieuze merk, dat uitsluitend uit deze term bestaat, had moeten worden vernietigd voor zover dit merk betrekking heeft op deze diensten.

46      Uit de overwegingen in de punten 19 tot en met 32 hierboven blijkt dat de term „cinkciarz” in de in casu relevante betekenissen enerzijds een historisch maar ook actueel verband met valutawisseldiensten vertoont en anderzijds een uitsluitend pejoratieve connotatie heeft, dat wil zeggen een negatief beeld waarbij de aangeduide persoon ongunstig wordt afgeschilderd, namelijk als iemand die zich bezighoudt met allerlei louche handeltjes, met oplichting of als oneerlijk beschouwde activiteiten, in het bijzonder – maar niet uitsluitend – in het kader van illegale valutawisseldiensten.

47      Verzoekster stelt dat voor de toepassing van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 niet is vereist dat een beschrijvende aanduiding positief of neutraal is, maar enkel dat zij een waar of een dienst beschrijft waarvoor een inschrijvingsaanvraag is gedaan, of een kenmerk ervan. Bovendien kan de negatieve connotatie van de term „cinkciarz” met de tijd verdwijnen.

48      Overeenkomstig de in de punten 37 en 38 hierboven in herinnering gebrachte rechtspraak kan artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 slechts toepassing vinden indien het litigieuze teken, uitgaande van de wijze waarop het relevante publiek dit teken opvat, een voldoende rechtstreeks en concreet verband met de betrokken dienst heeft dat het publiek in staat stelt hierin onmiddellijk en zonder verder nadenken een beschrijving van deze dienst of van een van de kenmerken ervan te zien.

49      Deze rechtspraak sluit aan bij de rechtspraak dat de tekens en aanduidingen die in de zin van deze bepaling beschrijvend zijn, die zijn welke in het normale gebruik uit het oogpunt van de consument kunnen dienen tot aanduiding, hetzij rechtstreeks, hetzij door vermelding van een van de wezenlijke kenmerken, van een waar of een dienst als die waarvoor de inschrijving is aangevraagd (zie arrest van 28 juni 2012, XXXLutz Marken/BHIM, C‑306/11 P, niet gepubliceerd, EU:C:2012:401, punt 77 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

50      Dienaangaande zij erop gewezen dat, zoals blijkt uit overweging 3 ervan, verordening 2017/1001 beoogt bij te dragen aan de opheffing van de belemmeringen voor het vrije verkeer van goederen en het vrije verrichten van diensten binnen de interne markt. Deze vrijheden betreffen enkel waren die op wettige wijze in het economische en commerciële circuit van de Unie zijn gebracht (zie in die zin arrest van 16 december 2010, Josemans, C‑137/09, EU:C:2010:774, punt 42) en, naar analogie, de verrichting van wettige diensten. Hieruit volgt dat de door het merkenrecht van de Unie geboden bescherming enkel kan worden toegekend aan een merk dat als zodanig waren en diensten aanduidt die wettig zijn en op legale wijze worden geleverd of verricht.

51      Het uitgangspunt moet zijn dat de gemiddelde consument die verondersteld wordt normaal geïnformeerd, redelijk omzichtig en oplettend te zijn, hiervan op de hoogte is, alleen al omdat hij weet dat de Unie berust op de waarden van de rechtsstaat, zoals volgt uit artikel 2 VEU, en dat het inherent is aan de rechtsstaat dat de wet niet tot doel kan hebben illegale handelingen te beschermen of te bevorderen, waarbij dit kenmerk van een rechtsstaat algemeen bekend is. In dit verband moet worden benadrukt dat, in tegenstelling tot wat verzoekster beweert, de term „cinkciarz” niet als de aanduiding van een „beroep” kan worden beschouwd zo deze term uitsluitend doelt op het verrichten van illegale handelingen.

52      Bijgevolg is het relevante publiek zich in het onderhavige geval bewust van het feit dat de diensten waarop het litigieuze merk betrekking heeft, niet kunnen bestaan in clandestiene en onwettige valuatawisselactiviteiten.

53      Hieruit volgt dat de term „cinkciarz”, waaruit dit merk bestaat en die dergelijke clandestiene en onwettige activiteiten aanduidt, bij een vanuit het oogpunt van het relevante publiek normaal gebruik niet kan dienen ter aanduiding van wettige valutawisseldiensten. In dit opzicht kan aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak volgens welke, wat betreft tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van de plaats van herkomst van de waar of dienst waarvoor die inschrijving is aangevraagd, artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 zich niet verzet tegen de inschrijving van geografische benamingen waarvan het, gelet op de kenmerken van de aangeduide plaats, niet waarschijnlijk is dat de betrokken kringen kunnen aannemen dat de betrokken warencategorie uit deze plaats afkomstig is (zie arrest van 6 september 2018, Bundesverband Souvenir – Geschenke – Ehrenpreise/EUIPO, C‑488/16 P, EU:C:2018:673, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

54      Bijgevolg laat de term „cinkciarz” niet toe dat het relevante publiek onmiddellijk en zonder verder nadenken daarin een beschrijving percipieert van legale valutawisseldiensten of van een entiteit die dergelijke diensten aanbiedt. Aangezien een wezensgelijk kenmerk van die term, namelijk de aanduiding van clandestiene en illegale activiteiten, in volledige tegenspraak is met een kenmerk van dergelijke diensten, namelijk de intrinsiek legale aard ervan, zal het relevante publiek immers enkel een verband tussen het litigieuze merk en de legale wisselhandel kunnen leggen door deze tegenspraak te overwinnen en via ironie en langs associatieve weg tot de slotsom te komen dat dit merk, anders dan de betekenis ervan, betrekking heeft op legale valutawisseldiensten.

55      Bijgevolg vertoont het litigieuze merk geen voldoende rechtstreeks en concreet verband met de valutawisseldiensten waarop het betrekking heeft.

56      Deze conclusie vindt steun in een nader onderzoek van het doel van algemeen belang dat wordt nagestreefd met het in artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 neergelegde inschrijvingsverbod, welk doel in aanmerking moet worden genomen in het kader van het concrete onderzoek van alle relevante elementen die kenmerkend zijn voor een inschrijvingsaanvraag (zie naar analogie arrest van 8 april 2003, Linde e.a., C‑53/01–C‑55/01, EU:C:2003:206, punt 75) of, zoals in het onderhavige geval, een inschrijving waarvan nietigverklaring wordt gevorderd.

57      Overeenkomstig de rechtspraak die in punt 41 hierboven in herinnering is gebracht, wordt met deze bepaling beoogd dat tekens of aanduidingen die kenmerken van de betrokken diensten beschrijven, door eenieder vrij moeten kunnen worden gebruikt. Zou een onderneming het gebruik van een beschrijvende term mogen monopoliseren, dan zou dit namelijk leiden tot een beperking van de omvang van de woordenschat waarover haar concurrenten beschikken om hun eigen waren te omschrijven [zie in die zin arrest van 16 oktober 2014, Larrañaga Otaño/BHIM (GRAPHENE), T‑458/13, EU:T:2014:891, punt 18 en aldaar aangehaalde rechtspraak]. Dit doel van algemeen belang valt binnen het kader van het stelsel van onvervalste mededinging dat het VWEU wil vestigen en handhaven en waarvan het merkenrecht een essentieel onderdeel is (zie naar analogie arrest van 6 mei 2003, Libertel, C‑104/01, EU:C:2003:244, punten 48‑52).

58      Uit de vaststellingen over de betekenis van de term „cinkciarz” blijkt dat deze term onlosmakelijk verbonden is met een wezenlijk aspect van de erdoor aangeduide activiteit, namelijk de clandestiniteit en onwettigheid ervan, die volledig in strijd is met een objectief, intrinsiek en permanent kenmerk van de betrokken valutawisseldiensten, te weten het intrinsiek wettige karakter ervan.

59      Ten slotte klopt het dat overeenkomstig de bewoordingen van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 de tekens en aanduidingen waarvan de inschrijving krachtens deze bepaling verboden is, die tekens en aanduidingen zijn die zonder meer kunnen worden gebruikt voor beschrijvende doeleinden, zonder dat vereist is dat deze tekens en aanduidingen daadwerkelijk worden gebruikt op het moment van de inschrijvingsaanvraag.

60      Niettemin kan een dergelijke gebruiksmogelijkheid slechts in aanmerking worden genomen indien redelijkerwijs te verwachten valt dat het betrokken teken in de toekomst, uit het oogpunt van de betrokken kringen, kenmerken van de betrokken waren of diensten beschrijft (zie naar analogie arrest van 12 februari 2004, Koninklijke KPN Nederland, C‑363/99, EU:C:2004:86, punt 56 en aldaar aangehaalde rechtspraak). Deze mogelijkheid kan derhalve niet gebaseerd zijn op louter speculaties, maar moet steun vinden in bepaalde elementen die haar redelijkerwijs aannemelijk maken [zie in die zin arrest van 12 maart 2008, Compagnie générale de diététique/BHIM (GARUM), T‑341/06, niet gepubliceerd, EU:T:2008:70, punt 43].

61      Een dergelijke speculatie is de door verzoekster bedoelde mogelijkheid dat de term „cinkciarz” zijn negatieve connotatie – die verband houdt met het illegale of frauduleuze karakter van de daarmee aangeduide activiteit en wezensgelijk is – in de toekomst verliest en dus een neutrale aanduiding van valutawisseldiensten vormt.

62      In dit verband zij eraan herinnerd dat, zoals volgt uit de stukken die in de administratieve procedure zijn overgelegd en uit de vaststellingen in de punten 19, 23 en 32 hierboven, de term „cinkciarz” sinds zijn ontstaan, in de in casu relevante betekenissen, een negatieve betekenis heeft gehad die verband houdt met het illegale en clandestiene karakter van de activiteiten van de daarmee aangeduide personen en dat, na de wijziging van de historische context waarin deze term is opgedoken, de strekking ervan door de benadrukking van dit negatieve aspect is geëvolueerd, omdat het gebruik ervan algemeen is geworden ter aanduiding van een persoon die zich bezighoudt met een activiteit die als illegaal, frauduleus of oneerlijk wordt beschouwd. Verder is er, zoals volgt uit de punten 29 en 30 hierboven, geen relevante aanwijzing dat de term „cinkciarz” ook op een neutrale manier wordt gebruikt ter aanduiding van een handelaar die valutawisseldiensten aanbiedt.

63      Gelet op deze elementen kon op het tijdstip van indiening van de aanvraag tot inschrijving van het litigieuze merk niet redelijkerwijs worden verondersteld dat de term „cinkciarz” in de toekomst in de ogen van de betrokken kringen een beschrijving van de betrokken diensten zou vormen.

64      Gelet op het voorgaande heeft de kamer van beroep terecht besloten dat het litigieuze merk niet nietig kon worden verklaard op grond van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 met betrekking tot valutawisseldiensten. Bijgevolg moet het eerste middel ongegrond worden verklaard.

 Tweede middel: schending van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 en niet-nakoming van de motiveringsplicht wat betreft de andere betrokken waren en diensten dan de valutawisseldiensten

65      Verzoekster betoogt dat in de bestreden beslissing ontoereikend is gemotiveerd waarom de vordering tot nietigverklaring wordt afgewezen voor zover die was gebaseerd op het beschrijvend karakter van het litigieuze merk voor de andere betrokken waren en diensten dan de valutawisseldiensten, doordat de kamer van beroep deze andere waren en diensten in het algeheel en niet per categorie in overweging heeft genomen.

66      In punt 59 van de bestreden beslissing heeft de kamer van beroep, door op dit punt de motivering van de beslissing van de nietigheidsafdeling over te nemen, vastgesteld dat, aangezien de term „cinkciarz” niet beschrijvend was voor de valutawisseldiensten, dit a fortiori het geval was voor de andere betrokken diensten en waren, die in nog zwakkere mate verband hielden met die term.

67      De op de kamer van beroep rustende motiveringsplicht, welke voortvloeit uit met name artikel 94, lid 1, van verordening 2017/1001, heeft als tweeledig doel, de betrokkenen in staat te stellen kennis te nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel teneinde hun rechten te kunnen verdedigen, en voorts de Unierechter in staat te stellen zijn toezicht op de rechtmatigheid van de betrokken beslissing uit te oefenen. De motivering moet de redenering van degene die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking laten komen, zonder dat het nodig is dat alle relevante gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, waarbij bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een handeling aan deze vereisten voldoet, niet alleen moet worden gelet op de bewoordingen ervan, doch ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen (zie in die zin arrest van 28 juni 2018, EUIPO/Puma, C‑564/16 P, EU:C:2018:509, punten 64 en 65 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

68      In dit verband moet worden opgemerkt dat de argumenten die verzoekster voor de instanties van het EUIPO heeft aangevoerd, zoals overigens ook in haar verzoekschrift, enkel aangaven in welk opzicht bepaalde categorieën van de betrokken waren en diensten, andere dan de valutawisseldiensten, volgens haar verband konden houden met deze laatste diensten of met de personen die dergelijke diensten verrichten. Hieruit leidde zij af dat de term „cinkciarz”, die zij als beschrijvend voor de valutawisseldiensten beschouwde, eveneens een kenmerk van deze andere waren of diensten beschreef.

69      In een dergelijke context en aangezien de kamer van beroep vooraf had vastgesteld dat de term „cinkciarz” niet beschrijvend was voor de valutawisseldiensten, waarmee zij de premisse opzijzette die de grondslag vormde van verzoeksters betoog betreffende de andere waren en diensten dan de valutawisseldiensten, kon zij zich beperken tot een algehele motivering voor alle betrokken waren of diensten.

70      Het EUIPO kan namelijk volstaan met een algehele motivering, inzake een absolute weigeringsgrond, voor waren of diensten die voldoende rechtstreeks en concreet onderling verband houden in die mate dat zij een categorie of groep van waren of diensten vormen die voldoende homogeen is en zulks met name op basis van de gemeenschappelijke kenmerken die relevant zijn voor de analyse van de tegenwerpbaarheid van de betrokken weigeringsgrond. De beoordeling moet in elk geval in concreto worden verricht zonder dat kan worden uitgesloten dat alle in een inschrijvingsaanvraag vermelde waren en diensten een voor de analyse van een absolute weigeringsgrond relevant kenmerk hebben en daarom voor het onderzoek van de betrokken inschrijvingsaanvraag met betrekking tot die absolute weigeringsgrond kunnen worden ingedeeld in één enkele categorie of groep die voldoende homogeen is (zie in die zin arrest van 17 mei 2017, EUIPO/Deluxe Entertainment Services Group, C‑437/15 P, EU:C:2017:380, punten 30‑34).

71      In het onderhavige geval had verzoekster zelf de andere betrokken waren en diensten dan de valutawisseldiensten gecategoriseerd op basis van een algeheel en uniek kenmerk dat zou hebben gerechtvaardigd dat werd erkend dat het teken CINKCIARZ beschrijvend is voor deze andere waren en diensten, namelijk dat zij alle verband houden met valutawisseldiensten.

72      Na te hebben vastgesteld dat het litigieuze merk niet beschrijvend was voor de valutawisseldiensten zelf, kon de kamer van beroep in het kader van een afdoend onderzoek dus oordelen dat deze slotsom a fortiori gold voor andere waren en diensten dan valutawisseldiensten die een zeker verband met die diensten vertonen. Door zich uit te spreken over het verband waarop verzoekster zelf haar vordering tot nietigverklaring op grond van artikel 7, lid 1, onder c), van verordening 2017/1001 met betrekking tot deze andere waren en diensten had gebaseerd, heeft zij zodoende immers een beoordeling in concreto verricht. Voor het overige heeft dit onderzoek tot een slotsom geleid die in overeenstemming met deze bepaling is.

73      Bijgevolg moet het tweede middel ongegrond worden verklaard.

 Derde middel: schending van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001

74      In de eerste plaats stelt verzoekster dat artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 toepassing moet vinden wegens het beschrijvende karakter van het teken CINKCIARZ, aangezien een beschrijvend teken noodzakelijkerwijs elk onderscheidend vermogen mist.

75      In de tweede plaats verwijt verzoekster de kamer van beroep het onderscheidend vermogen van het litigieuze merk voor de betrokken waren en diensten en de perceptie van het relevante publiek van dit merk niet te hebben onderzocht. In het bijzonder verzet het pejoratieve karakter van de term „cinkciarz” zich niet tegen de vaststelling dat elk onderscheidend vermogen ontbreekt. Aangezien deze term gewoonlijk wordt gebruikt in de context van valutawisseldiensten buiten het officiële circuit om, kan het uit deze term bestaande merk in casu voor de betrokken waren en diensten niet de herkomstaanduidende functie vervullen. Om dezelfde reden wordt deze term door het Poolse publiek niet gepercipieerd als verzonnen, atypisch, onverwacht of verrassend.

76      De kamer van beroep heeft geoordeeld dat het woordteken CINKCIARZ door het relevante publiek wordt opgevat als een aanduiding van iemand die illegaal handelt in deviezen, een speculant, een oplichter. Wanneer deze term in verband met de betrokken waren en diensten wordt gebruikt, wordt hij door dat publiek opgevat als een originele, misleidende of ironische benaming en daardoor als verrassend en geschikt als aanduiding van de commerciële herkomst van de betrokken waren of diensten en als zodanig gemakkelijk te memoriseren.

77      Ingevolge artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 wordt inschrijving geweigerd van merken die elk onderscheidend vermogen missen.

78      Zoals in punt 16 hierboven in herinnering is gebracht, heeft een merk onderscheidend vermogen in de zin van artikel 7, lid 1, onder b), van verordening 2017/1001 indien met dat merk de waar waarvoor de inschrijving is aangevraagd, als afkomstig van een bepaalde onderneming kan worden geïdentificeerd en deze waar dus van die van andere ondernemingen kan worden onderscheiden (zie arrest van 21 januari 2010, Audi/BHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

79      Dit onderscheidend vermogen moet enerzijds worden beoordeeld met betrekking tot de waren of diensten waarvoor de inschrijving van het merk is aangevraagd, en anderzijds uitgaande van de perceptie ervan door het relevante publiek (zie arrest van 29 april 2004, Henkel/BHIM, C‑456/01 P en C‑457/01 P, EU:C:2004:258, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

80      Om te beginnen moet meteen worden vastgesteld dat verzoeksters betoog, gelet op de ongegrondverklaring van het eerste en het tweede middel, moet worden afgewezen voor zover het berust op de stelling dat het litigieuze merk beschrijvend is voor de betrokken waren en diensten.

81      Vervolgens blijkt uit de punten 53 en 54 van de bestreden beslissing dat de kamer van beroep, anders dan verzoekster stelt, het onderscheidend vermogen van het litigieuze merk heeft onderzocht uitgaande van de perceptie van het relevante publiek en met betrekking tot de betrokken waren en diensten. Uit de context mag dan wel blijken dat de analyse in deze punten impliciet inderdaad voornamelijk betrekking heeft op de valutawisseldiensten, maar in aanmerking moet worden genomen dat de kamer van beroep in de punten 59 en 60 van die beslissing haar redenering heeft uitgebreid door te oordelen dat de vaststellingen inzake de valutawisseldiensten a fortiori golden voor de andere betrokken waren en diensten gelet op het nog zwakkere verband tussen deze andere waren en diensten en de term „cinkciarz”.

82      Voor zover het betoog dat het litigieuze merk onderscheidend vermogen mist, berust op de stelling dat de term „cinkciarz” „gewoonlijk wordt gebruikt in de context van valutawisseldiensten buiten het officiële circuit om”, moet tot slot worden opgemerkt dat in het kader van het onderzoek van het eerste middel is vastgesteld dat deze stelling niet is komen vast te staan voor zover zij ervan uitgaat dat deze term in neutrale zin valutawisseldiensten kan aanduiden, ongeacht of deze diensten wettelijk dan wel illegaal worden verricht.

83      Gelet op het normale gebruik van de term „cinkciarz” in verband met clandestiene en illegale valutawisseldiensten, een gebruik waarmee het relevante publiek vertrouwd is, dient daarentegen, zoals de kamer van beroep heeft gedaan, te worden erkend dat deze term zinspelend of suggestief is voor legale valutawisseldiensten.

84      Zoals in punt 54 hierboven is vastgesteld, zal het relevante publiek, aangezien een wezensgelijk kenmerk van de term „cinkciarz”, namelijk dat deze term clandestiene en illegale activiteiten aanduidt, in volledige tegenspraak is met een kenmerk van de valutawisseldiensten waar het hier om gaat, te weten de intrinsiek legale aard ervan, evenwel enkel een verband kunnen leggen tussen het litigieuze merk en de legale valutawisseldiensten door deze tegenspraak te overwinnen en via ironie en langs associatieve weg tot de slotsom te komen dat dit merk, anders dan de betekenis ervan, betrekking heeft op legale valutawisseldiensten. Hieruit volgt dat voor deze diensten de term „cinkciarz” een uitleggingsinspanning van het relevante publiek vergt en daardoor een zekere originaliteit en pregnantie vertoont waardoor deze term gemakkelijk te memoriseren is (zie naar analogie arrest van 21 januari 2010, Audi/BHIM, C‑398/08 P, EU:C:2010:29, punt 59) en geschikt is om de consument te wijzen op de commerciële herkomst van de betrokken waren of diensten. Bijgevolg dient te worden erkend dat deze term onderscheidend vermogen bezit voor valutawisseldiensten.

85      Deze overwegingen zijn ook van toepassing op de tot klasse 36 behorende diensten die verband houden met valutawisseldiensten, te weten, in hoofdzaak, bankzaken en financiële diensten.

86      Wat de andere betrokken waren en diensten betreft, is, zoals de kamer van beroep heeft vastgesteld, het verband tussen de door verzoekster bepleite betekenis van de term „cinkciarz”, namelijk ter aanduiding van illegale en clandestiene activiteiten op het gebied van valutawisseldiensten, en deze andere waren en diensten die niet rechtstreeks verband houden met valutahandel, zwak zo niet onbestaand. Bijgevolg kan het litigieuze merk hooguit in zeer beperkte mate een toespeling vormen op sommige van deze andere waren of diensten, zodat het betoog van verzoekster, dat in wezen is gebaseerd op het beschrijvende karakter van het litigieuze merk voor valutawisseldiensten en het verband dat zou bestaan tussen deze diensten en de andere betrokken waren en diensten, niet kan slagen. Bovendien kan worden opgemerkt dat de overwegingen in punt 84 hierboven in essentie ook gelden voor de andere betrokken waren en diensten, gelet op de algemene betekenis van de term „cinkciarz”, waarmee een persoon wordt aangeduid die als illegaal, frauduleus of oneerlijk beschouwde activiteiten ontplooit. Het feit dat het gebruik van deze term ter aanduiding van legale waren en diensten het publiek op het verkeerde been zet, houdt immers een verrassingseffect in en vereist een reflectie waaruit een bepaald onderscheidend vermogen resulteert.

87      Bijgevolg moet ook het derde middel ongegrond worden verklaard, zodat het beroep in zijn geheel moet worden verworpen.

 Kosten

88      Volgens artikel 134, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dat is gevorderd.

89      Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij te worden verwezen in de kosten van het EUIPO en van interveniënte, overeenkomstig de vordering van laatstgenoemden.

HET GERECHT (Eerste kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      Currency One S.A. wordt verwezen in haar eigen kosten alsmede in de kosten van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO) en van Cinkciarz.pl sp. z o.o.

Nihoul

Svenningsen

Öberg

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 19 december 2019.

ondertekeningen


*      Procestaal: Pools.