Mededeling in het PB
Verzoek van het Vestre Landsret van 9 oktober 2002 om een prejudiciële beslissing in het geding tussen Cimber Air A/S en Skatteministerium
(Zaak C-382/02)
Het Vestre Landsret heeft bij beschikking van 9 oktober 2002, ingekomen ter griffie van het Hof van Justitie op 23 oktober 2002, in het geding tussen Cimber Air A/S en het Skatteministerium, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:
1.Moet artikel 15, leden 7 en 9, juncto artikel 15, lid 6, van de Zesde BTW-richtlijn (richtlijn 77/388/EEG
1 van de Raad) aldus worden uitgelegd dat een lidstaat het recht heeft geen BTW-vrijstelling te verlenen voor leveranties ten behoeve van vliegtuigen die op een binnenlandse route vliegen, ongeacht of de maatschappij die van het vliegtuig gebruik maakt, zich hoofdzakelijk toelegt op het internationale vervoer, of is een lidstaat verplicht om dergelijke leveranties van BTW vrij te stellen?
2.Indien het Hof van oordeel is dat de verplichting tot BTW-vrijstelling van die leveranties bestaat indien de luchtvaartmaatschappij zich hoofdzakelijk toelegt op het internationale vervoer, wordt het Hof verzocht zich erover uit te spreken welke criteria, bijvoorbeeld omzet, stoelkilometers, passagierskilometers of aantal passagiers en vluchten, volgens artikel 15, lid 6, beslissend zijn om te kunnen stellen dat een luchtvaartmaatschappij zich "hoofdzakelijk" toelegt op het internationale vervoer.
____________1 - (Richtlijn van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag - PB L 145, blz. 1, rectificatie L 149, blz. 26.