Language of document : ECLI:EU:C:2012:373

Gevoegde zaken C‑80/11 en C‑142/11

Mahagében Kft
tegen
Nemzeti Adó- és Vámhivatal Dél-dunántúli Regionális Adó Főigazgatósága (C‑80/11)

en

Péter Dávid
tegen
Nemzeti Adó- és Vámhivatal Észak-alföldi Regionális Adó Főigazgatósága (C‑142/11)

(verzoeken van de Baranya Megyei Bíróság en de Jász-Nagykun-Szolnok Megyei Bíróság om een prejudiciële beslissing)

„Fiscale bepalingen — Btw — Zesde richtlijn — Richtlijn 2006/112/EG — Recht op aftrek — Voorwaarden voor uitoefening — Artikel 273 — Nationale maatregelen ter bestrijding van fraude — Praktijk van nationale belastingautoriteiten — Weigering van recht op aftrek bij onregelmatig handelen van opsteller van factuur voor goederen of diensten waarvoor om uitoefening van dat recht wordt verzocht — Bewijslast — Verplichting voor belastingplichtige om zich ervan te vergewissen en te bewijzen dat opsteller van deze factuur regelmatig handelt”

Samenvatting van het arrest

1.        Fiscale bepalingen — Harmonisatie van wetgevingen — Omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Aftrek van voorbelasting — Nationale praktijk waarbij belastingplichtige recht op aftrek wordt geweigerd in geval van onregelmatigheden begaan door opsteller van factuur of een van diens dienstverrichters — Ontoelaatbaarheid — Grenzen — Voorwaarden

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 167, 168, sub a, 178, sub a, 220, punt 1, en 226)

2.        Fiscale bepalingen — Harmonisatie van wetgevingen — Omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde — Aftrek van voorbelasting — Verplichtingen van belastingplichtige — Nationale praktijk waarbij belastingplichtige recht op aftrek wordt geweigerd in geval van onregelmatigheden begaan door opsteller van factuur — Weigering ondanks vervulling van materiële voorwaarden voor recht op aftrek en zonder aanwijzingen van onregelmatigheden of fraude begaan door opsteller — Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 167, 168, sub a, 178, sub a, en 273)

1.        De artikelen 167, 168, sub a, 178, sub a, 220, punt 1, en 226 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale praktijk waarbij de belastingdienst een belastingplichtige het recht weigert om van de door hem verschuldigde btw de verschuldigde of betaalde belasting over te zijnen behoeve verrichte diensten af te trekken, op grond dat de opsteller van de factuur voor deze diensten of een van diens dienstverrichters onregelmatigheden heeft begaan, zonder dat deze belastingdienst op basis van objectieve gegevens aantoont dat de betrokken belastingplichtige wist of had moeten weten dat de als grondslag voor het recht op aftrek aangevoerde handeling deel uitmaakte van fraude door deze opsteller of door een andere marktdeelnemer die in een eerder stadium van de toeleveringsketen actief was.

(cf. punt 50, dictum 1)

2.        De artikelen 167, 168, sub a, 178, sub a, en 273 van richtlijn 2006/112 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale praktijk waarbij de belastingdienst het recht op aftrek weigert op grond dat de belastingplichtige zich er niet van heeft vergewist dat de opsteller van de factuur voor de goederen waarvoor om uitoefening van het recht op aftrek wordt verzocht, belastingplichtig was, de betrokken goederen in bezit had, de goederen kon leveren en zijn verplichtingen ter zake van aangifte en betaling van de belasting over de toegevoegde waarde was nagekomen, of op grond dat deze belastingplichtige behalve over deze factuur niet over andere documenten beschikt die kunnen aantonen dat deze omstandigheden aanwezig zijn, hoewel is voldaan aan de in richtlijn 2006/112 gestelde materiële en formele voorwaarden voor de uitoefening van het recht op aftrek en de belastingplichtige niet beschikte over aanwijzingen van onregelmatigheden of fraude bij deze opsteller.

(cf. punt 66, dictum 2)