Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 15 juli 2004 ingesteld door easyJet Airline Company Limited tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-300/04)

Procestaal: Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 15 juli 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door easyJet Airline Company Limited, gevestigd te Luton (Verenigd Koninkrijk), vertegenwoordigd door J. Cook en L. Mills, solicitors.

Verzoekster concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de beschikking van de Commissie van 7 april 2004 betreffende een procedure krachtens artikel 81 van het EG-Verdrag (Zaak COMP/38.284/D2 Société Air France/Alitalia Linee Aeree Italiane SpA) nietig te verklaren;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij de bestreden beschikking heeft de Commissie de bepalingen van artikel 81, lid 1, EG buiten toepassing verklaard op de samenwerkingsovereenkomst tussen de luchtvaartmaatschappijen Air France en Alitalia voor de periode van 12 november 2001 tot en met 11 november 2001 op voorwaarde dat wordt voldaan aan de verbintenissen die in bijlage bij die beschikking zijn opgenomen.

Verzoekster, zelf een luchtvaartmaatschappij, vordert nietigverklaring van die beschikking. Volgens haar is de samenwerkingsovereenkomst een fusie tussen de activiteiten van de betrokken partijen op de lijnen tussen Frankrijk en Italië, die als dusdanig had moeten worden beoordeeld overeenkomstig verordening van de Commissie nr. 4064/89.1 Voorts heeft de Commissie volgens haar de relevante markt onjuist afgebakend door de partijen bij de overeenkomst niet te beschouwen als kopers van luchthavendiensten en door verkeerdelijk te concluderen dat de twee luchthavens van Parijs onderling verwisselbaar zijn en dat goedkope luchtvaartmaatschappijen (low cost carriers) geen haalbaar alternatief zijn voor passagiers op lijnen tussen Frankrijk en Italië voor wie de tijdfactor een belangrijke rol speelt.

Verzoekster stelt eveneens dat de Commissie artikel 81, lid 1, EG onjuist heeft toegepast door de potentiële concurrentie tussen de partijen bij de overeenkomst niet op passende wijze te beoordelen, door niet nauwkeurig na te gaan of de overeenkomst voldoet aan de vier voorwaarden van lid 3 van dit artikel en door haar conclusies te baseren op kennelijk onjuiste rechtsopvattingen en beoordelingen. Met betrekking tot de verbintenissen die in de bijlage bij de beschikking zijn opgenomen, stelt verzoekster dat de Commissie niet voldoende heeft onderzocht of deze wel effectief zijn en volstaan om de mededinging te herstellen. Ten slotte wordt in de bestreden beschikking onvoldoende gemotiveerd waarom de Commissie geen rekening heeft gehouden met de machtspositie van de partijen op bepaalde markten en met de toepasselijkheid van artikel 82 EG op hun overeenkomst.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB 1990, L 257, blz. 13).