Language of document : ECLI:EU:C:2010:818

Zaak C‑438/09

Bogusław Juliusz Dankowski

tegen

Dyrektor Izby Skarbowej w Łodzi

(verzoek van de Naczelny Sąd Administracyjny om een prejudiciële beslissing)

„Zesde btw-richtlijn − Recht op aftrek van voorbelasting − Verrichte diensten − Belastingplichtige die niet in btw-register is ingeschreven − Verplichte vermeldingen op factuur voor btw-doeleinden − Nationale belastingregeling − Uitsluiting van recht op aftrek krachtens artikel 17, lid 6, van Zesde btw-richtlijn”

Samenvatting van het arrest

1.        Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Aftrek door belastingplichtige die deze belasting heeft voldaan voor diensten verricht door andere belastingplichtige die niet voor die belasting is geregistreerd – Voorwaarde – Opstelling door deze dienstverrichter van factuur die alle vereiste gegevens bevat

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 18, lid 1, sub a, en 22, lid 3, sub b)

2.        Fiscale bepalingen – Harmonisatie van wetgevingen – Omzetbelasting – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over toegevoegde waarde – Aftrek van voorbelasting – Uitsluitingen van recht op aftrek – Mogelijkheid voor lidstaten om bij inwerkingtreding van Zesde richtlijn bestaande uitsluitingen te handhaven – Nationale regeling die recht op aftrek uitsluit voor belasting die door belastingplichtige is betaald aan andere belastingplichtige, omdat laatstgenoemde niet voor deze belasting was geregistreerd – Ontoelaatbaarheid

(Richtlijn 77/388 van de Raad, art. 17, lid 6)

1.        De artikelen 18, lid 1, sub a, en 22, lid 3, sub b, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/18, moeten aldus worden uitgelegd dat een belastingplichtige recht heeft op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde die hij heeft voldaan over diensten verricht door een andere belastingplichtige die niet voor de belasting over de toegevoegde waarde is geregistreerd, wanneer de desbetreffende facturen alle door dit artikel 22, lid 3, sub b, vereiste gegevens bevatten, in het bijzonder die welke nodig zijn voor de identificatie van de persoon die deze facturen heeft opgesteld, en van de aard van de verrichte diensten.

Wanneer de bevoegde belastingadministratie over de nodige gegevens beschikt om vast te stellen dat de belastingplichtige als ontvanger van handelstransacties tot voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde is gehouden, mag zij voor het recht van laatstgenoemde op aftrek van de voorbelasting immers geen aanvullende voorwaarden stellen die tot gevolg kunnen hebben dat de uitoefening van dat recht wordt verhinderd.

Aldus kan een eventuele niet-nakoming door een dienstverrichter van de in artikel 22, lid 1, van de Zesde richtlijn genoemde verplichting geen afbreuk doen aan het recht op aftrek dat de ontvanger van deze diensten krachtens artikel 17, lid 2, van deze richtlijn geniet.

(cf. punten 35‑36, 38, dictum 1)

2.        Artikel 17, lid 6, van de Zesde richtlijn (77/388) betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting, zoals gewijzigd bij richtlijn 2006/18, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die het recht op aftrek uitsluit voor de belasting over de toegevoegde waarde die door een belastingplichtige is betaald aan een andere belastingplichtige die een dienstverrichter is, wanneer laatstgenoemde niet voor deze belasting is geregistreerd.

De in artikel 17, lid 6, van de Zesde richtlijn aan de lidstaten toegekende bevoegdheid is immers geen absolute discretionaire bevoegdheid om alle of nagenoeg alle goederen en diensten van het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde uit te sluiten en aldus de bij deze richtlijn ingestelde regeling uit te hollen. Die bevoegdheid heeft dus geen betrekking op algemene uitsluitingen en ontslaat de lidstaten niet van de verplichting, de goederen en de diensten waarvoor het recht op aftrek is uitgesloten, genoegzaam te bepalen.

(cf. punten 41, 47, dictum 2)