Language of document :

Beroep ingesteld op 5 september 2011 - Éditions Jacob / Commissie

(Zaak T-471/11)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Éditions Odile Jacob SAS (Parijs, Frankrijk) (vertegenwoordigers: O. Fréget, M. Struys en L. Eskenazi, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

beschikking nr. SG-Griffie(2011) D/C(2011)3503 van de Commissie van 13 mei 2011 nietig verklaren, welke beschikking is vastgesteld in de zaak COMP/M.2978, Lagardère/Natexis/VUP na het arrest van het Gerecht van 13 september 2010 in zaak T-452/04, Éditions Odile Jacob/Commissie, en waarbij de Commissie opnieuw Wendel heeft goedgekeurd als koper van de activa die worden afgestoten uit hoofde van de verbintenissen die zijn opgenomen bij de beschikking van de Commissie van 7 januari 2004, waarbij de concentratie Lagardère/Natexis/VUP is goedgekeurd;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zes middelen aan.

Het eerste middel is eraan ontleend dat de Commissie evident onmogelijk een beschikking kon vaststellen waarin zij ex post, en bovendien nog met terugwerkende kracht, heeft goedgekeurd dat Wendel in 2004 de activa van Editis heeft overgenomen. Verzoekster betoogt dat:

de Commissie door aldus te handelen, zonder al de consequenties te trekken uit de door het Gerecht vastgestelde onrechtmatigheid op het punt van het gebrek aan onafhankelijkheid van de trustee die op deze verkoop moest toezien, artikel 266 VWEU heeft geschonden en dat

de Commissie, door de datum waarop de beschikking gevolgen heeft vast te stellen op 30 juli 2004, het beginsel dat terugwerkende kracht verboden is, heeft geschonden, zulks in strijd met de rechtspraak van het Hof dat terugwerkende kracht slechts uitzonderlijk en onder de dubbele voorwaarde dat een dwingend algemeen belang dit moet gebieden en dat het gewettigd vertrouwen naar behoren wordt geëerbiedigd, toestaat. Verzoekster stelt dat geen van beide voorwaarden in de onderhavige zaak is vervuld.

Het tweede middel is eraan ontleend dat een rechtsgrondslag voor de bestreden beschikking ontbreekt, daar de beschikking van de Commissie van 7 januari 2004, waarbij de concentratie is goedgekeurd, niet-toepasselijk is geworden nadat het Gerecht heeft vastgesteld dat Lagardère bepaalde verbintenissen niet was nagekomen.

Het derde en het vierde middel zijn ontleend aan schendingen van het recht en kennelijke beoordelingsfouten die de Commissie heeft begaan bij de beoordeling van de kandidatuur van Wendel, zowel in 2004 als in de nieuwe goedkeuringsbeschikking, en voorts gebreken doordat bij de vaststelling van de bestreden beschikking feiten die dateren van na 30 juli 2004 in aanmerking zijn genomen en deze latere feiten selectief en slechts gedeeltelijk in aanmerking zijn genomen.

Het vijfde middel is ontleend aan misbruik van bevoegdheid, aangezien de Commissie met de ex post vaststelling van een beschikking waarbij met terugwerkende kracht een onrechtmatige verkoop geldig is verklaard en waarbij een nieuwe trustee is goedgekeurd die als enige opdracht had om een nieuw rapport op te stellen waarin de kwaliteiten van Wendel als koper van de af te stoten activa werden bevestigd, in strijd heeft gehandeld met de doelstelling van artikel 266 VWEU en van verordening nr. 4064/891, die er onder meer in voorziet dat de goedkeuringsbeschikking wordt ingetrokken en dat de partijen die voor de onrechtmatigheid verantwoordelijk zijn worden bestraft.

Het zesde middel is ontleend aan een motiveringsgebrek daar de bestreden beschikking ontoereikend is gemotiveerd en tegenstrijdigheden bevat.

____________

1 - Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB L 395, blz. 1; herpublicatie integrale tekst PB 1990, L 257, blz. 13 ten gevolge van rectificaties).