Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 10 december 2013 door BP tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 september 2013 in zaak F-38/12, BP / FRA

(Zaak T-658/13 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirerende partij BP (Barcelona, Spanje) (vertegenwoordigers: L. Levi en M. Vandenbussche, advocaten)

Andere partij in de procedure: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 30 september 2013 in zaak F-38/12 te vernietigen;

dientengevolge, het besluit van 27 februari 2012 om rekwirantes overeenkomst niet te verlengen en haar naar een andere afdeling over te plaatsen nietig te verklaren; de verwerende partij te veroordelen tot vergoeding van rekwirantes materiële schade welke vanaf september 2012 op 1 320 EUR per maand wordt geraamd, vermeerderd met vertragingsrente tegen de rentevoet van de Europese Centrale Bank, vermeerderd met twee punten, en de verwerende te veroordelen tot vergoeding van rekwirantes immateriële schade welke ex aequo et bono op 50 000 EUR wordt geraamd; en

de verwerende partij te veroordelen in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in die van de hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij de volgende middelen aan.

Eerste middel: het besluit om rekwirantes overeenkomst niet te verlengen

Ten eerste stelt rekwirante dat het Gerecht voor ambtenarenzaken het in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie neergelegde beginsel van de rechten van de verdediging, het recht om te worden gehoord en dat van toegang tot relevante informatie heeft geschonden alsmede het bewijsmateriaal verkeerd heeft opgevat.

Ten tweede betoogt zij dat het Gerecht voor ambtenarenzaken haar rechten van verdediging heeft geschonden, een kennelijke beoordelingsfout heeft gemaakt en haar het recht op een eerlijk proces heeft ontzegd, door in antwoord op de opmerkingen van de verwerende partij en ter terechtzitting geen tweede memoriewisseling en de overlegging van relevant bewijs toe te staan.

Ten derde stelt rekwirante dat het Gerecht voor ambtenarenzaken een kennelijke fout heeft gemaakt bij de beoordeling van het eerste middel in het kader waarvan werd gesteld dat er een kennelijke fout was gemaakt bij de beoordeling van het besluit van de verwerende partij en dat de feiten en het bewijs verkeerd waren opgevat.

Ten vierde is er volgens rekwirante sprake van een kennelijke fout bij de beoordeling van de middelen ontleend aan vergelding en misbruik van recht alsmede aan verkeerde opvatting van de feiten en het bewijs.

Tweede middel: het besluit tot overplaatsing

Ten eerste stelt rekwirante dat het Gerecht voor ambtenarenzaken het tweede middel, ontleend aan een onregelmatige en eenzijdige wijziging van een essentieel onderdeel van de overeenkomst, een discrepantie tussen ambt en rang alsmede een verkeerde opvatting van het bewijs, verkeerd heeft beoordeeld.

Ten tweede beoogt zij dat het Gerecht voor ambtenarenzaken van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan bij de beoordeling van haar argument over het feit dat de verwerende partij haar voorafgaande aan het besluit tot overplaatsing niet had gehoord en stelt zij dat haar rechten van verdediging zijn geschonden.

Ten derde is er haar inziens sprake van schending van artikel 87, lid 2, en 88 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voor ambtenarenzaken betreffende de kosten en van een niet-nakoming van de motiveringsplicht.