Language of document : ECLI:EU:T:2014:883

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

15 oktober 2014

Zaak T‑663/13 P

Rekenkamer van de Europese Unie

tegen

BF

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Aanwerving – Aanstelling in een ambt van directeur personeelszaken – Afwijzing van sollicitatie – Verplichting tot motivering van het door het voorselectiecomité opgestelde rapport”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Eerste kamer) van 17 oktober 2013, BF/Rekenkamer (F‑69/11), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      De hogere voorziening wordt afgewezen. De Rekenkamer van de Europese Unie draagt haar eigen kosten en wordt verwezen in de kosten die BF in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Aanwerving – Procedure van voorziening in een ambt van directeur – Vergelijking van de verdiensten van de sollicitanten – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Voorbereiding door de administratieve diensten van het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, art. 29, lid 2, en 45)

2.      Ambtenaren – Aanwerving – Procedure van voorziening in een ambt van directeur – Rapport van het voorselectiecomité – Motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 29, lid 2)

3.      Hogere voorziening – Middelen – Ontoereikende motivering – Impliciete motivering door het Gerecht – Toelaatbaarheid – Grenzen – Verplichting om zich uit te spreken over elke aangevoerde schending van het recht – Omvang

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en bijlage I, art. 7, lid 1)

1.      In het kader van zijn onderzoek van de sollicitaties naar een ambt van directeur dient het tot aanstelling bevoegd gezag te beschikken over alle gegevens om de respectieve verdiensten van de sollicitanten te beoordelen en kan het zich daartoe laten bijstaan door de administratieve diensten op verschillend niveau van de hiërarchische weg, overeenkomstig de beginselen die inherent zijn aan elke administratieve organisatie die hiërarchisch is opgebouwd. Dat gezag, dat het uiteindelijke aanstellingsbesluit neemt, moet dus de gelegenheid hebben om zelf kennis te nemen van de elementen die in elke fase van het verloop van de selectieprocedure op de verschillende geraadpleegde administratieve niveaus aanleiding zijn geweest voor de vaststelling van de raadgevende adviezen zoals die hem zijn voorgelegd alsmede om die elementen te beoordelen. Alleen in dat geval kan het tot aanstelling bevoegd gezag zonder schending van artikel 45 van het Statuut zijn eindbesluit op die adviezen baseren.

(cf. punten 25 en 42)

Referentie:

Gerecht: 4 juli 2006, Tzirani/Commissie, T‑88/04, JurAmbt. blz. I‑A‑2‑149 en II‑A‑2‑703, punt 81 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      In het kader van een procedure voor de voorziening in een ambt van directeur moet het rapport dat het voorselectiecomité volgens de interne procedureregels aan het tot aanstelling bevoegd gezag moet voorleggen met redenen worden omkleed en kan het zich niet beperken tot het vermelden van de lijst, in alfabetische volgorde, van kandidaten die voor de betrokken ambten het meest gekwalificeerd zijn. Het moet noodzakelijkerwijs de door dat comité gebruikte beoordelingselementen van de verdiensten van de sollicitanten bevatten, teneinde dat gezag in staat te stellen om eerst hun verdiensten te kunnen vergelijken en vervolgens de sollicitant te kiezen die het meest geschikt is voor de uitoefening van de in de kennisgeving van aanwerving genoemde functie.

(cf. punten 37 en 43)

3.      In hogere voorziening heeft het toezicht van het Gerecht met name tot doel, na te gaan of het Gerecht voor ambtenarenzaken rechtens voldoende is ingegaan op alle door de verzoeker aangevoerde argumenten. Bovendien houdt de op het Gerecht voor ambtenarenzaken rustende verplichting om zijn arresten te motiveren, niet in dat het elk argument van de rekwirant gedetailleerd moet beantwoorden, met name wanneer het argument onvoldoende duidelijk en nauwkeurig is.

(cf. punt 70)

Referentie:

Hof: 9 september 2008, FIAMM e.a./Raad en Commissie, C‑120/06 P en C‑121/06 P, Jurispr. blz. I‑6513, punt 91; 2 april 2009, France Télécom/Commissie, C‑202/07 P, Jurispr. blz. I‑2369, punt 41

Gerecht: 13 december 2011, Marcuccio/Commissie, T‑311/09 P, punt 33