Language of document : ECLI:EU:T:2020:548

Zaak T271/10 RENV II

H

tegen

Raad van de Europese Unie

 Arrest van het Gerecht (Derde kamer) van 18 november 2020

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Nationaal ambtenaar gedetacheerd bij de EUPM in Bosnië en Herzegovina – Besluit tot overplaatsing – Misbruik van bevoegdheid – Belang van de dienst – Psychisch geweld – Straffend karakter van de overplaatsing – Aansprakelijkheid – Immateriële schade”

1.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Civiele missies van de Europese Unie – Personeel – Aanstelling – Beoordelingsbevoegdheid van de bevoegde autoriteiten – Rechterlijke toetsing – Grenzen


 

(zie punten 43, 44, 49)

2.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Civiele missies van de Europese Unie – Personeel – Beroep bij de Unierechter – Beroep van een gedetacheerd nationaal personeelslid tegen een overplaatsingsbesluit – Overplaatsing in een context van psychisch geweld – Middelen – Misbruik van bevoegdheid – Begrip – Besluit tot overplaatsing omdat het betrokken personeelslid onregelmatigheden in het beleid van de missie aan de kaak stelt – Bestraffend karakter van de overplaatsing – Daaronder begrepen


 

(zie punten 44, 45, 48, 50, 55, 77)

3.      Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Vrijheid van meningsuiting – Bekendmaking van feiten die een onwettige activiteit of een ernstig plichtsverzuim kunnen doen vermoeden – Omvang van de verplichting – Bescherming van de ambtenaar die dergelijke feiten heeft gemeld – Omvang – Toepasbaarheid op een lid van een politiemissie van de Europese Unie

(Ambtenarenstatuut, art. 22 bis)

(zie punt 76)

4.      Gerechtelijke procedure – Voorwerp van het geschil – Wijziging in de loop van het geding – Uitbreiding van de schadevordering in het stadium van de repliek – Vordering gebaseerd op gegevens waarvan in de loop van de behandeling is gebleken – Ontvankelijkheid

[Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 76, e), en 84, lid 1]

(zie punten 84, 88)

5.      Gerechtelijke procedure – Overlegging van bewijsstukken – Termijn – Tardieve bewijsaanbiedingen – Voorwaarden – Toepasbaarheid op een terugverwijzingsprocedure bij het Gerecht

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 85, lid 3)

(zie punt 90)

6.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Reële en zekere schade veroorzaakt door een onrechtmatige handeling – Nietigverklaring van de bestreden onrechtmatige handeling – Passend herstel van de immateriële schade – Grenzen

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punten 97, 98)

7.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Voldoende gekwalificeerde schending van een rechtsregel die aan particulieren rechten toekent – Geen noodzakelijke voorwaarde bij geschillen met personeelsleden van politiemissies van de Europese Unie

(Art. 268, 270 en 340, tweede alinea, VWEU; Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

(zie punt 105)

8.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Schade – Vergoedbare schade – Immateriële schade veroorzaakt doordat een personeelslid van een politiemissie van de Europese Unie wordt overgeplaatst van een senior naar een non-senior post na onregelmatigheden aan het licht te hebben gebracht – Daaronder begrepen

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

(zie punt 108)

Samenvatting

Verzoekster, H, is een Italiaanse magistraat die werd gedetacheerd bij de politiemissie van de Europese Unie (EUPM)(1) te Sarajevo (Bosnië en Herzegovina) om daar vanaf 14 november 2008 de functie van Criminal Justice Unit Adviser te bekleden. Haar detachering is tweemaal verlengd met het oog op de bekleding van de functie van Chief of Legal Office, die later is omgedoopt tot Senior Legal Advisor/Legal Counsel.

Bij brief van 17 maart 2010 hebben verzoekster en een van haar collega’s hun meerderen op de hoogte gebracht van vermeende onregelmatigheden in het beleid van de EUPM. Vervolgens is verzoekster bij twee besluiten van het hoofd van de EUPM(2) overgeplaatst naar de post van Criminal Justice Adviser – Prosecutor in het regionale bureau te Banja Luka (Bosnië en Herzegovina), en wel om operationele redenen, namelijk de noodzaak om op dit regionale bureau te beschikken over adviesverlening van een procureur.

Verzoekster heeft beroep ingesteld tot, ten eerste, nietigverklaring van de overplaatsingsbesluiten en, ten tweede, vergoeding van de immateriële en materiële schade die zij stelt te hebben geleden. Zij heeft ter ondersteuning van haar beroep tot nietigverklaring onder meer psychisch geweld en misbruik van bevoegdheid aangevoerd. Het Gerecht heeft de bestreden besluiten nietig verklaard en heeft de schadevordering toegewezen voor zover die zag op de immateriële schade die door deze besluiten was veroorzaakt.

Beoordeling door het Gerecht

Om te beginnen heeft het Gerecht opgemerkt dat besluiten van de EUPM over het personeel een operationeel aspect vertonen dat onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) valt, en naar hun aard eveneens handelingen op het gebied van personeelsbeheer vormen, zoals ieder vergelijkbaar besluit dat door de instellingen van de Unie in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden wordt genomen.

Vervolgens heeft het Gerecht erop gewezen dat een overplaatsingsbesluit op misbruik van bevoegdheid zou berusten indien het in een context van psychisch geweld zou zijn genomen met de bedoeling de persoonlijkheid, de waardigheid dan wel de fysieke of psychische integriteit van de betrokkene te schaden. Hetzelfde geldt volgens het Gerecht indien de overplaatsing in werkelijkheid een sanctie zou zijn voor de kritiek van verzoekster op het EUPM‑beleid. Dergelijke omstandigheden zouden misbruik van bevoegdheid opleveren, voor zover het hoofd van de EUPM zijn bevoegdheden voor andere doeleinden heeft gebruikt dan die waarvoor deze hem zijn verleend en de overplaatsing voorts niet kan worden geacht in het dienstbelang te zijn. In casu heeft het Gerecht het middel inzake misbruik van bevoegdheid aanvaard.

Bovendien heeft het Gerecht geoordeeld dat een ex aequo et bono geraamd bedrag van 30 000 EUR een passende vergoeding is voor de immateriële schade die verzoekster heeft geleden door haar overplaatsing bij de bestreden besluiten.

Wat de vordering tot vergoeding van de materiële schade betreft, heeft het Gerecht opgemerkt dat verzoekster deze weliswaar niet heeft geformuleerd in het inleidend verzoekschrift, maar dat de materiële schade die zij stelt te hebben geleden, binnen een feitelijke context valt die na de instelling van het beroep is ontstaan, en volgens haar verband houdt met het in het verzoekschrift vermelde psychisch geweld dat zij binnen de EUPM beweert te hebben ondergaan. Het Gerecht heeft geoordeeld dat het in deze omstandigheden in strijd zou zijn met een goede rechtsbedeling en met de proceseconomie om verzoekster te verplichten een nieuw beroep in te stellen voor de betrokken schadevordering. Ten gronde heeft het Gerecht deze vordering afgewezen.

De EUPM is op 1 januari 2003 van start gegaan, is meerdere keren verlengd en is afgelopen in 2012.


1      De EUPM is ingesteld bij gemeenschappelijk optreden 2002/210/GBVB van de Raad van 11 maart 2002 inzake de politiemissie van de Europese Unie (PB 2002, L 70, blz. 1) om te zorgen voor het vervolg op de internationale politiemacht van de Verenigde Naties in Bosnië en Herzegovina.


2      Het hoofd van de EUPM als bedoeld in artikel 6 van besluit 2009/906/GBVB van de Raad van 8 december 2009 inzake de politiemissie van de Europese Unie (EUPM) in Bosnië en Herzegovina (BiH) (PB 2009, L 322, blz. 22).