Language of document : ECLI:EU:T:2018:519

Zaak T671/16

Vincent Villeneuve

tegen

Europese Commissie

„Openbare dienst – Aanwerving – Algemeen vergelijkend onderzoek – Aankondiging van vergelijkend onderzoek EPSO/AD/303/15 (AD 7) – Verificatie door EPSO van de voorwaarden voor toelating tot het vergelijkend onderzoek – Werkervaring van een kortere dan de vereiste minimumduur – Aard van de controle van de toelatingsvoorwaarde verband houdende met de werkervaring – Motiveringsplicht – Kennelijk onjuiste beoordeling door de jury van het vergelijkend onderzoek – Gelijke behandeling”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 5 september 2018

1.      Beroepen van ambtenaren – Bezwarende handeling – Besluit vastgesteld na heroverweging van een eerder besluit – Besluit dat een jury van een vergelijkend onderzoek heeft genomen na heronderzoek van het dossier van een kandidaat die is uitgesloten van deelneming

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2, en 91, lid 1)

2.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Weigering van toelating tot de examens – Motiveringsplicht – Omvang

(Ambtenarenstatuut, art. 25, tweede alinea)

3.      Ambtenaren – Beroep gericht tegen een besluit tot afwijzing van een verzoek – Middel ontleend aan het ontbreken van motivering – Inaanmerkingneming van de motivering in het besluit tot afwijzing van de klacht

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

4.      Beroepen van ambtenaren – Beroep gericht tegen een besluit om de betrokkene niet toe te laten tot de examens van een vergelijkend onderzoek – Mogelijkheid om een beroep te doen op de onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Voorwaarden

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

5.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Onderzoek of is voldaan aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek opgenomen toelatingsvoorwaarden – Besluit om een kandidaat uit te sluiten dat worden genomen na dit onderzoek – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5, eerste en vierde alinea)

6.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Onderzoek of is voldaan aan de in de aankondiging van vergelijkend onderzoek opgenomen toelatingsvoorwaarden – Omvang – Vergelijking van de beroepservaring van de kandidaat met de taken van het te vervullen ambt – Toelaatbaarheid

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 5)

7.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens – Toelatingsvoorwaarden – Bepaling door de aankondiging van vergelijkend onderzoek – Beoordeling, door de jury, van de beroepservaring van de kandidaten – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Ambtenarenstatuut, bijlage III, art. 2 en 5)

8.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Toelatingsvoorwaarden – Gelijke behandeling – Uitsluiting van een kandidaat vóór de selectie op basis van de kwalificaties – Toelaatbaarheid

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 24)

2.      De in artikel 25, tweede alinea, van het Statuut opgenomen motiveringsplicht heeft tot doel enerzijds de betrokkene de nodige gegevens te verschaffen om te beoordelen of het besluit al dan niet gegrond is, en anderzijds het rechterlijk toezicht mogelijk te maken. Wat meer in het bijzonder besluiten betreft waarbij wordt geweigerd om een kandidaat tot een vergelijkend onderzoek toe te laten, moet de jury van het vergelijkend onderzoek precies aangeven aan welke voorwaarden van de aankondiging van vergelijkend onderzoek de kandidaat niet zou hebben voldaan. De jury van een vergelijkend onderzoek met veel deelnemers kan zich in de fase van de toelating tot het examen ertoe beperken, de weigering summier te motiveren en de kandidaten alleen de selectiecriteria en de beslissing van de jury mee te delen, behalve wanneer de kandidaten haar uitdrukkelijk om individuele toelichting vragen.

(zie punten 34, 35)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 38)

4.      Een kandidaat van een vergelijkend onderzoek heeft weliswaar het recht om binnen de voorgeschreven termijnen rechtstreeks beroep in te stellen tegen een aankondiging van vergelijkend onderzoek, wanneer deze een voor hem bezwarend besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag vormt in de zin van de artikelen 90 en 91 van het Statuut, doch hij wordt niet geconfronteerd met een verval van recht in het kader van een beroep tegen het besluit om hem niet toe te laten tot het vergelijkend onderzoek, alleen op grond dat hij niet tijdig de aankondiging van vergelijkend onderzoek heeft betwist. Een dergelijke kandidaat kan immers niet het recht worden ontzegd de gegrondheid van het jegens hem, met toepassing van de voorwaarden van de aankondiging genomen individuele besluit op alle punten ervan aan te vechten, daaronder begrepen de punten die in die aankondiging zijn omschreven. Enkel door dat toepassingsbesluit wordt immers zijn rechtspositie geïndividualiseerd en verkrijgt hij zekerheid over de vraag hoe en in hoeverre zijn bijzondere belangen zijn aangetast. Bij het ontbreken van een nauw verband tussen de motivering van het bestreden besluit en het middel ontleend aan de onregelmatigheid van de aankondiging van vergelijkend onderzoek waartegen niet tijdig is opgekomen, moet dit middel echter niet-ontvankelijk worden verklaard krachtens de bepalingen inzake de beroepstermijnen, die van openbare orde zijn.

(zie punten 54, 55)

5.      De uitsluiting van kandidaten van een vergelijkend onderzoek op de grondslag van schriftelijke bewijsstukken en examens na afloop van de fase van verificatie van de toelatingsvoorwaarden is uitdrukkelijk voorzien in de procedure voor een vergelijkend onderzoek zoals deze volgt uit artikel 5, eerste en vierde alinea, van bijlage III bij het Statuut.

Uit de bepalingen van artikel 5 van bijlage III bij het Statuut en van de algemene uitvoeringsbepalingen voor algemene vergelijkende onderzoeken volgt dus dat de tweede fase, dat wil zeggen de selectie op basis van kwalificaties, alleen de kandidaten betreft die aan de toelatingsvoorwaarden voldoen. De aankondiging van het vergelijkend onderzoek kón dus niet alleen, maar móest ook voorzien in een voorafgaande controle van de toelatingsvoorwaarden voordat de jury van het vergelijkend onderzoek de kwalificaties onderzocht.

(zie punten 68, 70)

6.      In het kader van de eerste fase mag de jury van het vergelijkend onderzoek dus weliswaar alleen nagaan of de ervaring van de kandidaat een ervaring op het gebied van het vergelijkend onderzoek is, doch om dat te doen moet zij de door hem uitgeoefende werkzaamheden zoals uiteengezet in zijn sollicitatieformulier, vergelijken met de taken van de te vervullen post.

In dat verband moeten de toelatingsvoorwaarden worden uitgelegd tegen de achtergrond van de doelstellingen van het betrokken vergelijkend onderzoek zoals deze blijken uit de omschrijving van de taken van de te vervullen posten, zodat het gedeelte over de aard van de taken en dat over de toelatingsvoorwaarden van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek gezamenlijk moeten worden beschouwd.

Door de werkzaamheden zoals de kandidaat die heeft omschreven in de rubriek „Talentfilter” van zijn sollicitatieformulier in casu te vergelijken met de taken van de te vervullen post zoals die zijn omschreven in de aankondiging van het vergelijkend onderzoek, heeft de jury niet beoordeeld of zijn werkervaring adequaat was voor de te vervullen post, welke beoordeling dient te geschieden in de fase van de selectie op basis van de kwalificaties, doch slechts nagegaan of zijn ervaring betrekking had op het gebied van het vergelijkend onderzoek.

(zie punten 87‑89, 91)

7.      Wat een toelatingsvoorwaarde inzake de werkervaring betreft, verzet het doel van de aankondiging van het vergelijkend onderzoek zich niet ertegen dat de jury van geval tot geval mag beoordelen of de door een kandidaat vermelde werkervaring overeenkomt met het door de aankondiging van het vergelijkend onderzoek vereiste niveau. In het kader van de statutaire bepalingen betreffende de procedures voor vergelijkende onderzoeken beschikt de jury ter zake over een ruime beoordelingsbevoegdheid, zowel met betrekking tot de aard en de duur van de vroegere werkervaring van de kandidaten als met betrekking tot het nauwe of minder nauwe verband van die werkervaring met de eisen van de post waarin moet worden voorzien. In het kader van zijn wettigheidstoetsing moet het Gerecht zich dus ertoe beperken, te onderzoeken of bij de uitoefening van die bevoegdheid geen kennelijke fout is gemaakt.

(zie punten 97, 98)

8.      Het beginsel van gelijke behandeling verlangt als algemeen beginsel van het Unierecht dat, behoudens objectieve rechtvaardiging, vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld. Met betrekking tot een materie waarvoor beoordelingsvrijheid bestaat, wordt dit beginsel geschonden wanneer de betrokken instelling een onderscheid maakt dat op willekeur berust of kennelijk ongeschikt is ter bereiking van het doel van de regeling.

Een aankondiging van vergelijkend onderzoek die onderscheid maakt tussen de fase van verificatie van de toelatingsvoorwaarden en die van de selectie op basis van de kwalificaties, waarbij die laatste fase alleen geldt voor kandidaten die na de vorige fase zijn toegelaten, is niet onwettig. Een kandidaat die in de toelatingsfase is uitgesloten, kan zijn situatie derhalve niet vergelijken met die van de toegelaten kandidaten, wier sollicitatie is onderzocht in de tweede fase van de selectie op basis van kwalificaties en die zich derhalve niet in dezelfde situatie bevonden als hij.

(zie punten 118‑123)