Language of document :

Beroep ingesteld op 24 januari 2006 - Universal tegen Commissie

(Zaak T-34/06)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekster: Universal Corp. (Richmond, VS) (vertegenwoordigers: A. Riesenkampff, T. Reher, M. Holzhaüser, C. Swaak, M. Mollica, advocaten)

Verweerster: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoeker(s) / verzoekster(s)

Nietig te verklaren beschikking C(2005) 4012 def. van de Commissie van 20 oktober 2005 inzake een procedure op grond van artikel 81, lid 1, EG (Zaak COMP/C.38.281/B.2 - Ruwe tabak - Italië) voorzover zij tot verzoekster is gericht;

verweerster te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

In de bestreden beschikking constateert de Commissie dat diverse ondernemingen, waaronder verzoekster en een van haar indirecte dochterondernemingen, artikel 81, lid 1, EG hebben geschonden door overeenkomsten en/of onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de sector ruwe tabak in Italië. Op die grondslag heeft zij verzoekster en haar dochtermaatschappij hoofdelijk veroordeeld tot een geldboete.

Tot staving van haar vordering betoogt verzoekster in de eerste plaats dat de Commissie in de bestreden beschikking zonder enige uitleg of objectieve rechtvaardiging een standpunt heeft ingenomen dat lijnrecht in strijd is met haar standpunt in de Spaanse zaak betreffende ruwe tabak, die betrekking had op dezelfde moeder/dochterverhouding, hetzelfde temporele kader, dezelfde grondstof, dezelfde aankoopprijzen en hetzelfde gebrek aan betrokkenheid en kennis wat verzoekster betreft. Daardoor heeft de Commissie haar motiveringsplicht geschonden, het beginsel van gelijke behandeling miskend en het gewettigd vertrouwen van verzoekster geschonden door haar voor het gedrag van haar dochtermaatschappij een geldboete op te leggen.

De Commissie heeft nagelaten, rechtens genoegzaam aan te tonen dat verzoekster een beslissende invloed had op het handelsgedrag van haar dochtermaatschappij. De Commissie heeft ten onrechte geoordeeld dat vereisten inzake verslaggeving en bepaalde goedkeuringen bevestigen dat zij een beslissende invloed had op haar dochtermaatschappij. Wegens verzoeksters zeer gedecentraliseerde structuur en organisatie was dat niet het geval.

____________