Language of document : ECLI:EU:T:2014:756

Zaak T‑113/11

Schutzgemeinschaft Milch und Milcherzeugnisse eV

tegen

Europese Commissie

„Beroep tot nietigverklaring – Inschrijving van een beschermde geografische aanduiding – ‚Gouda Holland’ – Geen procesbelang – Geen rechtstreekse geraaktheid – Niet-ontvankelijkheid”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 3 september 2014

1.      Beroep tot nietigverklaring – Natuurlijke personen of rechtspersonen – Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken – Verordening betreffende de inschrijving van bepaalde benamingen in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen – Bescherming van de geografische aanduiding „Gouda Holland” – Beroep van een beroepsvereniging van producenten en distributeurs van Gouda – Leden van de vereniging die zelf niet in rechte kunnen optreden – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 263, vierde alinea, VWEU; verordening nr. 1122/2010 van de Commissie)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Procesbelang – Noodzaak van een bestaand en daadwerkelijk belang – Beoordeling naar het tijdstip waarop het beroep is ingesteld – Belang dat betrekking heeft op toekomstige en onzekere situaties – Daarvan uitgesloten

(Art. 263 VWEU; verordening nr. 1122/2010 van de Commissie)

3.      Landbouw – Eenvormige wettelijke regelingen – Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen –Verordening nr. 510/2006 – Mogelijkheid voor in een lidstaat gevestigde of woonachtige natuurlijke of rechtspersonen om bij de Commissie bezwaar aan te tekenen tegen de registratie van een geografische aanduiding of een oorsprongsbenaming – Geen

(Verordening nr. 510/2006 van de Raad, art. 7, leden 1 en 2)

1.      Een vereniging kan in beginsel slechts een beroep tot nietigverklaring instellen indien zij bepaalde bijzondere omstandigheden – met name van procedurele aard – kan aanvoeren, of indien de door haar vertegenwoordigde leden of bepaalde van hen zelf een ontvankelijk beroep hadden kunnen instellen. De uitslag van het beroep moet de partij die het heeft ingesteld, een voordeel kunnen verschaffen. Bovendien verlangt de in artikel 263, vierde alinea, VWEU gestelde voorwaarde met name dat de omstreden maatregel rechtstreeks gevolgen heeft voor de rechtspositie van de particulier.

Dat is niet het geval bij een beroep van een beroepsvereniging van producenten en distributeurs van Gouda tegen verordening nr. 1122/2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Gouda Holland (BGA)]. Aangezien die verordening duidelijk bepaalt dat de benaming „Gouda” mag blijven gebruikt worden, zou een eventuele nietigverklaring de leden van de vereniging in dat verband immers geen enkel voordeel verschaffen. Daar verordening nr. 1122/2010 bepaalt dat de benaming „Gouda” mag blijven gebruikt worden voor de verkoop van kazen, wordt de rechtspositie van de leden van die vereniging bovendien niet rechtstreeks geraakt door deze verordening.

Voorts zou, wat de omstandigheid betreft dat die verordening het risico zou meebrengen dat bepaalde verpakkingen waarop de term „Gouda” voorkomt samen met afbeeldingen die verwijzen naar het Koninkrijk der Nederlanden, kunnen worden geacht in strijd te zijn met verordening nr. 510/2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, de nietigverklaring van verordening nr. 1122/2010 de leden van de vereniging evenmin enig voordeel verschaffen, omdat een dergelijke nietigverklaring de Unierechtelijke verplichting om de consument niet te misleiden over de oorsprong of de herkomst van levensmiddelen niet zou opheffen.

Ten slotte kan niet worden afgeleid dat verordening nr. 1122/2010 enigerlei nadelig effect op de rechtspositie van de leden van de vereniging zou hebben, uit de omstandigheid dat de producenten die het recht hebben om het kwaliteitslabel voor de beschermde geografische aanduiding „Gouda Holland” te gebruiken, een concurrentievoordeel hebben. Die verordening heeft immers niet tot doel een aan de leden van die vereniging toekomend recht op te heffen, maar strekt ertoe een nieuw recht te verlenen aan alle marktdeelnemers – onder wie desgewenst die leden – van wie de producten voldoen aan het in die verordening vastgestelde productdossier.

(cf. punten 18, 22, 24, 29‑31, 38, 43, 45)

2.      In het kader van een beroep tot nietigverklaring kan het procesbelang worden afgeleid uit het bestaan van een vaststaand risico dat de rechtssituatie van de verzoekende partij wordt aangetast door gerechtelijke procedures, dan wel uit de omstandigheid dat het risico van gerechtelijke procedures reëel en daadwerkelijk is bij de instelling van het beroep. Aangezien een partij zich niet op toekomstige en onzekere situaties kan beroepen om haar belang bij de nietigverklaring van de bestreden handeling aan te tonen, moet evenwel het betoog dat de leden van een beroepsvereniging van producenten en distributeurs van Gouda als gevolg van verordening nr. 1122/2010 houdende inschrijving van een benaming in het register van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen [Gouda Holland (BGA)] het gevaar lopen dat zij vervolgd zullen worden wegens het gebruik van de term „Gouda”, worden afgewezen bij gebrek aan elementen waaruit blijkt dat het gestelde risico vaststaat dan wel reëel en daadwerkelijk was ten tijde van de indiening van het beroep bij de rechter van de Unie.

(cf. punten 32‑34)

3.      Uit artikel 7, leden 1 en 2, van verordening nr. 510/2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen volgt dat het de natuurlijke of rechtspersonen met een rechtmatig belang die in een lidstaat gevestigd of woonachtig zijn, niet mogelijk is rechtstreeks bij de Commissie bezwaar aan te tekenen tegen een aanvraag tot registratie van een beschermde geografische aanduiding of een beschermde oorsprongsbenaming.

(cf. punt 42)