Language of document :

Arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 13 september 2018 (verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Consiglio di Stato - Italië) – Enzo Buccioni / Banca d’Italia

(Zaak C-594/16)1

(Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van de wetgevingen – Richtlijn 2013/36/EU – Artikel 53, lid 1 – Verplichting van de nationale autoriteiten voor prudentieel toezicht op kredietinstellingen om het beroepsgeheim te eerbiedigen – Kredietinstelling die op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd – Openbaarmaking van vertrouwelijke gegevens in het kader van een civiele of handelsrechtelijke procedure)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Enzo Buccioni

Verwerende partij: Banca d’Italia

in tegenwoordigheid van: Banca Network Investimenti SpA, in liquidatie

Dictum

Artikel 53, lid 1, van richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG moet aldus worden uitgelegd dat het niet eraan in de weg staat dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten vertrouwelijke gegevens openbaar maken aan een persoon die daarom verzoekt om een civiele of handelsrechtelijke procedure te kunnen inleiden die ertoe strekt vermogensrechtelijke belangen te beschermen die zouden zijn geschaad doordat een kredietinstelling op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden geliquideerd. Het verzoek om openbaarmaking moet evenwel betrekking hebben op gegevens ten aanzien waarvan de verzoeker nauwkeurige en onderling overeenstemmende aanwijzingen verschaft die aannemelijk maken dat die gegevens relevant zijn voor een civiele of handelsrechtelijke procedure, waarvan het voorwerp door de verzoeker concreet moet worden aangeduid en waarbuiten de betrokken gegevens niet kunnen worden gebruikt. De bevoegde autoriteiten en rechterlijke instanties dienen het belang van de verzoeker om over de betrokken gegevens te beschikken, in evenwicht te brengen met de belangen in verband met de handhaving van de vertrouwelijkheid van onder het beroepsgeheim vallende gegevens, alvorens elk gevraagd vertrouwelijk gegeven openbaar te maken.

____________

1 PB C 63 van 27.2.2017.