Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Upravni sud u Zagrebu (Kroatië) op 22 april 2022 – ANTERA/Hrvatska agencija za nadzor financijskih usluga

(Zaak C-278/22)

Procestaal: Kroatisch

Verwijzende rechter

Upravni sud u Zagrebu

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: ANTERA d.o.o.

Verwerende partij: Hrvatska agencija za nadzor financijskih usluga

Prejudiciële vragen

Vallen operationele leasing en/of langdurige autoverhuur binnen de werkingssfeer van richtlijn 2006/123/EG (dienstenrichtlijn)1 , zoals aangegeven in het Handboek voor de implementatie van de dienstenrichtlijn van 13 maart 2008, dat is uitgegeven door het directoraat-generaal Interne markt en Diensten? Moet een entiteit die zich bezighoudt met operationele leasing (maar niet met financiële leasing) en/of langdurige autoverhuur als een financiële instelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 26, van verordening (EU) nr. 575/20132 worden beschouwd?

Indien de eerste van deze vragen bevestigend en de tweede ontkennend wordt beantwoord: is de machtiging van de Hrvatska agencija za nadzor financijskih usluga (HANFA) om toezicht te houden op de verrichting van diensten op het gebied van operationele leasing en/of langdurige autoverhuur krachtens artikel 6, lid 1, Zakon o leasingu en om aanvullende eisen en beperkingen op te leggen aan ondernemingen die dergelijke activiteiten verrichten, verenigbaar met artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, gelezen in samenhang met de artikelen 9 tot en met 13 van richtlijn 2006/123/EG?

Moeten artikel 49 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en de artikelen 9 tot en met 13 van richtlijn 2006/123/EG in omstandigheden als die van het onderhavige geding, waarin een in een lidstaat gevestigde moedermaatschappij voornemens is om via een dochteronderneming in een andere lidstaat diensten van dezelfde aard te verrichten als zij in de oorspronkelijke lidstaat verricht, aldus worden uitgelegd dat zij toestaan dat een nationale wet (de wet inzake leasing) aan de dochteronderneming aanvullende eisen en beperkingen oplegt en daardoor de uitoefening van de betrokken activiteit belemmert of minder aantrekkelijk maakt?

____________

1     Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB 2006, L 376, blz. 36).

1     Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 (PB 2013, L 176, blz. 1).