Language of document : ECLI:EU:T:2007:270

Zaak T‑243/05

Helleense Republiek

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„EOGFL – Afdeling Garantie – Van communautaire financiering uitgesloten uitgaven – Akkerbouwgewassen – Olijfolie – Financiële audit – Termijn van 24 maanden”

Samenvatting van het arrest

1.      Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen

(Verordeningen van de Raad nr. 729/70, art. 5, lid 2, sub c, en nr. 1258/1999, art. 7, lid 4, vijfde alinea; verordening nr. 1663/95 van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2245/1999, art. 8, lid 1, eerste en derde alinea)

2.      Landbouw – EOGFL – Goedkeuring van rekeningen

3.      Handelingen van de instellingen – Verordeningen – Verordening die specifieke controlemaatregelen voorschrijft

1.      Zowel volgens artikel 5, lid 2, sub c, van verordening nr. 729/70 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, als volgens artikel 7, lid 4, vijfde alinea, van verordening nr. 1258/1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarbij de uitgaven waarvoor het EOGFL de financiering mag weigeren in de tijd worden beperkt, moet de termijn van 24 maanden worden berekend vanaf het moment waarop de Commissie aan de betrokken lidstaat de resultaten van haar verificaties meedeelt, dat wil zeggen de resultaten van de verificaties ter plaatse in de lidstaten door haar diensten. De door deze bepalingen geboden procedurele waarborg, in de vorm van de termijn van 24 maanden, is enkel gekoppeld aan deze mededeling van de resultaten van de verificaties en niet aan een raming van de uitgaven die de Commissie voornemens is aan de financiering te onttrekken. Het zijn immers de resultaten van de verificaties van de Commissie die de grondslag van elke correctie vormen en die zo spoedig mogelijk aan de lidstaat moeten worden meegedeeld, zodat deze laatste de geconstateerde gebreken zo snel mogelijk kan verhelpen om zo in de toekomst nieuwe correcties te voorkomen.

Hieruit volgt dat, zelfs indien de raming van de te onttrekken uitgaven wordt gegeven in de tweede mededeling van de Commissie die zij na de bilaterale besprekingen aan de betrokken lidstaat zendt overeenkomstig artikel 8, lid 1, derde alinea, van verordening nr. 1663/95 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 729/70 aangaande de procedure inzake de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL, afdeling Garantie, zoals gewijzigd bij verordening nr. 2245/1999, de termijn van 24 maanden volgens de verordeningen nrs. 729/70 en 1258/1999 altijd moet worden berekend vanaf de in artikel 8, lid 1, eerste alinea, van verordening nr. 1663/95 bedoelde eerste mededeling, waarin de resultaten van de verificaties worden uiteengezet.

Dit standpunt tast de procedurele rechten van de lidstaten niet aan. De beschikkingen betreffende de goedkeuring van de rekeningen van het EOGFL worden immers gegeven na een procedure op tegenspraak, die de betrokken lidstaten alle waarborgen biedt dat zij hun standpunt kenbaar kunnen maken.

(cf. punten 41‑44)

2.      Ter zake van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid door het EOGFL behoeft de Commissie ten bewijze van een schending van de regels van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten de ontoereikendheid van de door de nationale administraties verrichte controles of de onregelmatigheid van de door hen voorgelegde cijfers niet volledig aan te tonen, maar behoeft zij enkel een bewijs te leveren voor de ernstige en redelijke twijfel die zij omtrent die controles en cijfers koestert. Deze verlichting van de bewijslast voor de Commissie is te verklaren door het feit dat de lidstaat zelf het best in staat is de voor de goedkeuring van de EOGFL-rekeningen benodigde gegevens te verzamelen en te verifiëren, zodat dus de lidstaat gedetailleerd en volledig dient te bewijzen dat controles zijn verricht en dat zijn cijfers juist zijn en, in voorkomend geval, de beweringen van de Commissie onjuist.

(cf. punt 57)

3.      De lidstaten dienen de bij verordening vastgestelde specifieke controlemaatregelen toe te passen, zonder dat behoeft te worden onderzocht of zij terecht stellen dat een ander controlesysteem doeltreffender is, gesteld al dat alternatieve controles reeds waren georganiseerd.

(cf. punten 59‑60)