Language of document :

ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

27 februari 2020 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Richtlijn 2009/138/EG – Vertegenwoordiging van een schadeverzekeringsonderneming – Vertegenwoordiger die woonachtig is op het nationale grondgebied – Betekening en kennisgeving van stukken – Inontvangstneming van het stuk dat het geding inleidt – Verordening (EG) nr. 1393/2007 – Niet-toepasselijkheid”

In zaak C‑25/19,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Sąd Okręgowy w Poznaniu (rechter in tweede aanleg Poznań, Polen) bij beslissing van 13 december 2018, ingekomen bij het Hof op 15 januari 2019, in de procedure

Corporis sp. z o.o.

tegen

Gefion Insurance A/S,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: L. S. Rossi (rapporteur), kamerpresident, J. Malenovský en F. Biltgen, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        Corporis sp. z o.o., vertegenwoordigd door P. Nowosielski en P. Mazgaj, radcowie prawni,

–        de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door H. Tserepa-Lacombe, M. Heller en S. L. Kalėda als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB 2009, L 335, blz. 1), en van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad (PB 2007, L 324, blz. 79).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Corporis sp. z o.o., een verzekeringsmaatschappij met zetel in Polen, en Gefion Insurance A/S, een verzekeringsmaatschappij met zetel in Denemarken, over de vergoeding van bij een verkeersongeval veroorzaakte schade.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 76, 105 en 127 van richtlijn 2009/138 luiden als volgt:

„(76)      In het licht van de toenemende mobiliteit van de burgers van de Unie wordt wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen steeds vaker op grensoverschrijdende basis aangeboden. Opdat het systeem van de groene kaart en de overeenkomsten tussen de nationale bureaus van motorrijtuigenverzekeraars naar behoren blijven functioneren, is het aangewezen dat een lidstaat kan verlangen van verzekeringsondernemingen, die in het kader van dienstverrichting op zijn grondgebied wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen aanbieden, dat zij zich aansluiten bij en deelnemen in de financiering van zowel het nationale bureau als het garantiefonds van de betrokken lidstaat. De lidstaat van dienstverrichting dient van ondernemingen die wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen aanbieden te verlangen dat zij op zijn grondgebied een vertegenwoordiger aanstellen, die alle nodige informatie met betrekking tot vorderingen vergaart en de betrokken onderneming vertegenwoordigt.

[...]

(105)        Alle verzekeringnemers en begunstigden moeten een gelijke behandeling krijgen, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats. [...]

[...]

(127)      Het is van het grootste belang dat verzekerden, verzekeringnemers, begunstigden, alsmede iedere benadeelde met het recht om tegen de verzekeringsonderneming een rechtstreekse vordering uit hoofde van verzekeringstransacties in te stellen, in het kader van de liquidatieprocedure bescherming genieten. [...]”

4        In artikel 147 van die richtlijn is bepaald:

„Een verzekeringsonderneming die voornemens is haar werkzaamheden voor het eerst in het kader van het vrij verrichten van diensten in één of meer lidstaten uit te oefenen, stelt de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst daarvan vooraf in kennis, met opgave van de aard van de risico’s of verbintenissen die zij wenst aan te gaan.”

5        Artikel 148 van die richtlijn luidt:

„1.      De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst doen binnen één maand na de in artikel 147 bedoelde kennisgeving de lidstaat of lidstaten op het grondgebied waarvan een verzekeringsonderneming voornemens is in het kader van het vrij verrichten van diensten werkzaamheden uit te oefenen, de volgende informatie toekomen:

[...]

b)      de verzekeringsbranches die de verzekeringsonderneming mag uitoefenen;

c)      de aard van de risico’s of verbintenissen die de verzekeringsonderneming voornemens is aan te gaan in de lidstaat van ontvangst.

De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst [stellen] tegelijkertijd de betrokken verzekeringsonderneming in kennis van die mededeling.

2.      De lidstaten op wier grondgebied een schadeverzekeringsonderneming voornemens is, in het kader van het vrij verrichten van diensten, de in branche 10 in deel A van bijlage I ingedeelde risico’s te dekken, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van de vervoerder, mogen eisen dat de [schade]verzekeringsonderneming het volgende toezendt:

a)      naam en adres van de vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder h);

[...]”

6        Artikel 151 van die richtlijn, met het opschrift „Non-discriminatie van personen die een vordering indienen”, dat staat in titel I, hoofdstuk VIII, afdeling I, onderafdeling 2 („Wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen”), is als volgt geformuleerd:

„De lidstaat van ontvangst verplicht de schadeverzekeringsonderneming ervoor te zorgen dat het feit dat zij in het kader van dienstverrichting dekking voor een risico van branche 10 in deel A van bijlage I verleent, met uitzondering van de aansprakelijkheid van de vervoerder, er niet toe leidt dat personen die een vordering, ontstaan uit voorvallen die zich op het grondgebied van deze staat hebben voorgedaan, indienen, in een nadeliger positie verkeren dan wanneer de onderneming vanuit een vestiging aldaar werkzaam zou zijn.”

7        Artikel 152 van richtlijn 2009/138, „Vertegenwoordiger”, bepaalt:

„1.      Voor de in artikel 151 genoemde doeleinden verlangt de lidstaat van ontvangst van de schadeverzekeringsonderneming dat zij een op zijn grondgebied woonachtige of gevestigde vertegenwoordiger aanstelt, die alle nodige informatie over vorderingen vergaart, en over voldoende bevoegdheden beschikt om de onderneming te vertegenwoordigen tegenover personen die schade hebben geleden en een vordering kunnen indienen – met inbegrip van de betaling van dergelijke vorderingen – en deze onderneming te vertegenwoordigen of zo nodig te laten vertegenwoordigen voor de rechter en de autoriteiten van die lidstaat in verband met deze vorderingen.”

Ook mag deze vertegenwoordiger worden verplicht de schadeverzekeringsonderneming bij de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst te vertegenwoordigen wanneer het gaat om de controle op het bestaan en de geldigheid van verzekeringsovereenkomsten voor wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen.

2.      De lidstaat van ontvangst mag de vertegenwoordiger niet verplichten zich namens de schadeverzekeringsonderneming die hem heeft aangesteld, bezig te houden met andere dan de in lid 1 genoemde werkzaamheden.

[...]”

8        Overweging 8 van verordening nr.1393/2007 luidt als volgt:

„Deze verordening is niet van toepassing op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.”

9        Artikel 1, lid 1, van deze verordening bepaalt:

„Deze verordening is van toepassing in burgerlijke en in handelszaken, waarin een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar. [...]”

 Pools recht

10      Artikel 133, lid 2, van de ustawa Kodeks postępowania cywilnego (wetboek van burgerlijke rechtsvordering), van 17 november 1964 (Dz.U. van 2018, volgnr. 1360), bepaalt:

„Processtukken of beslissingen die bestemd zijn voor een rechtspersoon of een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid, worden betekend aan het orgaan dat bevoegd is om deze voor de rechter te vertegenwoordigen of aan een medewerker die bevoegd is om deze in ontvangst te nemen.”

11      Artikel 177, lid 1, punt 6, van deze wet bepaalt:

„De rechter kan de procedure ambtshalve schorsen indien het niet mogelijk is de behandeling van de zaak voort te zetten omdat het adres van de verzoeker ontbreekt of onjuist is, omdat de verzoeker heeft nagelaten tijdig het adres van de verweerder of de gegevens tot vaststelling van de in artikel 208 [...] genoemde punten te verstrekken of omdat de verzoeker andere aanwijzingen niet heeft opgevolgd.”

12      Artikel 182, lid 1, eerste volzin, van die wet luidt als volgt:

„Op unaniem verzoek van de partijen of op verzoek van een erfgenaam, alsook om de in artikel 177, lid 1, punten 5 en 6, genoemde redenen sluit de rechter een geschorste procedure indien er binnen een periode van één jaar na schorsing van de procedure geen verzoek tot hervatting daarvan is ingediend.”

13      Artikel 208, lid 1, onder b), van de ustawa o działalności ubezpieczeniowej i reasekuracyjnej (wet op het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf), van 11 september 2015 (Dz.U. van 2018, volgnr. 999), waarbij artikel 152 van richtlijn 2009/138 in Pools recht is omgezet, is als volgt geformuleerd:

„Een buitenlandse verzekeringsonderneming die is gevestigd in een andere lidstaat [...] dan de Republiek Polen en die in het kader van het vrij verrichten van diensten voornemens is om op het grondgebied van de Poolse Republiek, anders dan via een bijkantoor, verzekeringsactiviteiten uit te oefenen op het gebied als bedoeld in afdeling II van branche 10 van de bijlage bij de wet, met uitzondering van de wettelijke aansprakelijkheid van vervoersbedrijven, dient via de toezichthoudende autoriteit van de staat waar zij haar statutaire zetel heeft gevestigd de volgende gegevens aan de toezichthoudende autoriteit door te geven:

1)      de namen en adressen van de schaderegelaars aan wie de bevoegdheid is verleend om haar, indien nodig, te vertegenwoordigen voor:

[...]

b)      het verzorgen van de juridische vertegenwoordiging van de onderneming in geschillen voor de Poolse gewone gerechten.”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

14      Blijkens de verwijzingsbeslissing is Corporis een in Polen gevestigde verzekeringmaatschappij die was gesubrogeerd in de rechten op schadevergoeding van de eigenaar van een in Polen verzekerd voertuig dat betrokken was bij een verkeersongeval. Gefion Insurance is een in Denemarken gevestigde verzekeringsmaatschappij die de risico’s van de andere bij dat ongeval betrokken persoon dekt.

15      Gefion Insurance heeft Crawford Polska sp. z o.o., met zetel in Polen, overeenkomstig artikel 152 van richtlijn 2009/138 aangesteld als onderneming die bevoegd is haar te vertegenwoordigen tegenover personen die in Polen schade hebben geleden. Uit dien hoofde heeft Crawford Polska, die belast is met schaderegelingen voor rekening van Gefion Insurance, dus voldaan aan de door Corporis met betrekking tot de betrokken schade ingediende hoofdvordering.

16      Corporis vordert voorts bij de Sąd Rejonowy Poznań – Stare Miasto (rechter in eerste aanleg Poznań Stare Miasto, Polen) betaling van 157,41 Poolse zloty (PLN) (ongeveer 30 EUR), vermeerderd met rente en kosten.

17      Die rechter, die in eerste aanleg uitspraak deed, gelastte overeenkomstig de bepalingen van verordening nr. 1393/2007 de betekening van het stuk waarmee het geding werd ingeleid aan Gefion Insurance. Laatstgenoemde weigerde dat stuk in ontvangst te nemen omdat het in het Pools was opgesteld.

18      Daarop heeft de Sąd Rejonowy Poznań – Stare Miasto bij beslissing van 20 juli 2018 Corporis verzocht een voorschot van 5 000 PLN (ongeveer 1 150 EUR) te betalen om de kosten van de vertaling in het Deens van de voor Gefion Insurance bestemde documenten te dekken, op straffe van schorsing van de procedure.

19      Corporis weigerde dat voorschot te betalen omdat Gefion Insurance werd vertegenwoordigd door een in Polen gevestigde onderneming, te weten Crawford Polska, die ermee belast was de vertegenwoordiging van Gefion Insurance in het Pools voor de aangezochte nationale rechter te verzekeren. Derhalve was er geen rechtvaardiging voor het verzoek tot betaling van een voorschot voor de vertaling in het Deens van het stuk waarmee het geding wordt ingeleid.

20      Bij beslissing van 13 september 2018 heeft de Sąd Rejonowy Poznań – Stare Miasto de behandeling van de zaak geschorst op grond dat deze niet kon worden voortgezet omdat Corporis het voorschot op de kosten van de vertaling van de voor Gefion Insurance bestemde documenten niet had betaald.

21      Corporis is tegen deze beslissing opgekomen bij de Sąd Okręgowy w Poznaniu (rechter van tweede aanleg Poznań, Polen) en heeft daarbij met name aangevoerd dat artikel 208, lid 1, van de wet op het verzekerings- en herverzekeringsbedrijf, waarbij artikel 152 van richtlijn 2009/138 is omgezet, was geschonden.

22      Volgens die rechter bestaat er twijfel over de vraag of de Sąd Rejonowy Poznań – Stare Miasto de bepalingen van verordening nr. 1393/2007 juist heeft toegepast door te gelasten dat het stuk dat het geding inleidt werd betekend aan de in Denemarken gevestigde verzekeringsmaatschappij en niet aan haar in Polen gevestigde schaderegelaar in de zin van artikel 151 juncto artikel 152, leden 1 en 2, van richtlijn 2009/138.

23      Daarop heeft de Sąd Okręgowy w Poznaniu de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Moet artikel 152, leden 1 en 2, van richtlijn 2009/138, gelezen in samenhang met artikel 151 van die richtlijn [...] en met overweging 8 van verordening nr. 1393/2007, aldus worden uitgelegd dat de vertegenwoordiging van een schadeverzekeringsonderneming door de aangestelde vertegenwoordiger ook betrekking heeft op de ontvangst van een stuk waarmee een geding betreffende een uit een verkeersongeval ontstane vordering wordt ingeleid?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

24      Met zijn vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 152, lid 1, van richtlijn 2009/138, gelezen in samenhang met artikel 151 van die richtlijn en met overweging 8 van verordening nr. 1393/2007, aldus moet worden uitgelegd dat de aanstelling, door een schadeverzekeringsonderneming, van een vertegenwoordiger in de lidstaat van ontvangst inhoudt dat deze vertegenwoordiger tevens bevoegd is om een stuk waarmee een geding betreffende een uit een verkeersongeval ontstane vordering wordt ingeleid, in ontvangst te nemen.

25      In casu heeft de door de verwijzende rechter tot uiting gebrachte twijfel met name betrekking op de vraag of de rechter in eerste aanleg op grond van de bepalingen van verordening nr. 1393/2007 terecht een in Polen gevestigde verzekeringsmaatschappij heeft gelast om een stuk dat het geding inleidt te betekenen aan een in Denemarken gevestigde verzekeringsmaatschappij dan wel of dat stuk had moeten worden betekend aan de door laatstgenoemde uit hoofde van artikel 152 van richtlijn 2009/138 aangestelde onderneming, die daardoor de bevoegdheid heeft om haar te vertegenwoordigen tegenover de personen die schade hebben geleden alsmede voor de gerechten van die lidstaat.

26      Teneinde de gestelde vraag te beantwoorden dient vooraf te worden nagegaan of verordening nr. 1393/2007 in casu toepassing kan vinden.

27      Dienaangaande zij in herinnering gebracht dat deze verordening volgens artikel 1, lid 1, ervan van toepassing is in burgerlijke en in handelszaken waarin een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk van een lidstaat naar een andere lidstaat moet worden verzonden ter betekening of kennisgeving aldaar.

28      Evenwel is in overweging 8 van voormelde verordening uitdrukkelijk vermeld dat deze niet van toepassing is op de betekening en de kennisgeving van een stuk aan de gevolmachtigde vertegenwoordiger van de partij in de lidstaat waar de procedure plaatsvindt, ongeacht de woonplaats van die partij.

29      Volgens de rechtspraak van het Hof ter zake volgt uit een systematische uitlegging van verordening nr. 1393/2007 dat deze slechts twee omstandigheden vermeldt waarin de betekening en de kennisgeving van een gerechtelijk stuk tussen lidstaten aan haar werkingssfeer zijn onttrokken, te weten ten eerste wanneer de woonplaats of gewone verblijfplaats van degene voor wie het stuk bestemd is onbekend is, en ten tweede wanneer deze laatste een gevolmachtigde vertegenwoordiger heeft in de lidstaat waar de gerechtelijke procedure plaatsvindt. In de overige gevallen zullen, ingeval degene voor wie een gerechtelijk stuk bestemd is in het buitenland verblijft, de betekening en de kennisgeving van dat stuk daarentegen noodzakelijkerwijs binnen de werkingssfeer van verordening nr. 1393/2007 vallen en moeten zij dus, overeenkomstig artikel 1, lid 1, van die verordening, plaatsvinden op de wijze die deze verordening daartoe zelf vastlegt (arresten van 19 december 2012, Alder, C‑325/11, EU:C:2012:824, punten 24 en 25, en 16 september 2015, Alpha Bank Cyprus, C‑519/13, EU:C:2015:603, punten 68 en 69).

30      Vast staat dat Gefion Insurance, waarvoor het gerechtelijke stuk bestemd is dat Corporis aan haar geeft gericht, uit hoofde van artikel 152 van richtlijn 2009/138 Crawford Polska heeft aangesteld als entiteit die bevoegd is haar tegenover personen die in Polen schade hebben geleden alsmede voor de gerechten van deze lidstaat te vertegenwoordigen.

31      Daaruit volgt dat verordening nr. 1393/2007, gelet op de in punt 29 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, in casu geen toepassing vindt.

32      Niettemin dient in herinnering te worden gebracht dat, zoals is vermeld in overweging 76 van richtlijn 2009/138, in het licht van de toenemende mobiliteit van de Unieburgers de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen steeds vaker op grensoverschrijdende basis wordt aangeboden.

33      Het bij deze richtlijn ingestelde systeem stelt een op het grondgebied van een lidstaat gevestigde verzekeringsonderneming dus met name in staat haar activiteiten in een andere lidstaat uit te oefenen middels een bijkantoor of krachtens het vrij verrichten van diensten.

34      Deze tweede mogelijkheid, waarvan Gefion Insurance gebruik heeft gemaakt om haar diensten aan te bieden in Polen, wordt gekenmerkt door het feit dat het niet nodig is om in de lidstaat van ontvangst een juridische entiteit op te richten om daar dergelijke activiteiten uit te oefenen. Overeenkomstig artikel 147 van richtlijn 2009/138 volstaat het daartoe met name dat de verzekeringsonderneming die uit hoofde van het vrij verrichten van diensten voornemens is haar werkzaamheden voor het eerst in de lidstaat van ontvangst uit te oefenen, de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst vooraf van haar voornemen in kennis stelt, met opgave van de aard van de risico’s of verbintenissen die zij wenst aan te gaan, en dat deze autoriteiten overeenkomstig artikel 148 van die richtlijn de bij deze bepaling vereiste gegevens betreffende de betrokken verzekeringsonderneming aan de autoriteiten van de lidstaat van ontvangst toezenden.

35      Rekening gehouden met het feit dat het moeilijk is om een vordering in te stellen tegen een verzekeringsonderneming die uit hoofde van het vrij verrichten van diensten grensoverschrijdende activiteiten uitoefent, vereist artikel 151 van richtlijn 2009/138 echter dat de lidstaat van ontvangst de betrokken schadeverzekeringsonderneming verplicht om ervoor te zorgen dat het feit dat zij in het kader van dienstverrichting dekking voor een risico verleent er niet toe leidt dat personen die een vordering, ontstaan uit voorvallen die zich op het grondgebied van deze lidstaat hebben voorgedaan, indienen, in een nadeliger positie verkeren dan wanneer de onderneming vanuit een vestiging aldaar werkzaam zou zijn.

36      Overeenkomstig artikel 152, lid 1, eerste alinea, van die richtlijn moet de lidstaat van ontvangst daartoe van de betrokken schadeverzekeringsonderneming verlangen dat zij een op zijn grondgebied woonachtige of gevestigde vertegenwoordiger aanstelt die over voldoende bevoegdheden beschikt om die onderneming te vertegenwoordigen zowel tegenover personen die schade hebben geleden en daardoor een vordering kunnen indienen, als in het kader van gerechtelijke procedures die eventueel door deze personen worden ingeleid bij de rechter en de autoriteiten van deze lidstaat.

37      Aangezien deze bepaling niet de exacte omvang van de daartoe aan de vertegenwoordiger van de verzekeringsonderneming verleende bevoegdheden vastlegt, en met name niet of de vertegenwoordigingsbevoegdheid van die vertegenwoordiger de mogelijkheid voor die vertegenwoordiger omvat om betekeningen en kennisgevingen van gerechtelijke stukken in ontvangst te nemen, moet volgens vaste rechtspraak rekening worden gehouden met de context van die bepaling en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (zie in die zin arrest van 25 januari 2017, Vilkas, C‑640/15, EU:C:2017:39, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

38      In dit verband zij eraan herinnerd dat richtlijn 2009/138 blijkens overweging 105 ervan met name tot doel heeft een gelijke behandeling van alle verzekeringnemers en begunstigden van een verzekeringsovereenkomst te waarborgen, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats.

39      In deze context beoogt artikel 152, lid 1, van deze richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 151 ervan, een doeltreffende schadeloosstelling van slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen die wonen in een lidstaat waarin een schadeverzekeringsonderneming haar diensten aanbiedt, hoewel zij daar geen vestiging heeft.

40      De in genoemd artikel 152, lid 1, vastgelegde verplichting voor deze onderneming om een vertegenwoordiger aan te stellen in de lidstaat van ontvangst, impliceert immers dat een dergelijke vertegenwoordiger over de bevoegdheid beschikt om, ten eerste, alle nodige informatie over vorderingen te vergaren en, ten tweede, de onderneming te vertegenwoordigen niet alleen tegenover personen die een vordering kunnen indienen wegens schade die zij hebben geleden, maar ook in alle gerechtelijke procedures betreffende schadevorderingen die zijn ingeleid bij de rechter van de lidstaat van ontvangst.

41      De taak van een dergelijke vertegenwoordiger bestaat er dus in om het slachtoffers van ongevallen gemakkelijker te maken stappen te ondernemen en in het bijzonder om hen in staat te stellen hun schadeclaim in te dienen in hun eigen taal, te weten die van de lidstaat van ontvangst. Bijgevolg zou het strijdig zijn met de doelstelling van artikel 152, lid 1, van richtlijn 2009/138 indien deze slachtoffers – nadat zij de daaraan voorafgaande formaliteiten rechtstreeks bij deze vertegenwoordiger hebben vervuld en ofschoon zij rechtstreeks de betrokken verzekeraar kunnen aanspreken – de mogelijkheid wordt ontzegd aan die vertegenwoordiger de gerechtelijke stukken te betekenen teneinde de vordering tot schadevergoeding bij die nationale rechter in te stellen (zie naar analogie arrest van 10 oktober 2013, Spedition Welter, C‑306/12, EU:C:2013:650, punt 24).

42      Derhalve moet worden vastgesteld dat indien de bevoegdheid van de schaderegelaar van de betrokken schadeverzekeringsonderneming om betekeningen in ontvangst te nemen van stukken waarmee een geding wordt ingeleid betreffende een uit een verkeersongeval ontstane vordering, wordt uitgesloten van het geheel van bevoegdheden waarover die schaderegelaar moet beschikken, dit in strijd zou zijn met de doelstelling om een doeltreffende schadeloosstelling van de slachtoffers van ongevallen met motorrijtuigen te waarborgen.

43      Voorts zou een dergelijke uitsluiting in strijd zijn met de doelstelling van artikel 151 van richtlijn 2009/138 om elke discriminatie van personen die een vordering indienen te voorkomen. Indien dergelijke personen, na te hebben onderhandeld met de vertegenwoordiger van de betrokken schadeverzekeringsonderneming en na met hem te hebben geverifieerd of zij een vordering kunnen indienen, gehouden zouden zijn het stuk waarmee de procedure wordt ingeleid te betekenen aan die schadeverzekeringsonderneming in haar lidstaat van herkomst en niet aan haar vertegenwoordiger in de lidstaat van ontvangst, zouden zij bijkomende, kosten meebrengende formaliteiten moeten vervullen die met name verband houden met het feit dat er vertalingen moeten worden gemaakt, hetgeen kosten zou kunnen meebrengen die niet in verhouding staan tot het uit hoofde van de schadeloosstelling geclaimde bedrag.

44      Blijkens de verwijzingsbeslissing heeft de Sąd Rejonowy Poznań – Stare Miasto Corporis verzocht een voorschot van 5 000 PLN (ongeveer 1 150 EUR) te betalen om de kosten te dekken van de vertaling in het Deens van de voor Gefion Insurance bestemde documenten, terwijl Corporis voor deze rechter betaling vordert van een bedrag van 157,41 PLN (ongeveer 30 EUR), vermeerderd met rente en kosten. In die omstandigheden kan niet worden uitgesloten dat de hoogte van dergelijke vertaalkosten onevenredig is in verhouding tot het uit hoofde van de schadeloosstelling geclaimde bedrag. Niettemin staat het aan de verwijzende rechter om dit na te gaan.

45      Gelet op het voorgaande dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat artikel 152, lid 1, van richtlijn 2009/138, gelezen in samenhang met artikel 151 ervan en met overweging 8 van verordening nr. 1393/2007, aldus moet worden uitgelegd dat de aanstelling, door een schadeverzekeringsonderneming, van een vertegenwoordiger in de lidstaat van ontvangst inhoudt dat deze vertegenwoordiger tevens bevoegd is om een stuk waarmee een geding betreffende een uit een verkeersongeval ontstane vordering wordt ingeleid, in ontvangst te nemen.

 Kosten

46      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 152, lid 1, van richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II), gelezen in samenhang met artikel 151 ervan en met overweging 8 van verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en de kennisgeving van stukken), en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad, moet aldus worden uitgelegd dat de aanstelling, door een schadeverzekeringsonderneming, van een vertegenwoordiger in de lidstaat van ontvangst inhoudt dat deze vertegenwoordiger tevens bevoegd is om een stuk waarmee een geding betreffende een uit een verkeersongeval ontstane vordering wordt ingeleid, in ontvangst te nemen.

ondertekeningen


*      Procestaal: Pools.