Language of document :

Beroep ingesteld op 18 mei 2011 - Oostenrijk / Commissie

(Zaak T-251/11)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Republiek Oostenrijk (vertegenwoordiger: C. Pesendorfer, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

beschikking van de Commissie C(2011) 1363 def. van 8 maart 2011 inzake staatssteun nr. C 24/2009 van Oostenrijk voor energie-intensieve ondernemingen overeenkomstig het Ökostromgesetz, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

Eerste middel: Onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU - Geen staatssteun

Volgens de verzoekende partij is de in § 22, sub c, van het Oostenrijkse Ökostromgesetz BGBL. I, nr. 114/2008 (hierna: "ÖSG") voorziene kostenbeperking voor energie-intensieve ondernemingen geen staatssteun, daar geen "staatsmiddelen" worden gebruikt.

Tweede middel: Onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU - Geen selectiviteit

Volgens de verzoekende partij is de maatregel noch de iure, noch de facto selectief. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat § 22, sub c, van het ÖSG leidt tot een afwijking van het referentiestelsel, lijkt deze afwijking gerechtvaardigd door de logica en de interne opbouw van het systeem ter bevordering van ecologische elektriciteit.

Derde middel: Onjuiste toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU - Misbruik van bevoegdheid

Indien de voorziene maatregel toch als steun wordt beschouwd, zou deze volgens de verzoekende partij binnen de werkingssfeer van de communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming vallen: er bestaat in elk geval een analogie tussen de aangemelde compensatiebetaling overeenkomstig § 22, sub c, ÖSG en de bepalingen inzake de controle van door het gemeenschapsrecht geregelde energiebelastingverlagingen overeenkomstig hoofdstuk 4 van de richtsnoeren; de compensatieregeling had dus op grond van een dergelijke analogie goedgekeurd moeten worden. Naast de analoge toepassing van de richtsnoeren, is ook een analogie met artikel 25 van de groepsvrijstellingsverordening mogelijk.

Vierde middel: Verschil in behandeling van concurrentieel gelijke situaties door de Europese Commissie

Volgens de verzoekende partij rijst de vraag waarom concurrentieel vergelijkbare situaties - hier wordt verwezen naar de vergelijkbaarheid tussen het ÖSG en het Duitse Erneuerbaren-Energien Gesetz, in het bijzonder wat betreft de economische en concurrentiële gevolgen - kennelijk verschillend worden behandeld. Dit lijkt onverenigbaar met het algemene beginsel van gelijke behandeling.

____________