Language of document :

(Zaak T330/21)

EWC Academy GmbH

tegen

Europese Commissie

 Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 21 december 2022

„Sociale politiek – Subsidies voor acties ter bevordering van initiatieven inzake het bestuur van ondernemingen – Oproep tot het indienen van voorstellen VP/2020/008 – Uitsluiting van Europese ondernemingsraden zonder rechtspersoonlijkheid – Artikel 197, lid 2, onder c), van verordening (EU) 2018/1046”

Begroting van de Europese Unie – Financiële bijstand van de Unie – Subsidies voor acties ter bevordering van initiatieven inzake het bestuur van ondernemingen – Procedure voor de toekenning van subsidies en subsidieovereenkomst – Oproep tot het indienen van voorstellen – Criteria om in aanmerking te komen – Entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid – Elementen die de financiële draagkracht van dergelijke entiteiten kunnen aantonen – Beperking tot bewijs waaruit blijkt dat die entiteiten over een eigen jaar- of bankrekening beschikken – Ontoelaatbaarheid

[Verordening 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad, art. 197, lid 2, onder c)]

(zie punten 37, 38, 39, 41, 44 en dictum)

Samenvatting

Op 2 juni 2020 is een oproep tot het indienen van voorstellen betreffende de toekenning van subsidies ter bevordering van initiatieven op het gebied van het bestuur van ondernemingen bekendgemaakt(1). Die oproep vond plaats in het kader van een besluit van de Europese Commissie(2) en preciseerde dat met name rechtspersonen of werknemersvertegenwoordigers, zoals ondernemingsraden, als aanvragers, hoofdaanvragers en medeaanvragers voor deelname aan deze oproep in aanmerking kwamen. Organisaties van sociale partners die volgens het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hadden konden eveneens een aanvraag indienen(3). Ten slotte werd er in de oproep op gewezen dat de aanvragers, hoofdaanvragers en medeaanvragers over de nodige financiële draagkracht moesten beschikken om hun werkzaamheden tijdens de duur van de actie voort te kunnen zetten en om zo nodig aan de financiering ervan bij te dragen.

Verzoekster, een opleidings- en adviesbureau dat gespecialiseerd is in werknemersvertegenwoordiging in een grensoverschrijdende context, en de Europese ondernemingsraden van Mayr-Melnhof Packaging en DS Smith plc hebben zich in een consortium verenigd om op de oproep tot het indienen van voorstellen te reageren. Op 30 juli 2020 heeft verzoekster een subsidieaanvraag ingediend en de genoemde Europese ondernemingsraden daarbij aangewezen als medeaanvragers (hierna: „medeaanvragende ondernemingsraden”). Deze aanvraag ging vergezeld van een verklaring op erewoord van de voorzitters van deze ondernemingsraden dat zij over de vereiste financiële en operationele capaciteit beschikten.

De Commissie heeft verzoekster aanvankelijk verzocht het bewijs te leveren dat de medeaanvragende ondernemingsraden bij de nationale overheden waren geregistreerd. Verzoekster heeft geantwoord dat die ondernemingsraden niet hoefden te worden geregistreerd en vertegenwoordigd werden door hun voorzitters. Vervolgens heeft de Commissie verzoekster verzocht aanvullende documenten in te dienen, met name het formulier „Juridische entiteit”. Als antwoord op dit verzoek heeft verzoekster verklaard dat de medeaanvragende ondernemingsraden geen rechtspersonen waren en dat bijgevolg geen document in die zin kon worden overgelegd.

Op grond van het Financieel Reglement heeft de Commissie verzoekster daarna verzocht om de balans en de winst-en-verliesrekening van een van de twee betrokken ondernemingsraden over te leggen als bewijs van diens financiële draagkracht. Verzoekster heeft laten weten dat zij niet aan dit verzoek kon voldoen.

Bij besluit van 14 april 2021 heeft de Commissie de subsidieaanvraag die verzoekster in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen als coördinator van het consortium had gedaan, afgewezen (hierna: „bestreden besluit”). De Commissie was met name van mening dat de medeaanvragende ondernemingsraden niet voldeden aan de voorwaarden van artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement en punt 8.1 van de oproep tot het indienen van voorstellen. Aangezien deze ondernemingsraden niet in aanmerking kwamen voor deelname aan die oproep, heeft de Commissie het standpunt ingenomen dat verzoekster niet voldeed aan het minimumcriterium om voor deelname in aanmerking te komen, zoals dat in punt 6.1, onder b), van de oproep tot het indienen van voorstellen was vastgesteld, zodat de aanvraag in haar geheel moest worden afgewezen.

Met een beroep krachtens artikel 263 VWEU heeft verzoekster nietigverklaring van het bestreden besluit gevorderd. Ter ondersteuning van haar beroep voert zij in wezen drie middelen aan: ten eerste, schending van artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement, gelezen in samenhang met punt 8.1 van de oproep tot het indienen van voorstellen, ten tweede, schending van artikel 197, lid 3, van dat Reglement en, ten derde, schending van het vertrouwensbeginsel.

Het Gerecht oordeelt in zijn arrest dat het bestreden besluit in strijd met het Financieel Reglement is vastgesteld en wijst het beroep van verzoekster toe.

Deze zaak brengt het Gerecht er voor het eerst toe uitlegging te geven aan artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement(4), dat betrekking heeft op de deelname van entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid aan oproepen van de Europese Unie tot het indienen van voorstellen.

Beoordeling door het Gerecht

Het Gerecht wijst erop dat artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement tot doel heeft entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid in staat te stellen om onder dezelfde voorwaarden als rechtspersonen deel te nemen aan oproepen van de Unie tot het indienen van voorstellen. Daarbij benadrukt het Gerecht dat de informatie en bewijsstukken waarnaar artikel 196, lid 1, onder c), van dat Reglement verwijst, die nodig zijn om de financiële draagkracht in het kader van een subsidieaanvraag aan te tonen en die met name bestaan uit de jaarrekening en de balans van maximaal de laatste drie afgesloten boekjaren, niet de enige elementen zijn die deze draagkracht kunnen aantonen. Een uitlegging van artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement die ertoe leidt dat entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid bewijsstukken moeten overleggen die in het algemeen verband houden met het bezit van rechtspersoonlijkheid, zou er immers op neerkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de nuttige werking van deze bepaling doordat belemmeringen voor hun deelname aan subsidieaanvragen worden opgeworpen.

Op basis van de verstrekte elementen moet weliswaar kunnen worden nagegaan of de entiteit zonder rechtspersoonlijkheid in staat is garanties te bieden voor de bescherming van de financiële belangen van de Unie die gelijkwaardig zijn aan die welke door een rechtspersoon worden geboden, maar het Financieel Reglement bepaalt volgens het Gerecht niet dat deze elementen beperkt zijn tot bewijs dat zij beschikt over een eigen jaarrekening (balans en/of winst- en verliesrekening) of bankrekening.


1      Oproep tot het indienen van voorstellen VP/2020/008 (information, consultation and participation of representatives of undertakings) (hierna: „oproep tot het indienen van voorstellen”).


2      Besluit C(2019) 6522 final van de Commissie van 16 september 2019 betreffende de vaststelling van het werkprogramma voor het jaar 2020 voor subsidies en aanbestedingen met betrekking tot de prerogatieven en specifieke bevoegdheden van het directoraat-generaal Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie. Dit besluit geldt als een financieringsbesluit.


3      Overeenkomstig artikel 197, lid 2, onder c), van verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB 2018, L 193, blz. 1; hierna: „Financieel Reglement”).


4      Artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement bepaalt dat entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid in aanmerking komen voor deelname aan een oproep tot het indienen van voorstellen voor zover zij garanties bieden ter bescherming van de financiële belangen van de Unie die gelijkwaardig zijn aan die van rechtspersonen.