Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 1 april 2021 door Ryanair DAC tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer – uitgebreid) van 17 februari 2021 in zaak T-238/20, Ryanair/Commissie

(Zaak C-209/21 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Ryanair DAC (vertegenwoordigers: E. Vahida en F. C. Laprévote, avocats, S. Rating, abogado, I.-G. Metaxas-Maranghidis, dikigoros, en V. Blanc, avocate)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Franse Republiek, Koninkrijk Zweden

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

besluit C(2020) 2366 final van de Commissie van 11 april 2020 betreffende steunmaatregel SA.56812 (2020/N) – Zweden – COVID-19: garantieregeling voor leningen aan luchtvaartmaatschappijen nietig verklaren op grond van de artikelen 263 en 264 VWEU; en

de Commissie verwijzen in haar eigen kosten en in die van Ryanair, en de interventiënten in eerste aanleg en eventuele interveniënten in de onderhavige hogere voorziening verwijzen in hun eigen kosten;

subsidiair:

het bestreden arrest vernietigen;

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor herbeoordeling, en

de beslissing omtrent de kosten van de procedure in eerste aanleg en die in hogere voorziening aanhouden.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirante vijf middelen aan.

Ten eerste heeft het Gerecht een inbreuk gemaakt op het Unierecht door rekwirantes stelling dat het non-discriminatiebeginsel op ongerechtvaardigde is geschonden, af te wijzen.

Ten tweede heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de feiten onjuist opgevat ten aanzien van rekwirantes middel inzake het vrije verkeer van diensten.

Ten derde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de toepassing van de afwegingstoets af te wijzen.

Ten vierde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de feiten onjuist opgevat ten aanzien van de ontoereikende motivering door de Commissie.

Ten vijfde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en de feiten onjuist opgevat ten aanzien van het verzuim van de Commissie om een formele onderzoeksprocedure in te leiden.

____________