Language of document :

Beroep ingesteld op 13 september 2010 - Nedri Spanstaal/Commissie

(Zaak T-391/10)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: Nedri Spanstaal BV (Venlo, Nederland) (vertegenwoordigers: M. Slotboom en B. Haan, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies van verzoekende partij

Ontvankelijkverklaring van het verzoek;

Nietigverklaring van artikel 1 onder 9) van de Beschikking wat betreft de termijn voor aansprakelijkheidstelling van Hit Groep en van artikel 2 onder 9) van de Beschikking wat betreft de opgelegde geldboete aan Nedri;

Veroordeling van de Commissie in de kosten van het geding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vraagt de gedeeltelijke nietigverklaring van de Beschikking van de Commissie van 30 juni 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 VWEU et artikel 53 EER-Overeenkomst in zaak COMP/38.344 - Spanstaal.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift voert verzoekster drie middelen aan.

Ten eerste voert verzoekster een schending aan van artikelen 101 VWEU en 23, lid 2, van Verordening 1/20031 en van het motiveringsbeginsel. Volgens verzoekster heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht en de feiten door Hit Groep slechts hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de periode van 1 januari 1998 tot 17 januari 2002. Naar de mening van verzoekster had de Commissie Hit Groep aansprakelijk moeten stellen voor de periode van 1 mei 1987 tot en met 17 januari 2002. Hit Groep zou gedurende heel deze periode immers zeggenschap hebben gehad over verzoekster.

Ten tweede voert verzoekster een schending aan van artikel 23, lid 2, van Verordening 1/2003, van de Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten2, van het evenredigheidsbeginsel en van het motiveringsbeginsel. Volgens verzoekster heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht en de feiten door het wettelijk maximum voor de hoogte van de boete, zijnde 10% van de in het voorafgaande boekjaar behaalde omzet, toe te passen op de omzet van verzoekster in 2009. Het wettelijk maximum zou op verzoeksters omzet in 2002 hadden moeten toegepast worden.

Ten derde voert verzoekster een schending aan van punt 23 van de Clementieregeling3 en van het motiveringsbeginsel. Volgens verzoekster heeft de Commissie blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het recht en de feiten door verzoekster slechts 25% in plaats van 30% vermindering van de geldboete te verlenen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1, blz. 1).

2 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).

3 - Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).