Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Sąd Najwyższy (Polen) op 18 januari 2022 – Prokurator Generalny

(Zaak C-43/22)

Procestaal: Pools

Verwijzende rechter

Sąd Najwyższy

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Prokurator Generalny

Andere partijen in de procedure: D. J., D[X]. J., Ł. J. i S. J., Wojewódzkie Pogotowie Ratunkowe w K.

Prejudiciële vragen

Moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, en artikel 5, leden 1 tot en met 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47 en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling die de minister van Justitie van een lidstaat de bevoegdheid geeft om op grond van niet-openbare criteria een rechter voor bepaalde of onbepaalde tijd te detacheren bij een hogere civiele rechterlijke instantie die bevoegd is om kennis te nemen van zaken betreffende het Unierecht, en om de detachering van deze rechter te allen tijde bij een niet met redenen omkleed besluit te beëindigen?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, en artikel 5, leden 1 tot en met 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47 en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat een nationale rechterlijke instantie waarbij beroep is ingesteld tegen een uitspraak van een rechterlijke instantie waarvan de rechtsprekende formatie onder meer is samengesteld uit een rechter die op de in de eerste vraag beschreven wijze is gedetacheerd, ambtshalve dient na te gaan of een dergelijke rechterlijke instantie onafhankelijk en onpartijdig is, ook al betreft de onderzochte zaak niet het Unierecht?

Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: moeten artikel 19, lid 1, tweede alinea, en artikel 5, leden 1 tot en met 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, gelezen in samenhang met artikel 47 en artikel 51, lid 1, van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat zij een rechterlijke instantie van een lidstaat verplichten om in elk geval waarin wordt vastgesteld dat een dergelijke gedetacheerde rechter aan de behandeling van de zaak heeft deelgenomen en dat de rechterlijke instantie waarin deze rechter zitting had niet onafhankelijk en onpartijdig was, een onherroepelijke uitspraak te vernietigen via een rechtsmiddel dat dergelijke vernietigingen tot doel heeft, zoals een buitengewoon beroep, of behoren de gevolgen van een dergelijke schending tot de procedurele autonomie van de betrokken lidstaat?

____________