Language of document : ECLI:EU:T:2015:387

Zaak T‑660/11

Polytetra GmbH

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt

(merken, tekeningen en modellen) (BHIM)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk ‚POLYTETRAFLON’ – Ouder gemeenschapswoordmerk ‚TEFLON’ – Geen normaal gebruik van het oudere merk – Artikel 42, leden 2 en 3, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Eindproduct dat een bestanddeel bevat – Gebruik van het oudere merk voor eindproducten van derden – Motiveringsplicht”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 16 juni 2015

1.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Motivering van de beslissingen – Artikel 75, eerste volzin, van verordening nr. 207/2009 – Zelfde draagwijdte als artikel 296 VWEU

(Art. 296, tweede alinea, VWEU; verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 75, eerste volzin)

2.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Schending van wezenlijke vormvoorschriften – Ambtshalve onderzoek door de rechter

(Art. 263 VWEU)

3.      Gemeenschapsmerk – Procedurevoorschriften – Motivering van de beslissingen

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad, art. 42, leden 2 en 3)

4.      Gemeenschapsmerk – Beroepsprocedure – Beroep bij de Unierechter – Bevoegdheid van het Gerecht – Toetsing van de rechtmatigheid van de beslissingen van de kamers van beroep

(Verordening nr. 207/2009 van de Raad)

5.      Gemeenschapsmerk – Opmerkingen van derden en oppositie – Onderzoek van de oppositie – Bewijs van het gebruik van het oudere merk – Normaal gebruik – Begrip – Beoordelingscriteria

[Verordening nr. 207/2009 van de Raad, overweging 10, art. 42, leden 2 en 3, en 78, lid 1, f); verordening nr. 2868/95 van de Commissie, regel 22, leden 3 en 4]

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 18)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 19)

3.      Een beslissing is ontoereikend gemotiveerd wanneer daarin enerzijds wordt geconcludeerd dat een ouder merk normaal is gebruikt in de zin van artikel 42, lid 2, van verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk en anderzijds daarin niet is gepreciseerd in hoeverre de aangevoerde bewijzen die conclusie ondersteunen voor elk van de waren of diensten of voor elk van de categorieën van waren of diensten waarvoor dat gebruik is vastgesteld. De kamer van beroep van het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) moet op grond van die bepaling een overeenstemming vaststellen tussen de waren of diensten waarvoor volgens haar een normaal gebruik is aangetoond, en alle of een deel van de waren of diensten waarvoor dit merk is ingeschreven, teneinde later te kunnen beoordelen of er sprake is van verwarringsgevaar.

Een gebrek aan precisie dienaangaande in een beslissing van het Bureau maakt het namelijk onmogelijk om toezicht uit te oefenen op de toepassing door de kamer van beroep van artikel 42, lid 2, laatste zin, van verordening nr. 207/2009. Uit artikel 42, leden 2 en 3, van die verordening volgt immers dat wanneer een merk werd ingeschreven voor een waren‑ of dienstencategorie die voldoende ruim is om daarin verschillende subcategorieën te kunnen onderscheiden die zelfstandig kunnen worden bekeken, het bewijs van normaal gebruik van het merk voor een deel van deze waren of diensten in het kader van een oppositieprocedure alleen leidt tot bescherming voor de subcategorie of subcategorieën waartoe de waren of diensten behoren waarvoor het merk daadwerkelijk werd gebruikt. Wanneer daarentegen een merk werd ingeschreven voor waren of diensten die zo nauwkeurig werden beschreven en afgebakend dat het niet mogelijk is binnen de betrokken categorie belangrijke onderverdelingen te maken, dekt het bewijs van normaal gebruik van het merk voor deze waren of diensten voor het onderzoek van de oppositie noodzakelijkerwijs deze volledige categorie.

Bijgevolg staat het aan de kamer van beroep van het Bureau om, wanneer het gebruik enkel wordt bewezen voor een deel van de waren of diensten die vallen onder een categorie waarvoor het oudere merk is ingeschreven en waarop de oppositie is gebaseerd, te beoordelen of deze categorie zelfstandige subcategorieën omvat waaronder de waren en diensten vallen waarvoor het gebruik is aangetoond, zodat moet worden geoordeeld dat dit bewijs enkel voor deze subcategorie van waren of diensten is geleverd, dan wel of daarentegen geen dergelijke subcategorieën denkbaar zijn.

(cf. punten 23‑25)

4.      Wanneer de bestreden beslissing een ontoereikende motivering bevat om de rechtmatigheid ervan te kunnen beoordelen, staat het niet aan het Gerecht om een analyse te verrichten op basis van de motivering die niet uit de bestreden beslissing blijkt. Het staat immers aan het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) om de gemeenschapsmerkaanvraag te onderzoeken en hierover te beslissen. Vervolgens is het aan het Gerecht om, in voorkomend geval, op de beoordeling die de kamer van beroep in haar beslissing heeft verricht rechterlijk toezicht uit te oefenen op basis van de door de kamer van beroep ter ondersteuning van haar conclusie uiteengezette motivering. Het Gerecht mag zich evenwel niet in de plaats stellen van het Bureau door de bij verordening nr. 207/2009 inzake het gemeenschapsmerk aan laatstgenoemde toegekende bevoegdheden uit te oefenen.

(cf. punt 34)

5.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 42‑48, 94)