Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 6 oktober 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Investigatory Powers Tribunal - London - Verenigd Koninkrijk) – Privacy International / Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs, Secretary of State for the Home Department, Government Communications Headquarters, Security Service, Secret Intelligence Service

(Zaak C-623/17)1

(Prejudiciële verwijzing – Verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie – Aanbieders van elektronischecommunicatiediensten – Algemene en ongedifferentieerde doorzending van verkeers- en locatiegegevens – Bescherming van de nationale veiligheid – Richtlijn 2002/58/EG – Werkingssfeer – Artikel 1, lid 3, en artikel 3 – Vertrouwelijk karakter van elektronische communicatie – Bescherming – Artikel 5 en artikel 15, lid 1 – Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1 – Artikel 4, lid 2, VEU)

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Investigatory Powers Tribunal - London

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Privacy International

Verwerende partijen: Secretary of State for Foreign and Commonwealth Affairs, Secretary of State for the Home Department, Government Communications Headquarters, Security Service, Secret Intelligence Service

Dictum

Artikel 1, lid 3, artikel 3 en artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB 2002, L 201, blz. 37), zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009, gelezen in het licht van artikel 4, lid 2, VEU, moeten aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling op grond waarvan een overheidsorgaan ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid aan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten een verplichting tot doorzending van verkeers- en locatiegegevens aan de veiligheids- en inlichtingendiensten kan opleggen, binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt.

Artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, zoals gewijzigd bij richtlijn 2009/136, gelezen in het licht van artikel 4, lid 2, VEU en de artikelen 7, 8 en 11 en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan een overheidsorgaan ten behoeve van de bescherming van de nationale veiligheid aan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten een verplichting tot algemene en ongedifferentieerde doorzending van verkeers- en locatiegegevens aan de veiligheids-en inlichtingendiensten kan opleggen.

____________

1 PB C 22 van 22.1.2018.