Language of document :

Beroep ingesteld op 1 oktober 2010 - Timab Industries en CFPR/Commissie

(Zaak T-456/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: Timab Industries (Dinard, Frankrijk) en Cie financière et de participations Roullier (CFPR) (Saint-Malo, Frankrijk) (vertegenwoordiger: N. Lenoir, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

primair, de beschikking nietig verklaren;

subsidiair, artikel 1 van de beschikking nietig verklaren, met name voor zover dit bevestigt dat CFPR en Timab hebben deelgenomen aan praktijken inzake verkoopvoorwaarden en een compensatieregeling;

hoe dan ook, artikel 2 van de beschikking herzien en de aan CFPR en Timab hoofdelijk opgelegde geldboete aanzienlijk verminderen;

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoeksters vorderen primair nietigverklaring van beschikking C(2010) 5001 def. van de Commissie van 20 juli 2010 betreffende een procedure op grond van artikel 101 van het VWEU en artikel 53 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (zaak COMP/38866 - Fosfaten voor diervoeder), betreffende een mededingingsregeling op de Europese markt voor fosfaten voor diervoeder, die betrekking had op de toekenning van verkoopquota, de coördinatie van prijzen en verkoopvoorwaarden en de uitwisseling van gevoelige commerciële informatie.

Tot staving van hun betoog voeren verzoeksters acht middelen aan:

- schending van de rechten van de verdediging, de beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen en van behoorlijk bestuur, en van verordening nr. 773/20041 en de mededeling betreffende schikkingsprocedures2, aangezien verzoeksters zijn bestraft omdat zij zich hadden teruggetrokken uit de besprekingen die tot een schikking op grond van artikel 10 bis van verordening nr. 773/2004 moesten leiden, voor zover de door de Commissie bij de besprekingen inzake de schikking vastgestelde vermoedelijke geldboete vervolgens is verhoogd met 25 %, hoewel de vermoedelijke geldboete na het afbreken van de schikkingsprocedure met niet meer dan 10 % mocht worden verhoogd en hoewel de duur van de inbreuk met 60 % is ingeperkt.

- ontoereikende en tegenstrijdige motivering en schending van de rechten van de verdediging en van de regels inzake de bewijslast, voor zover verzoeksters praktijken zijn toegerekend waaraan zij niet hebben deelgenomen, terwijl de Commissie niet over bewijzen van een dergelijke deelname beschikte;

- schending van het beginsel dat de strengere strafwet geen terugwerkende kracht heeft en van de beginselen van bescherming van het gewettigd vertrouwen, gelijke behandeling en rechtszekerheid, aangezien het bedrag van de geldboete is vastgesteld op grond van de Richtsnoeren van 20063, hoewel de gestelde inbreuk heeft plaatsgevonden vóór de publicatie van deze Richtsnoeren; deze retroactieve toepassing van de Richtsnoeren van 2006 heeft geleid tot het opleggen van een hogere boete;

- schending van artikel 23 van verordening nr. 1/20034, van het evenredigheidsbeginsel, het beginsel dat straffen persoonlijk zijn en het beginsel van gelijke behandeling, aangezien de opgelegde boete niet representatief is voor de duur en de zwaarte van de praktijken;

- kennelijk onjuiste beoordeling van de zwaarte van de aan verzoeksters verweten praktijken en schending van het beginsel van gelijke behandeling en het beginsel dat straffen bij de vaststelling van het basisbedrag evenredig en persoonlijk zijn, aangezien de Commissie niet in aanmerking heeft genomen dat de inbreuk geen significante gevolgen heeft gehad en dat Timab in mindere mate heeft deelgenomen aan de mededingingsregeling dan de andere deelnemers;

- onjuiste beoordeling en schending van het beginsel dat straffen persoonlijk zijn en het beginsel van gelijke behandeling, door verzoeksters elke verzachtende omstandigheid te ontzeggen, hoewel zij afhankelijk waren van één van de andere deelnemers aan de mededingingsregeling en ondanks het concurrentieel gedrag van Timab;

- schending van de rechten van verdediging, van het beginsel van gelijke behandeling en van de clementieregeling5, voor zover de aan verzoeksters bij de besprekingen inzake de schikking uit clementie toegekende vermindering van de geldboete, aanzienlijk is teruggedraaid nadat verzoeksters zich uit deze besprekingen hadden teruggetrokken;

- kennelijk onjuiste beoordeling van verzoeksters' draagkracht en schending van het beginsel van gelijke behandeling en de gecombineerde bepalingen van artikel 3 VEU en Protocol nr. 17 bij het Verdrag van Lissabon, door de bepalingen van de Richtsnoeren van 2006 toe te passen op verzoeksters' draagkracht zonder rekening te houden met de uitzonderlijke omstandigheden die voortvloeien uit de crisis waarin de Europese landbouwsector verkeert, noch met verzoeksters' specifieke economische en sociale verplichtingen.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 773/2004 van de Commissie van 7 april 2004 betreffende procedures van de Commissie op grond van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB L 123, blz. 18).

2 - Mededeling van de Commissie betreffende schikkingsprocedures met het oog op de vaststelling van beschikkingen op grond van de artikelen 7 en 23 van verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad in kartelzaken (PB 2008, C 167, blz. 1).

3 - Richtsnoeren voor de berekening van geldboeten die uit hoofde van artikel 23, lid 2, sub a, van verordening (EG) nr. 1/2003 worden opgelegd (PB 2006, C 210, blz. 2).

4 - Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen [101 VWEU] en [102 VWEU] (PB 2003, L 1, blz. 1).

5 - Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken (PB 2002, C 45, blz. 3).