Language of document :

Beroep ingesteld op 4 november 2021 – AL / Commissie

(Zaak T-714/21)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: AL (vertegenwoordiger: R. Rata, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

primair, nietigverklaring van het besluit van de verwerende partij van 4 augustus 2021 (ref. Ares (2021) 4962656), vastgesteld in antwoord op de klacht die verzoeker op 9 april 2021 uit hoofde van artikel 90, lid 2, van het Statuut heeft ingediend tegen het besluit van het PMO van 11 januari 2021;1

overlegging en bekendmaking door de verwerende partij van (i) het bewijs in verband met de berekening die als grondslag heeft gediend voor het besluit van het PMO van 21 november 2019; en (ii) de volledige tekst van „het antwoord van het DG HR op een andere klacht”, dat ten dele wordt aangehaald in een e-mail van het PMO van 8 oktober 2020;

verordening aan de verwerende partij om de veronderstelde onderhoudskosten te bepalen voor de periode van 1 november 2020 tot en met 30 september 2021 gebaseerd op de woonplaats van verzoekers moeder in België; en

verordening aan de verwerende partij om ten behoeve van verzoekers moeder voor de periode van 1 november 2020 tot en met 30 september 2021 de toelage voor een kind ten laste te betalen;

verwijzing van de verwerende partij in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel: schending door de verwerende partij van artikel 2, lid 4, van bijlage VII bij het Statuut en van het besluit van de Commissie van 15 april 2014 inzake algemene uitvoeringsbepalingen betreffende personen die moeten worden behandeld als een ten laste komend kind, voor zover de verwerende partij bij de berekening van de kosten van levensonderhoud van verzoekers moeder er ten onrechte van is uitgegaan dat haar woonplaats in Roemenië en niet in België was. Voorts heeft de Commissie die kosten ten onrechte vastgesteld op 50 % van het basissalaris van een ambtenaar van de rang AST 1, eerste salaristrap, gecorrigeerd met de aanpassingscoëfficiënt voor Roemenië, aangezien zijn moeder permanent bij hem woonde, zodat moest worden uitgegaan van 40 % van dat basissalaris (zonder correctie).

Tweede middel: schending van artikel 85 van het Statuut, aangezien verzoeker zich er niet van bewust was dat er geen geldige reden was voor de betaling van de toelage ten behoeve van een persoon die is gelijkgesteld met een ten laste komend kind voor de periode van 1 november 2019 tot en met 31 oktober 2020, en het onverschuldigd betaalde evenmin zo duidelijk was dat het onmogelijk was dat hij daarvan niet de hoogte was.

____________

1     Het bestreden besluit betreft de betaling van gezinstoelagen krachtens artikel 2, lid 4, van bijlage VII bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie.