Language of document : ECLI:EU:F:2010:85

BESCHIKKING VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Derde kamer)

8 juli 2010 (*)

„Procesincident – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Voeging met de zaak ten gronde”

In zaak F‑87/09,

betreffende een beroep ingesteld krachtens artikel 40, lid 3, van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst) en artikel 93, lid 1, van het Statuut voor de personeelsleden van Europol,

Abraham Dekker, voormalig personeelslid van de Europese Politiedienst, wonende te Dordrecht (Nederland), vertegenwoordigd door N. D. Dane en P. de Casparis, advocaten,

verzoeker,

tegen

Europese Politiedienst (Europol), vertegenwoordigd door D. Neumann en D. El Khoury als gemachtigden, bijgestaan door B. Wägenbaur, advocaten,

verweerder,

geeft

HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Derde kamer),

samengesteld als volgt: P. Mahoney, president, H. Kreppel en S. Van Raepenbusch (rapporteur), rechters,

griffier: W. Hakenberg,

gezien de stukken,

de navolgende

Beschikking

1        Bij verzoekschrift, binnengekomen ter griffie van het Gerecht bij fax van 21 oktober 2009 (de neerlegging van het origineel heeft op 26 oktober daaraanvolgend plaatsgevonden), vraagt verzoeker om nietigverklaring van het besluit van de Europese Politiedienst (hierna: „Europol”) van 15 april 2009, waarbij verweerder zich onder meer op het standpunt heeft gesteld dat wanneer de Nederlandse belastingdienst verzoekers bezwaar zou afwijzen en derhalve zijn besluit om het invaliditeitspensioen dat verzoeker krachtens het Statuut voor de personeelsleden van Europol wordt uitgekeerd aan de Nederlandse belasting te onderwerpen, zou handhaven, Europol hem het bedrag zal betalen van de belasting die hijzelf over dit pensioen heeft ingehouden, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de toekomst niet een dergelijke belasting zal heffen, zonder verzoeker evenwel een netto-inkomen te garanderen dan wel de door de Nederlandse belastingheffing veroorzaakte schade te vergoeden, alsmede van het besluit van Europol van 23 juli 2009 houdende afwijzing van zijn klacht tegen dat besluit.

2        Bij afzonderlijke akte, binnengekomen ter griffie van het Gerecht op 14 december 2009 (de neerlegging van het origineel heeft op 16 december daaraanvolgend plaatsgevonden), heeft Europol een exceptie van niet-ontvankelijkheid van het onderhavige beroep opgeworpen.

3        Wanneer de verwerende partij bij afzonderlijke akte een exceptie van niet-ontvankelijkheid opwerpt, beslist het Gerecht volgens artikel 78, lid 3, eerste alinea, van het Reglement voor de procesvoering op het verzoek of voegt het met de zaak ten gronde.

4        In de omstandigheden van het onderhavige geval is het Gerecht van oordeel dat die exceptie overeenkomstig artikel 78, lid 3, tweede alinea, moet worden gevoegd met de zaak ten gronde en het geding moet worden voortgezet.


HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN (Derde kamer)

beschikt:

1)      Het verzoek van de Europese Politiedienst (Europol) om uitspraak te doen over de niet-ontvankelijkheid wordt gevoegd met de zaak ten gronde.

2)      De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Luxemburg, 8 juli 2010.

De griffier

 

       De president

W. Hakenberg

 

       P. Mahoney

De teksten van deze beslissing en van de daarin aangehaalde beslissingen van de rechterlijke instanties van de Europese Unie zijn beschikbaar op de website www.curia.europa.eu


* Procestaal: Nederlands.