Language of document : ECLI:EU:T:2004:53

Zaak T‑319/03

Graham French e.a.

tegen

Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Kennelijke niet-ontvankelijkheid – Beroep tot schadevergoeding”

Samenvatting van de beschikking

Procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Identificatie van voorwerp van geschil – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Verzoekschrift strekkende tot vergoeding van door gemeenschapsinstelling veroorzaakte schade

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea, en 53, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c en d)

Uit artikel 21, eerste alinea, van het Statuut van het Hof van Justitie, dat overeenkomstig artikel 53, eerste alinea, van dit Statuut van toepassing is op de procedure voor het Gerecht, en uit artikel 44, lid 1, sub c en d, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht volgt dat het verzoekschrift met name het voorwerp van het geschil dient aan te geven en de conclusies en een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen dient te bevatten. Deze gegevens dienen zo duidelijk en precies te zijn dat de verweerder zijn verweer kan voorbereiden en het Gerecht uitspraak kan doen op het beroep, eventueel zonder bijkomende informatie. Teneinde de rechtszekerheid en een goede rechtsbedeling te waarborgen, is het voor de ontvankelijkheid van een beroep noodzakelijk, dat de essentiële feitelijke en juridische gronden van het beroep – althans summier, maar coherent en begrijpelijk – uit het verzoekschrift zelf blijken.

Om aan deze vereisten te voldoen, moet een verzoekschrift tot vergoeding van de door een gemeenschapsinstelling veroorzaakte schade bevatten: de gegevens die het mogelijk maken te bepalen welke gedraging verzoeker aan de instelling verwijt, de redenen waarom verzoeker meent dat er tussen die gedraging en de gestelde schade een causaal verband bestaat, en de aard en de omvang van die schade

(cf. punten 13‑14)