Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 19 februari 2013 door de Europese Commissie tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 11 december 2012 in zaak F-122/10, Cocchi en Falcione / Commissie

(Zaak T-103/13 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: G. Gattinara en D. Martin, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Giorgio Cocchi (Wezembeek-Oppem, België) en Nicola Falcione (Brussel, België)

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 13 december 2012 in zaak F-122/10, Cocchi en Falcione/Commissie te vernietigen;

het ingestelde beroep van Cocchi en Falcione in zaak F-122/10 niet-ontvankelijk of in elk geval ongegrond te verklaren;

te beslissen dat elke partij haar eigen kosten in deze aanleg zal dragen;

Cocchi en Falcione te verwijzen in de kosten die voor het Gerecht voor ambtenarenzaken zijn gemaakt.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij twee middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan schending van het begrip "bezwarend besluit" voor zover het Gerecht heeft geoordeeld dat het beroep in eerste aanleg ontvankelijk was door het voorstel van de Commissie aan belanghebbenden met betrekking tot het aantal te vergoeden pensioenjaren in het kader van de overdracht van hun pensioenrechten overeenkomstig artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Ambtenarenstatuut van de Europese Unie als bezwarend besluit aan te merken;

Tweede middel, ontleend aan schending van het beginsel van gewettigd vertrouwen daar het Gerecht voor ambtenarenzaken het ingestelde beroep gedeeltelijke heeft toegewezen en hiermee blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van dit beginsel. De Commissie betoogt dat haar voorstellen geen enkel gewettigd vertrouwen hadden kunnen doen postvatten bij belanghebbenden, aangezien deze voorstellen eveneens rekening hielden met de periodes in dienst na de indiensttreding van de belanghebbenden en deze voorstellen niet verwezen naar het effectief overgedragen bedrag, maar naar het overdraagbare bedrag, in tegenstelling tot de duidelijke bewoordingen van artikel 11, lid 2, van bijlage VIII bij het Ambtenarenstatuut van de Europese Unie.

____________