Language of document : ECLI:EU:T:2013:477





Arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 september 2013 – Duravit e.a./Commissie

(Zaak T‑364/10)

„Mededinging – Mededingingsregelingen – Belgische, Duitse, Franse, Italiaanse, Nederlandse en Oostenrijkse markt van badkamersanitair – Besluit waarbij inbreuk op artikel 101 VWEU en artikel 53 van EER-Overeenkomst is vastgesteld – Coördinatie van prijsverhogingen en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie – Een enkele voortdurende inbreuk – Bewijslast – Geldboeten – Gelijke behandeling – Evenredigheid – Legaliteit van sancties”

1.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Beoordelingsvrijheid van Commissie – Rechterlijke toetsing – Volledige rechtsmacht van Unierechter – Omvang – Inaanmerkingneming van richtsnoeren voor berekening van geldboeten – Grenzen – Eerbiediging van algemene rechtsbeginselen (Art. 261 VWEU en 263 VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 31; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie) (cf. punten 42‑45, 48, 55, 177, 358, 359, 364)

2.                     Gerechtelijke procedure – Maatregelen van instructie – Horen van getuigen – Beoordelingsvrijheid van Gerecht – Invloed van beginsel van recht op eerlijk proces (Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 68) (cf. punten 49‑53)

3.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Rechtskader – Artikel 23, leden 2 en 3, van verordening nr. 1/2003 – Beoordelingsvrijheid die door dit artikel aan Commissie wordt verleend – Invoering door Commissie van richtsnoeren voor berekening van geldboeten – Schending van beginsel van legaliteit van sancties en van rechtszekerheidsbeginsel – Geen (Art. 101, lid 1, VWEU en 290, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 2 en 3; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie) (cf. punten 64‑66, 71‑81)

4.                     Recht van Europese Unie – Algemene rechtsbeginselen – Rechtszekerheid – Legaliteit van sancties – Draagwijdte (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 49, lid 1) (cf. punten 67‑69)

5.                     Mededingingsregelingen – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Begrip – Algemene mededingingsregeling – Criteria – Een enkele doelstelling – Grensoverschrijdende commerciële banden en grensoverschrijdend handelsverkeer – Wijze waarop inbreuk is gemaakt – Geen invloed (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 90‑92, 134, 139, 140, 143)

6.                     Recht van Europese Unie – Beginselen – Grondrechten – Vermoeden van onschuld – Mededingingsprocedure – Toepasselijkheid (Art. 6, lid 2, EU; art. 101, lid 1, VWEU; Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 47 en 48, lid 1) (cf. punten 93‑95)

7.                     Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld bestaande in sluiting van mededingingsverstorende overeenkomst – Besluit dat is gesteund op bewijsstukken die volstaan ten bewijze van bestaan van inbreuk – Bewijslast van ondernemingen die bestaan van inbreuk betwisten (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 96‑99, 141, 144)

8.                     Mededinging – Administratieve procedure – Beschikking van Commissie waarbij inbreuk wordt vastgesteld – Wijze van bewijslevering – Bundel aanwijzingen – Vereiste mate van bewijskracht van individueel beschouwde aanwijzingen – Overlegging door Commissie van verklaringen van andere beschuldigde ondernemingen – Bewijswaarde (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 2) (cf. punten 100‑108, 186, 191, 195)

9.                     Mededinging – Administratieve procedure – Mededeling van punten van bezwaar – Vereiste inhoud – Eerbiediging van rechten van verdediging – Bewijzen die in aanmerking kunnen worden genomen (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27, lid 1) (cf. punten 150, 160)

10.                     Mededingingsregelingen – Verbod – Inbreuken – Overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen, die één enkele inbreuk vormen – Aansprakelijkstelling van onderneming wegens deelneming aan inbreuk die in haar geheel wordt beschouwd – Voorwaarden – Volstaan van stilzwijgende goedkeuring, zonder publiekelijke afstandneming of aangifte bij bevoegde instanties, voor aansprakelijkheid van onderneming (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 180‑183, 249, 252)

11.                     Mededingingsregelingen – Onderling afgestemde feitelijke gedragingen – Begrip – Coördinatie en samenwerking in strijd met verplichting van elke onderneming om marktgedrag zelfstandig te bepalen – Uitwisseling van informatie tussen concurrenten – Mededingingsbeperkend doel of gevolg – Vermoeden – Voorwaarden – Deelneming die onder dwang zou zijn geschied – Geen rechtvaardigingsgrond voor onderneming die geen gebruik heeft gemaakt van mogelijkheid van aangifte bij bevoegde autoriteiten (Art. 101, lid 1, VWEU) (cf. punten 199, 210‑212, 227, 233, 318)

12.                     Gerechtelijke procedure – Inleidend verzoekschrift – Vormvereisten – Summiere uiteenzetting van aangevoerde middelen – Geen – Niet‑ontvankelijkheid (Statuut van het Hof van Justitie, art. 21, eerste alinea; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 44, lid 1, sub c) (cf. punten 292‑294)

13.                     Mededinging – Administratieve procedure – Eerbiediging van rechten van verdediging – Horen van ondernemingen – Opstellen van proces-verbaal en vastleggen van verhoor – Schending van recht om te worden gehoord – Geen (Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 1; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 27, lid 1; verordening nr. 773/2004 van de Commissie, art. 12 en 14, lid 8) (cf. punten 344‑350)

14.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling – Criteria – Zwaarte van inbreuk – Beoordelingscriteria – Aard en geografische omvang van inbreuk (Art. 101, lid 1, VWEU; verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, leden 2 en 3; mededeling 2006/C 210/02 van de Commissie, punten 21‑23) (cf. punten 370‑373)

15.                     Mededinging – Geldboeten – Bedrag – Vaststelling– Maximumbedrag – Berekening – Onderscheid tussen eindbedrag en tussenbedrag van geldboete – Gevolgen (Verordening nr. 1/2003 van de Raad, art. 23, lid 2) (cf. punten 379‑384)

Voorwerp

Verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van besluit C(2010) 4185 definitief van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.092 – Badkamersanitair), en, subsidiair, een verzoek tot verlaging van het bedrag van de geldboete die verzoeksters bij dat besluit is opgelegd.

Dictum

1)

Artikel 1, lid 1, punt 8, van besluit C(2010) 4185 definitief van de Commissie van 23 juni 2010 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.092 – Badkamersanitair) wordt nietig verklaard voor zover de Europese Commissie daarbij heeft vastgesteld dat Duravit AG, Duravit BeLux SPRL/BVBA en Duravit SA hebben deelgenomen aan een inbreuk op het grondgebied van Italië, Oostenrijk en Nederland.

2)

Het beroep wordt verworpen voor het overige.

3)

Duravit AG, Duravit BeLux en Duravit SA zullen drie vierde van hun eigen kosten dragen.

4)

De Commissie zal haar eigen kosten en een vierde van de kosten van Duravit AG, Duravit BeLux en Duravit SA dragen.

5)

De Raad van de Europese Unie zal zijn eigen kosten dragen.