Language of document : ECLI:EU:T:2009:457

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

19 november 2009

Zaak T‑50/08 P

Christos Michail

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordelingsjaar 2004 – Motiveringsplicht van Gerecht voor ambtenarenzaken”

Betreft: Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 22 november 2007, Michail/Commissie (F‑34/06, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing: De hogere voorziening wordt afgewezen. Michail draagt zijn eigen kosten alsook die welke de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het kader van deze procedure heeft gemaakt.

Samenvatting

1.      Hogere voorziening – Middelen – Vordering die door geen enkel specifiek middel wordt gestaafd – Niet-ontvankelijkheid

(Art. 225 A EG; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1; Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van eerste aanleg, art. 138, lid 1, eerste alinea, sub c)

2.      Procedure – Motivering van arresten – Draagwijdte

(Statuut van het Hof van Justitie, art. 36 en bijlage I, art. 7, lid 1)

3.      Hogere voorziening – Middelen – Onjuiste opvatting van bewijselementen – Materiële onjuistheid van feitelijke vaststellingen, die uit processtukken blijkt – Ontvankelijkheid

(Art. 225 A EG; Statuut van het Hof van Justitie, bijlage I, art. 11, lid 1)

4.      Beroep tot nietigverklaring – Middelen – Falend middel – Begrip

5.      Hogere voorziening – Middelen – Middel voorgedragen tegen rechtsoverweging van arrest die niet noodzakelijk is voor onderbouwing van dictum – Falend middel

1.      Uit artikel 225 A EG, artikel 11, lid 1, van bijlage I bij het Statuut van het Hof van het Hof van Justitie en artikel 138, lid 1, eerste alinea, sub c, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht volgt dat een hogere voorziening duidelijk moet aangeven tegen welke onderdelen van het arrest waarvan de vernietiging wordt gevorderd, zij is gericht, en welke argumenten rechtens die vordering specifiek staven

De vordering van een hogere voorziening strekkende tot vernietiging van een arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken moet derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard voor zover zij niet wordt gestaafd door enig specifiek middel.

(cf. punten 30‑33)

Referentie: Hof 17 september 1996, San Marco/Commissie, C‑19/95 P, Jurispr. blz. I‑4435, punt 37; Hof 28 mei 1998, New Holland Ford/Commissie, C‑8/95 P, Jurispr. blz. I‑3175, punt 23

2.      De verplichting van het Gerecht voor ambtenarenzaken om zijn beslissingen te motiveren gaat weliswaar niet zo ver dat het op elk argument van een partij in detail moet ingaan, met name wanneer dat argument niet voldoende duidelijk en nauwkeurig is en niet wordt gestaafd door uitvoerig bewijs, doch het moet op grond van die verplichting wel alle voor hem aangevoerde schendingen van het recht onderzoeken. De arresten van het Gerecht voor ambtenarenzaken moeten voldoende gemotiveerd zijn om het Gerecht in staat te stellen zijn rechterlijke controle uit te oefenen.

(cf. punten 42 en 56)

Referentie: Hof 10 december 1998, Schröder e.a./Commissie, C‑221/97 P, Jurispr. blz. I‑8255, punt 24; Hof 6 maart 2001, Connolly/Commissie, C‑274/99 P, Jurispr. blz. I‑1611, punt 121; Hof 11 september 2003, België/Commissie, C‑197/99 P, Jurispr. blz. I‑8461, punt 81; Hof 18 mei 2006, Archer Daniels Midland en Archer Daniels Midland Ingredients/Commissie, C‑397/03 P, Jurispr. blz. I‑4429, punt 60, en de aangehaalde rechtspraak; Hof 4 oktober 2007, Naipes Heraclio Fournier/BHIM, C‑311/05 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 52, en de aangehaalde rechtspraak; Hof 25 oktober 2007, Komninou e.a./Commissie, C‑167/06 P, niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 22

3.      In hogere voorziening zijn grieven inzake de vaststelling en de beoordeling van de feiten in de bestreden beslissing ontvankelijk, wanneer de rekwirant stelt dat de bevindingen van het Gerecht voor ambtenarenzaken blijkens de processtukken materieel onjuist zijn of dat het de hem voorgelegde bewijselementen onjuist heeft opgevat. Het middel ontleend aan een onvolledig onderzoek van de feiten moet in hogere voorziening eveneens ontvankelijk worden geacht.

(cf. punt 50)

Referentie: Hof 15 oktober 2002, Limburgse Vinyl Maatschappij e.a./Commissie, C‑238/99 P, C‑244/99 P, C‑245/99 P, C‑247/99 P, C‑250/99 P–C‑252/99 P en C‑254/99 P, Jurispr. blz. I‑8375, punten 392‑405; Hof 18 januari 2007, PKK en KNK/Raad, C‑229/05 P, Jurispr. blz. I‑439, punt 35, en de aangehaalde rechtspraak; Gerecht 19 september 2008, Chassagne/Commissie, T‑253/06 P, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 57

4.      In het kader van een beroep tot nietigverklaring kan de gemeenschapsrechter een middel of een grief afwijzen wanneer hij vaststelt dat het middel of de grief, in geval van gegrondheid, niet tot de nagestreefde nietigverklaring kan leiden.

(cf. punt 59)

Referentie: Hof 21 september 2000, EFMA/Raad, C‑46/98 P, Jurispr. blz. I‑7079, punt 38; Hof 30 september 2003, Eurocoton e.a./Raad, C‑76/01 P, Jurispr. blz. I‑10091, punt 52

5.      Zodra een van de door het Gerecht voor ambtenarenzaken uitgesproken rechtsoverwegingen het dictum van zijn arrest voldoende onderbouwt, hebben de tekortkomingen die aan een andere in het arrest voorkomende rechtsoverweging kleven, hoe dan ook geen invloed op het dictum, zodat het middel dat hierop is gegrond, ondeugdelijk is en moet worden afgewezen.

(cf. punt 65)

Referentie: Hof 2 juni 1994, de Compte/Parlement, C‑326/91 P, Jurispr. blz. I‑2091, punt 94; Hof 29 april 2004, Commissie/CAS Succhi di Frutta, C‑496/99 P, Jurispr. blz. I‑3801, punt 68